BELANGRIJKE UITSPRAAK ACM
Zoals op zaterdag 19 juni al was vermeld, mag de netbeheerder TCG artikel 2.9 lid 2 niet zo uitleggen dat er ook betaald zou moeten worden indien niet om verwijdering is verzocht.
Dat zou namelijk een verruiming van de gaswet inhouden en dit is niet toegestaan.
Het doorrekenen van de kosten - mits niet om verwijdering van de aansluiting was verzocht - IS DUS IN STRIJD IS MET DE GASWET, aldus ACM.
De verzoeker tot geschilbeslechting heeft het gelijk van deze Tweakers-groepering bevestigd gekregen.
Mogelijk kunnen eerdere gasverlaters met deze uitspraak de betaalde kosten terug vorderen.
De geanonimiseerde uitspraak is vandaag online geplaatst. Hieronder de uitspraak, zonder bijlage (link onderaan deze post).
Autoriteit Consument en Markt Openbaar
Besluit
Ons kenmerk : ACM/UIT/558286
Zaaknummer : ACM/21/049603
Datum : 18 juni 2021
Besluit van de Autoriteit Consument en Markt als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Gaswet op de aanvraag tot geschilbeslechting van verzoeker, over het door Liander in rekening gebrachte tarief voor het verwijderen van verzoeker zijn gasaansluiting.
1. Verloop van de procedure
1. Op 29 december 2020 heeft de Autoriteit Consument en Markt (hierna: de ACM) een aanvraag tot
geschilbeslechting als bedoeld in artikel 19 van de Gaswet ontvangen van de heer [vertrouwelijk]
(hierna: verzoeker). Het betreft een geschil met netbeheerder Liander N.V. (hierna: Liander).
2. De ACM heeft Liander gevraagd om een schriftelijke zienswijze op de aanvraag. Liander heeft een
zienswijze ingediend.
3. Op 28 april 2021 heeft een digitale hoorzitting plaatsgevonden. Op 11 mei 2021 heeft de ACM het
verslag hiervan aan partijen gezonden.
2. Het geschil
4. Liander heeft de gasaansluiting van verzoeker verwijderd. Hiervoor heeft Liander een factuur
gestuurd ter hoogte van € 722,72 aan verzoeker. In geschil is of Liander op grond van de Gaswet
het tarief zoals opgenomen in deze factuur bij verzoeker in rekening mag brengen.
3. Feiten
5. Op grond van de door partijen geleverde stukken en wat op de hoorzitting naar voren is gebracht
stelt de ACM de volgende feiten en omstandigheden vast.
6. Verzoeker heeft in maart 2019 zijn leveringsovereenkomst met zijn gasleverancier opgezegd en
daarmee de gasleverancier gemachtigd om de aansluit- en transportovereenkomst (hierna: ATO)
met Liander op te zeggen. Verzoeker heeft niet expliciet om verwijdering van zijn aansluiting
verzocht.
7. Tussen maart 2019 en augustus 2020 heeft Liander meerdere malen contact opgenomen met
verzoeker over het verwijderen van de gasaansluiting en de kosten hiervoor.
8. In augustus 2020 heeft een medewerker van Liander telefonisch kosteloze verwijdering van
verzoeker zijn gasaansluiting aangeboden. Op 10 augustus 2020 ontving verzoeker een e-mail van
Liander met als onderwerp ‘opdrachtbevestiging’. Als bijlage bij deze e-mail zat een document
getiteld ‘bevestiging werkzaamheden’ waarin de factuur voor het verwijderen van de gasaansluiting
was opgenomen. Het tarief was vastgesteld op € 0,- voor ‘verwijderen gasaansluiting laagbouw G4
6m3’.
9. In september 2020 heeft Liander de gasaansluiting van verzoeker verwijderd.
10. Op 18 december 2020 verstuurt Liander een eindafrekening naar verzoeker ter hoogte van €722,72 voor het verwijderen van de gasaansluiting.
4. Wettelijk kader
11. Het wettelijk kader staat in de bijlage bij dit besluit.
5. Standpunten van partijen
5.1. Verzoeker
12. Verzoeker heeft – kort samengevat – in de stukken en op de hoorzitting het volgende naar voren
gebracht.
13. Verzoeker stelt dat Liander in strijd met artikel verzoeker stelt dat met het opzeggen van zijn
leverancierscontract hij zijn ATO en de bijhorende algemene voorwaarden heeft beëindigd.
