Vorige week dinsdag kreeg ik het vervolg bindend advies van de geschillencommissie in mijn zaak met Liander (dossier 113858).
Hier te downloaden.
Korte samenvatting
De commissie handhaaft het eerdere bindend advies, maar middelt de wens van Liander (verwijderen en €605 in rekening brengen) en die van mij (vanuit redelijkheid €138,02 bijdragen) door een goedkopere manier van afsluiting (buiten gebruik stellen van de aansluitleiding conform NEN 7244-7 artikel 5.3) voor te schrijven (na o.a. een Europese aanbesteding) en mij daarvoor te laten betalen. Over de hoogte van dat bedrag wil de commissie zich niet uitspreken. Vandaar dat mijn klacht over de uitvoering van het bindend advies werd verworpen. Onduidelijk blijft óf en zo ja welke juridische argumentatie ten grondslag ligt aan dit advies van de commissie.
Inhoud vervolg bindend advies
Zoals jullie weten luidde het
eerdere bindend advies van 16-4-2018:
“De commissie stelt vast dat de opzegging van consument van de aansluit- en transportovereenkomst door de ondernemer conform artikel 3.6 AV zal worden geëffectueerd. Daarbij mag de ondernemer enkel de in verband met de afsluiting gepaard gaande redelijke kosten in rekening brengen, niet zijnde de kosten die verband houden met het verwijderen van de aansluiting en meetinrichting.”
Dit vervolg bindend advies komt voort uit mijn klacht bij de geschillencommissie dat Liander maanden na uitkomen van het advies (half april 2018) nog steeds niet duidelijk wenste te maken wat die met de afsluiting gepaard gaande redelijke kosten dan wel zouden zijn. Sterker nog: Liander zinspeelde in de communicatie op het in rekening brengen van de volledige 605 euro die het bedrijf in 2017 rekende voor het wegnemen van de aansluiting.
Het vervolg bindend advies is een ‘mixed bag’:
- Het bindend advies van 26-2-2018 blijft onverkort gehandhaafd. Dat betekent dat Liander nog steeds enkel de in verband met de afsluiting gepaard gaande redelijke kosten bij mij in rekening mag brengen, niet zijnde de kosten die verband houden met het verwijderen van de aansluiting en meetinrichting.
- Maar de commissie wijst mijn vervolgklacht af: ze wil geen besluit nemen over de hoogte van de redelijke kosten die in rekening mogen worden gebracht.
- De commissie constateert vervolgens op grond van het door Liander ingebrachte KIWA-rapport van 21-9-2018 dat de alternatieve (voor de consument voordeligere) oplossing van het volledig drukloos maken van leidingen wel een prima alternatief is voor het waarborgen van de veiligheid. Het KIWA-rapport noemt dit alternatief het loskoppelen van de aansluitleiding van de hoofdleiding conform NEN 7244-7 artikel 5.3. De commissie schrijft: “Het door de commissie in het bindend advies veronderstelde alternatief in plaats van verwijdering van de aansluiting bestaat derhalve zoals uit het Kiwa rapport naar voren komt.”
- In het vervolg bindend advies schrijft de commissie dit alternatief daarom nu in mijn geval ook voor:
“Zoals ter zitting is gebleken staan de kosten verbonden met de alternatieve afsluiting nog niet vast en is daarvoor nog een (Europese) aanbesteding nodig. Daarnaast zijn de netbeheerders bezig een uniform en algemeen visie/beleid te ontwikkelen voor wat betreft deze materie/problematiek. Dat is allemaal nog niet uitgekristalliseerd. Pas als die volledige duidelijkheid er is zal de ondernemer in dit geval over kunnen gaan tot het doen uitvoeren van (proportionele) werkzaamheden die verbonden zijn aan de afsluiting en de met opzegging verbonden redelijke kosten bij de consument in rekening brengen. Zover is het nog niet zodat de commissie daarover ook niets kan beslissen.” (onderstreping door mij)
Wat betekent dit advies voor mij?
In mijn geval betekent dit vervolg bindend advies mijns inziens:
- Dat Liander nog steeds niet de kosten van volledige wegneming van de aansluiting en meetinrichting bij mij in rekening mag brengen.
- Dat Liander bij mij wél kosten in rekening mag brengen indien Liander mijn gasaansluiting buiten gebruik stelt conform NEN 7244-7 artikel 5.3, maar dat pas kan doen onder de uitdrukkelijke voorwaarden dat
- De kosten verbonden met de alternatieve afsluiting vaststaan;
- Deze kosten volgen uit een (Europese) aanbesteding;
- Deze kosten redelijk zijn naar het oordeel van de ACM;
- Het uniforme en algemene visie/beleid van de netbeheerders is uitgekristalliseerd.
Die (Europese) aanbesteding staat er in, omdat de commissie aanneemt dat het voorgeschreven alternatief van afsluiten goedkoper is dan de variant van Liander, maar dat alleen daadwerkelijk kan zijn als het (Europees) is aanbesteed.
