Uitgebreid artikel in
Trouw over het opleiden van Oekraïense militairen in Duitsland, door o.a. Nederlandse trainers. In totaal moeten 30.000 Oekraïners deze training krijgen.
Op een geheime plek in Duitsland krijgen onervaren Oekraïners training van militairen uit verschillende Europese landen. Ook Nederland is met zestig trainers aanwezig.Trouw liep een dag mee.
Het beeld dat geschetst wordt, is toch wel dat van "onervarenheid", onder andere omdat het Oekraïense leger echt wel zware klappen heeft gehad:
In de komende week leren deze Oekraïners onder andere schieten met een automatisch geweer, handgranaten gooien, mijnen en boobytraps herkennen, militaire eerste hulp en tactische vaardigheden. Veel om onder de knie te krijgen, zeker omdat de meesten dienstplichtigen zijn, meestal zonder enige gevechtservaring.
“Het leger waarmee ze gestart zijn is voor een groot deel niet meer in leven”, zegt generaal Martin Bonn, de Nederlandse plaatsvervangend commandant van de Europese missie in Duitsland. “Zij moeten nu een heel nieuw leger vormen. Daar proberen wij ze nu op verschillende niveaus bij te adviseren.”
Generaal Bonn ziet een groot verschil in niveau bij de Oekraïense militairen. Bij eerdere Europese trainingen voor het Patriot-systeem zag Bonn mannen met meer ervaring. “Zij hadden al Russische vliegtuigen afgeschoten, ze wisten hoe ze met radars om moesten gaan. Die training verliep dus veel soepeler.” Maar bij de groepen die nu binnenkomen is er nog veel werk aan de winkel. “Velen hebben geen enkele ervaring.
Bij eerdere trainingen zag Bonn een leeftijd van zo’n 25 jaar, maar inmiddels is de gemiddelde leeftijd van militairen die een training krijgen tussen de 40 en 55 jaar. “Ook daaraan zie je dat de verliezen in Oekraïne groot zijn”, vertelt hij.
Bovendien
kwamen [de trainers] voor het dilemma te staan hoe zij de basistraining, die in Nederland doorgaans een half jaar duurt, nu in een trainingsduur van anderhalve week kon proppen.
Dit vraagt trouwens ook e.e.a. van de Westerse kant, en niet alleen omdat ze pas 2 weken voor de start van de trainingen de opdracht te horen kregen.
“Er wordt momenteel veel flexibiliteit van ons gevraagd”, zegt generaal Bonn. Als voorbeeld geeft hij de opleidingen voor de Leopard 1-tank, die al decennia niet meer in gebruik is. “Dus we moesten zoeken naar simulators in musea en trainers die allang met pensioen waren”, zegt hij. “Als je mij dat een maand geleden had verteld, had ik gevraagd wat je op had. Maar we krijgen het toch voor elkaar.”
Een extra uitdaging is dat niet alleen de Russen een doctrine van "voer je opdracht uit en doe niets méér" hebben (zoals hier in dit forum veelvuldig uitgelicht), maar ook de Oekraïners zijn zo geschoold:
Oekraïne moet deze flexibiliteit in het leger ontwikkelen. Dat is het doel van de opleidingen die Nederlandse trainers aan Oekraïense officieren geven, het bijbrengen van Navo-standaarden. Zo werkt het Nederlandse leger met ‘opdracht-gerichte commandovoering’. “Daarbij communiceert een hoge commandant zijn doelstelling, die bereikt moet worden binnen bepaalde vangrails die hij uitzet”, legt kapitein Hans uit. “Het is dan aan de lagere rangen om te bedenken hoe zij dat precies uit gaan voeren.” Bij het Oekraïense leger verloopt de commandovoering niet op dezelfde manier. “Dat zijn ze totaal niet gewend. Je ziet het hier in de oefeningen”, zegt majoor Alain. [...] “Je ziet dat dit de eerste keer is dat ze dit doen”, zegt kapitein Hans. “Het is nog heel onwennig, met die kleine stapjes. En dan zijn ze ook nog eens aan het kibbelen.
De trainers zijn ook realistisch:
“Ik zou liegen als ik zou zeggen dat ik mij geen zorgen maak”, zucht hij. Generaal Bonn ziet het als een kwestie van de lange adem. “Hoe lang is Rusland nog van plan door te gaan? Dat is moeilijk in te schatten”, zegt hij. “Zeker is dat veel van de mannen die hier nu trainen er over twee maanden niet meer zijn. Daar moet je realistisch in zijn. Van de mensen die je nu voorbijgelopen bent, de helft daarvan leeft zo direct niet meer.”
Maar ze weten waar ze het voor doen:
“Natuurlijk onthouden ze niet alles”, zegt hij, “maar als je al tien procent meeneemt, dan betekent dat tien procent meer overlevingskans. We kunnen hier verschil maken tussen leven en dood. Dat voelt als een nobele taak.”