14. Volgens verzoeker heeft Liander – anderhalf jaar na het opzeggen van zijn ATO – zowel telefonisch als via de e-mail kosteloze verwijdering van zijn gasaansluiting toegezegd. Verzoeker nam aan dat deze toezegging te maken had met de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 4 augustus 2020.
(1)
In deze zaak stelt de rechter, volgens verzoeker, dat de netbeheerder geen grondslag heeft om een rekening te sturen voor het verwijderen van de gasaansluiting indien hierom niet is verzocht.
Volgens verzoeker is zijn situatie vergelijkbaar met de situatie van de consument in deze uitspraak.
Hierom vond verzoeker het logisch dat Liander een kosteloze verwijdering aanbood en ging hij
hiermee akkoord.
15. Liander heeft de gasaansluiting vervolgens in september 2020 verwijderd. Volgens verzoeker vallen deze werkzaamheden onder de reikwijdte van artikel 10, eerste lid, van de Gaswet.
16. Volgens verzoeker kunnen de werkzaamheden – die niet door hem geïnitieerd zijn – niet bij hem in rekening worden gebracht. Hij stelt nooit een opdracht te hebben gegeven tot verwijdering van zijn
gasaansluiting. Wat hem betreft had de aansluiting ook niet verwijderd hoeven te worden. Verzoeker
is slechts akkoord gegaan met de verwijdering omdat Liander de aansluiting wilde verwijderen op
basis van haar wettelijke taak om een veilig net te waarborgen. Het opzeggen van de ATO valt
volgens verzoeker niet aan te merken als een impliciet verwijderverzoek. De Tarievencode gas
(hierna: TCG) is, volgens verzoeker, geen algemeen verbindend voorschrift en kan niet zelfstandig
een betalingsverplichting voor een voormalig aangeslotene scheppen. Liander heeft daarom ten
onrechte en in strijd met de Gaswet de kosten voor het verwijderen van de aansluiting bij hem in
rekening gebracht, aldus verzoeker.
17. Volgens verzoeker heeft Liander enkel de verwijderingskosten in rekening gebracht omdat ze wordt beschuldigd van het schenden van het non-discriminatiebeginsel door de buurgenoot van verzoeker, die wel moest betalen voor het verwijderen van zijn gasaansluiting.
(2)
Verzoeker vindt dat hij moet kunnen vertrouwen op de met Liander gemaakte afspraken. Volgens verzoeker kunnen
administratieve fouten aan de kant van Liander niet leiden tot een geldig beroep op dwaling. Hier
voert verzoeker bij aan dat de TCG geen dwingend recht bevat, Liander mag volgens verzoeker dus
afwijken van de bepalingen uit de TCG. Verder betoogt verzoeker dat de algemene voorwaarden
(1 Rb. Noord-Nederland 4 augustus 2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:2734.)
(2 Non-discriminatiebeginsel zoals vastgelegd in artikel 10, vierde lid, van de Gaswet.)
hem niet goed zijn verstrekt, hierom kan Liander zich niet beroepen op bepalingen uit de algemene
voorwaarden.
18. Tot slot stelt verzoeker dat het wettelijk kader dat gold in september 2020 van toepassing is op dit
geschil, omdat Liander de verwijderingswerkzaamheden in september 2020 heeft verricht. Liander
kan zich volgens verzoeker niet beroepen op het wettelijk kader dat gold ten tijde van het opzeggen
van de ATO waarbij toen nog niet in de wet was opgenomen dat voor het verwijderen van een
gasaansluiting een verzoek is vereist. Volgens verzoeker is er namelijk pas een geschil ontstaan op
het moment dat de aansluiting werd verwijderd.
5.2. Liander
19. Liander heeft – kort samengevat – in de stukken en op de hoorzitting het volgende naar voren gebracht.
20. Liander betoogt dat zij na beëindiging van de ATO op grond van artikel 10, eerste lid, van de Gaswet verplicht is om een inactieve gasaansluiting te verwijderen vanuit veiligheidsperspectief. Dat het laten liggen van inactieve gasaansluitingen onveilig is, volgt volgens Liander uit onderzoek van Kiwa, DNV GL, en SodM.
(3)
Volgens Liander onderschrijft ook de Minister van Economische Zaken en Klimaat haar verwijderingsbeleid.
