Aanvullend, Volkskrant legt uit waarom de modellen omtrent klimaatverandering de huidige extremen niet konden voorspellen. Het artikel zit achter een paywall, dus hierbij de belangrijkste teksten bij de zes punten:
Zes redenen waarom klimaatmodellen de hitte-extremen onderschattenNatuurlijk, het klimaat verandert, door de uitstoot van broeikasgassen door de mens. Maar gaat dit niet érg snel? Sneller dan verwacht?
Ja, zegt Bart van den Hurk, klimaatonderzoeker bij kennisinstituut Deltares. ‘Wetenschappers zijn verrast door wat er nu gebeurt. De extremen komen sneller dan ik voor mogelijk had gehouden.’
Ja, zegt ook Sjoukje Philip, onderzoeker klimaatverandering bij het KNMI. ‘Het was te verwachten dat we nu de gevolgen van de opwarming echt zouden gaan merken. Maar zó veel verbroken records hadden we nog niet voorzien. Vooral in bepaalde regio’s, zoals in West-Europa, onderschatten klimaatmodellen de werkelijkheid.’
Zes redenen:
1. Extremen zijn moeilijk te berekenen
‘Extreme temperaturen komen weinig voor, daarom is het moeilijk ze in de klimaatmodellen te krijgen’, legt klimaatonderzoeker Van den Hurk uit. ‘Je kunt niet precies inschatten wat de kans erop is.’
Hij noemt een voorbeeld. ‘Als je me een paar jaar geleden had gevraagd: kan het 50 graden worden aan de noordwestkust van de Verenigde Staten en in de buurt van Vancouver? Dan had ik gezegd: nee, dat kan niet, de kans daarop is te klein. Maar in 2021 gebeurde het. En als je dan beter kijkt, is het ook wel te begrijpen. Er lag een sterk opgewarmde Stille Oceaan, er kwam een luchtcirculatie op gang die warme lucht aanvoerde, het land droogde uit waardoor de opwarming nog eens werd versterkt, er kwam een föhn over de Rocky’s het gebied in. Vier, vijf, zes factoren samen vormen zo een extreem. En kennelijk is de kans op zo’n combinatie van factoren groter dan gedacht.’
2. Verstedelijking, ontbossing, droogte: ze jagen de temperatuur op
Wat zit er achter die hoger uitgevallen kans op extremen? Vooral de landinrichting lijkt een grote invloed te hebben. ‘Door regionale details’, zegt Sjoukje Philip van het KNMI, ‘onderschatten klimaatmodellen de hitte-extremen.’
Ze somt een rijtje op: verstedelijking, irrigatie, vegetatie. ‘Als er meer mensen komen, gebruiken ze meer water en is er sneller een watertekort. En wanneer de bodem uitdroogt door zoiets als een irrigatieverbod, warmt de boel sneller op. Net als wanneer er minder bossen komen.’
In een studie waaraan Philip meewerkte, luidt de conclusie dat er ‘een oncomfortabel lange lijst is met redenen voor extreme hitte’.
3. Regionaal gaat de opwarming sneller dan wereldwijd
Niet alleen de uitschieters, ook de grondtoon van het klimaat verandert. En het verraderlijke is: dat gebeurt niet overal in dezelfde mate. Zo bedraagt de opwarming wereldwijd op dit moment 1,2 graden, sinds de start van de industrialisatie eind 19de eeuw, maar zit Europa al op 2,2 graden in de plus.
Terwijl de IPCC-modellen de wereldwijde opwarming goed weten te voorspellen, geldt dat niet altijd voor regionale temperatuurstijgingen. De trend klopt weliswaar, maar de snelheid van de opwarming blijft in sommige gebieden behoorlijk achter bij de werkelijkheid. En dat geeft weer te denken over de voorspellingen voor de toekomst, bijvoorbeeld in het Middellandse Zeegebied.
4. Het Noordpoolijs smelt sneller dan gedacht
Zelfs ingrijpende processen zitten niet altijd goed in de set van klimaatmodellen van het IPCC. Een daarvan is het smelten van de ijskap rond de Noordpool. ‘Het is natuurlijk heel moeilijk en duur om in het Noordpoolgebied metingen te doen’, vertelt Morven Muilwijk, onderzoeker aan het Noors Poolinstituut. ‘Daardoor is de opwarming daar nog niet goed in kaart gebracht.’
‘Je moet het water in de zee zien als een taart met lagen, warme en koude’, legt Muilwijk uit. ‘De aanname in de klimaatmodellen is dat de warmere waterlagen het ijs niet raken. Maar uit metingen met ons onderzoeksschip blijkt dat dit een misvatting is. Het warme water komt wél in contact met de ijskap, waardoor het ijs sneller smelt dan gedacht.’
Dat is geen detail, benadrukt hij. ‘Dit is het belangrijkste proces dat niet goed in klimaatmodellen zit. Ze zijn daardoor allemaal te conservatief.’
5. Het IPCC is conservatief van aard
Alles wat onzeker is, dringt maar moeilijk door tot de klimaatvoorspellingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het smelten van de ijskappen in het Noordpoolgebied en op Antarctica. Wetenschappers weten nog niet precies wat er gaande is in die afgelegen gebieden. En dus kozen ze er in het verleden vaak voor om die processen niet in de klimaatmodellen te stoppen.
Steeds waren er ook geleerden die zich daarover ongemakkelijk voelden. ‘De IPCC-rapporten zijn te conservatief’, zei bijvoorbeeld de Britse aardwetenschapper Bill McGuire in 2021 tegen de BBC, op het moment dat de wereld vol verbazing keek naar de hevige regenval en overstromingen in Duitsland en de hittegolf in de Verenigde Staten. Volgens McGuire was er onvoldoende aandacht voor tippingpoints en feedback loops: processen die, als ze eenmaal op gang zijn, onhoudbaar worden.
6. De emissies blijven maar stijgen
De verslaving van de mens aan fossiele brandstoffen is hardnekkig. Ook nu al jaren bekend is dat de uitstoot van broeikasgassen leidt tot klimaatverandering, blijven de emissies stijgen, al gaat dat de laatste jaren langzamer dan voorheen. Het laat onverlet dat in 2022 een nieuwe recordhoeveelheid CO2 werd uitgestoten.
De hoogste emissiescenario’s werden in het laatste IPCC-rapport bijgesteld naar de pessimistische kant. Tot halverwege deze eeuw neemt de uitstoot in die scenario’s sneller toe dan tien jaar geleden gedacht. En nog steeds zijn die scenario’s tamelijk onzeker, zegt Bart van den Hurk. ‘In de fysische klimaatmodellen zitten al veel aannames, en wij baseren ons dan nog op de natuurwetten. Sociologen en economen moeten aannames maken over het menselijk gedrag. Dat is veel moeilijker.’
Bovendien is er nog een dark horse in klimaatverandering: methaan. Dat is ook een broeikasgas, veel sterker dan koolstofdioxide, en volgens het laatste IPCC-rapport in z’n eentje al verantwoordelijk voor 0,5 graad temperatuurstijging (op een totaal van 1,1 graad).
Vanuit de ruimte worden regelmatig nieuwe bronnen van methaan ontdekt, onder andere met het Nederlandse meetinstrument Tropomi: vuilnisbelten, kolenmijnen, gaswinningsinstallaties. Maar dat is niet het enige. Vanaf 2006 schoot de methaanconcentratie opeens de lucht in, en het extra methaan lijkt voor het grootste deel afkomstig uit de natuur.