Met de voorwaarde dat ‘Het uniforme en algemene visie/beleid van de netbeheerders is uitgekristalliseerd’ zegt de commissie eigenlijk tegelijkertijd dat wat Liander bij mij gaat doen moet passen in een consistente lijn van alle netbeheerders. Gevoegd bij de eis dat de gasaansluiting buiten gebruik wordt gesteld conform NEN 7244-7 artikel 5.3, betekent dat volgens mij eigenlijk dat de commissie dit voorschrijft als algemeen beleid van de netbeheerders.
Wat betekent dit advies voor anderen?
Hier zullen Liander en ik het waarschijnlijk zeker niet over eens zijn. Ik denk dat dit vervolg bindend advies voor anderen (o.a. velen op
deze lijst) niet zo bar veel betekent, en wel hierom:
- De grondslag voor het in rekening mogen brengen van de redelijke kosten (niet zijnde de kosten die verband houden met het verwijderen van de aansluiting en meetinrichting) betrof in dit geschil de bereidheid van de consument in kwestie om bij te dragen aan de noodzakelijke handelingen. Er wordt verder geen grondslag in het bindend advies genoemd.
- De meesten hier hebben een andere route gevolgd dan ik:
- De meesten hier volgen het stappenplan, waarbij de ATO tegelijkertijd wordt opgezegd met het leveringscontract via machtiging van de energieleverancier, zoals beschreven in artikel 3.6. De ATO is in zulke gevallen beëindigd nadat de netbeheerder tien werkdagen de gelegenheid heeft gehad de noodzakelijke handelingen te verrichten. In mijn geval zegde ik weliswaar mijn ATO al eind augustus 2017 op, maar mijn leveringscontract pas half mei 2018, op suggestie van Liander. De automatische beëindiging van de ATO na tien werkdagen heeft geen rol gespeeld in dit geschil, maar is een wezenlijke kwestie i.v.m. de eventuele rol die de ATO en de Algemene Voorwaarden nog spelen in het natraject bij anderen.
- De meesten hier hebben niet de bereidheid uitgesproken om bij te dragen aan de kosten voor de noodzakelijke handelingen. Ik deed dat wel ter zitting, en die bereidheid vormt ook de enige naspeurbare grondslag in het advies van de commissie voor het in rekening mogen brengen van kosten.
- Het Bindend Advies, noch het Vervolg Bindend Advies doen iets af aan de argumentatie die ten grondslag ligt aan het stappenplan dat er privaatrechtelijk noch publiekrechtelijk een grondslag bestaat voor het in rekening brengen van kosten naar aanleiding van het opzeggen van de Aansluit- en Transportovereenkomst. De commissie heeft een midden gekozen tussen mijn bereidheid tot een bijdrage, en de wens van Liander tot volledige verwijdering door in het Vervolg Bindend Advies het genoemde goedkopere alternatief voor te schrijven.
- De meeste van de door ons gehanteerde argumenten zijn ter tafel gekomen in mijn dossier, behalve de betekenis van het punt van ‘de systematiek van voorcalculatie’ in artikel 2.5.1.12 van de Tarievencode Gas. Noch het Bindend Advies, noch het Vervolg Bindend Advies zeggen uiteindelijk expliciet iets over de rol van die argumenten in deze beslissing.
- In ieder geval over de volgende fundamentele punten blijft onenigheid bestaan (en zelfs de interpretatie daarvan bij de diverse netbeheerders verschilt):
- De vraag of er nog verplichtingen voortkomen uit de Aansluit- en Transportovereenkomst (ATO) en de Algemene Voorwaarden (AV), nadat deze is opgezegd op grond van artikel 3.6 en beëindigd na tien werkdagen. Wij menen van niet.
- De vraag of het handelen waarover artikel 5.3 lid b van de AV spreekt ook de rechtshandeling van de opzegging van de ATO betreft. Wij menen van niet.
- De vraag of artikel 2.5.1.12 van de Tarievencode Gas een grond geeft voor de netbeheerder om kosten in rekening te brengen voor afsluiten danwel wegnemen, ook als daar geen offerte + opdracht (‘systematiek van voorcalculatie’) aan vooraf is gegaan. Wij menen van niet.
Conclusie
De belangrijkste winst van mijn geschil is de expliciete conclusie van de Geschillencommissie dat voor beëindiging van de ATO geen opdracht vereist is van de afnemer tot wegneming van de aansluiting, als de afnemer zijn ATO opzegt op grond van artikel 3.6 AV. Onduidelijk blijft of er zonder zo’n opdracht privaatrechtelijk of publiekrechtelijk een grondslag bestaat voor het in rekening brengen van kosten voor werkzaamheden die de netbeheerder verkiest te doen. Een gewone rechter zou daarover moeten oordelen, want de geschillencommissie blijft de onderliggende juridische argumentatie schimmig houden.
Dit zijn zo mijn gedachten. Wat zijn jullie gedachten over het vervolg?
Voor de geïnteresseerden: de achterliggende documenten van mijn kant staan
on-line:
[
Voor 114% gewijzigd door
Bram-Bos op 24-09-2019 12:40
]