(4)
Verder zou Liander ook geen gasleiding mogen laten liggen, omdat deze zou kwalificeren als bedrijfsafval in de zin van de Wet milieubeheer.
21. Vervolgens betoogt Liander dat de algemene voorwaarden bij de ATO – die volgens haar correct ter hand zijn gesteld – en de TCG zelfstandig en in samenhang een grondslag geven voor het in rekening brengen van de verwijderkosten.
(5)
Het wettelijk kader zoals deze gold bij het opzeggen van de ATO is volgens Liander van toepassing op dit geschil. Het opzeggen van de ATO heeft volgens Liander namelijk tot direct gevolg dat de gasaansluiting wordt verwijderd.
22. De TCG is volgens Liander een algemeen verbindend voorschrift – gebaseerd op artikel 12a en 12f van de Gaswet – die zowel burgers als netbeheerders bindt.
(6)
Volgens Liander bepaalt artikel 2.5.1.12 (oud), nu artikel 2.9, tweede lid, van de TCG uitdrukkelijk dat de netbeheerder de verwijderkosten op basis van voorcalculatorische projectkosten in rekening brengt bij de voormalig aangeslotene. Een vergoeding voor het verwijderen van gasaansluitingen is dus onderdeel van het gesloten stelsel van tarieven binnen de Gaswet, aldus Liander. Dit is volgens Liander ook in lijn met de visie van de wetgever, aangezien de wetgever heeft aangegeven dat het verwijderen van een aansluiting onder de aansluitdienst valt.
(7)
23. Dat artikel 10, zesde lid, onderdeel d, van de Gaswet spreekt over verwijderen “indien de afnemer
hierom verzoekt”, maakt het voorgaande volgens Liander niet anders. Liander geeft aan dat verzoeker
weliswaar niet expliciet om verwijdering heeft verzocht, maar dat het opzeggen van de ATO wel zo
moet worden gezien. De noodzaak tot verwijdering is, volgens Liander, namelijk direct het gevolg van
het initiatief van de afnemer om niet langer gebruik te maken van de gasvoorziening door de
(3 Kiwa 21 september 2018, Alternatieven voor het verwijderen van de gasaansluiting, SodM 25 oktober 2019, Advies van SodM over motie Yesilgöz-Zegerius met betrekking tot aansluitleidingen, kenmerk 19253315.)
(4 Brief Minister van Economische Zaken en Klimaat 12 november 2019, Verzegeling bij langdurige afsluiting van de gasvoorziening, kenmerk 19254871.)
(5 Liander verwijst hierbij naar het tussenvonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 17 december 2019,
ECLI:NL:RBNNE:2019:5858 en de uitspraak van de Geschillencommissie Energie van 3 maart 2020 (zaaknummer: 124335).)
(6 Liander verwijst hierbij naar het tussenvonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 17 december 2019,
ECLI:NL:RBNNE:2019:5858 , r.o 2.9.)
(7 Liander verwijst hierbij naar Staatscourant 2020, nr. 33849 (23 juni 2020).)
leveringsovereenkomst en ATO te beëindigen. Een expliciet verzoek is naar Liander haar mening dus
niet nodig. De gedachte dat de wet alleen zou voorzien in de mogelijkheid om verwijderkosten in
rekening te brengen indien de afnemer expliciet om verwijdering verzoekt, miskent volgens Liander het systeem van de Gaswet en de TCG. Liander ziet ondersteuning van haar uitleg in het
kostenveroorzakingsbeginsel. Als Liander de kosten niet in rekening mag brengen moeten deze
volgens haar gesocialiseerd worden. Dit vindt Liander fundamenteel onjuist en onwenselijk.
24. Liander stelt dat de ACM niet bevoegd is te oordelen over het bestaan van civiele overeenkomsten, waarop verzoeker volgens Liander een beroep doet.
[8]
Hiernaast bestrijdt Liander het standpunt van verzoeker dat zij overeengekomen zouden zijn dat het verwijderen van de aansluiting kosteloos zou plaatsvinden. Volgens Liander had het voor verzoeker, gezien eerder contact over de kosten voor het verwijderen van de gasaansluiting, duidelijk moeten zijn dat het een foutieve mondelinge mededeling en een foutieve € 0,- factuur betrof. Liander stelt dat zij op basis van de TCG de verwijderingskosten in rekening moet brengen. Ook vanwege het non-discriminatiebeginsel kan Liander geen uitzondering maken voor verzoeker.
6. Beoordeling van het geschil
6.1. Bevoegdheid ACM
25. De ACM merkt allereerst op dat zij bevoegd is te oordelen over de klacht van verzoeker tegen Liander voor zover de klacht ziet op de vraag of Liander in strijd heeft gehandeld met de Gaswet. Verzoeker heeft namelijk een geschil met Liander over de mogelijkheid om een tarief in rekening te brengen op basis van de Gaswet. Voor zover de klacht ziet op afspraken die onderling zijn gemaakt, de ATO of de algemene voorwaarden is de ACM niet bevoegd hierover te oordelen gelet op artikel 19, eerste lid, van de Gaswet.
26. De ACM merkt verder op dat het wettelijk kader dat gold op de datum van de factuur waarmee Liander een tarief (€ 722,22) in rekening brengt bij verzoeker voor het verwijderen van de gasaansluiting (18 december 2020) van toepassing is op dit geschil. Op dat moment ontstond in dit specifieke geval namelijk de klacht van verzoeker dat Liander door het bij hem in rekening brengen van de verwijderingskosten in strijd handelt met de Gaswet. Dit betekent dat artikel 10, zesde lid en onderdeel d, van de Gaswet en artikel 2.9, tweede lid, van de TCG, zoals opgenomen in het wettelijk kader bij dit besluit, van toepassing zijn op dit geschil.
6.2. In rekening brengen tarief verwijderen gasaansluiting
27. In deze zaak staat de vraag centraal of Liander een het door haar gestuurde tarief bij verzoeker in
rekening mocht brengen voor het verwijderen van zijn gasaansluiting.
28. De ACM is van oordeel dat Liander de kosten voor het verwijderen van de gasaansluiting niet bij
verzoeker in rekening mocht brengen. Een wettelijke grondslag voor het in rekening brengen van dit
tarief bij verzoeker ontbreekt namelijk. Liander heeft dan ook in strijd met de Gaswet gehandeld. De
ACM licht dit hieronder toe.
(8 Liander verwijst hierbij naar de volgende uitspraak: CBb 18 april 2014, ECLI:NL:CBB:2014:149.)
29. Een netbeheerder mag alleen een tarief in rekening brengen indien op basis van de Gaswet een tarief is vastgesteld. Het systeem van tarieven onder de Gaswet is namelijk een ‘gesloten stelsel’. De
tarieven en voorwaarden zijn gereguleerd, omdat de netbeheerder monopolist is en als zodanig geen
prijs- of kwaliteitsprikkels uit de markt krijgt.
30. De Gaswet bepaalt dat de tarieven voor de diensten, ter uitvoering van de taken genoemd in artikel 10 van de Gaswet, worden vastgesteld overeenkomstig de artikelen 81 tot en met 81c.
(9)
Het tarief dat de netbeheerder in rekening brengt voor de taken genoemd in artikel 10 dient te worden vastgesteld overeenkomstig de tariefstructuren die op grond van artikel 12a en 12b van de Gaswet door de ACM zijn vastgesteld.
(10)
Deze tariefstructuren zijn door de ACM vastgelegd in de TCG. Hierin worden de elementen en wijze van berekening van de tarieven uitputtend geregeld. De TCG is een algemeen verbindend voorschrift.
(11)
31. De gevallen waarvoor de Gaswet een grondslag biedt om een tarief in rekening te brengen, kunnen niet worden verruimd in de lagere regelgeving. Op grond van artikel 10, zesde lid, onderdeel d, van de Gaswet heeft de netbeheerder tot taak om een gasaansluiting te verwijderen indien daarom is verzocht. Op basis van artikel 12a, aanhef en onderdeel c, van de Gaswet is hiervoor een tarief
vastgesteld. De wijze van berekening van dit tarief staat in artikel 2.9, tweede lid, van de TCG. Op
basis van dit artikel uit de TCG kan niet een tarief in rekening worden gebracht voor het verwijderen
van gasaansluitingen zonder verzoek van de afnemer daartoe. Artikel 10, zesde lid, onderdeel van de
Gaswet biedt namelijk slechts een grondslag voor het in rekening brengen van een tarief voor het
verwijderen van een gasaansluiting indien daarom is verzocht. Artikel 2.9, tweede lid, van de TCG kan
de mogelijkheden om een tarief voor verwijderen in rekening te brengen niet verruimen ten opzichte
hetgeen in de wet staat. Een expliciet verzoek tot verwijdering blijft dan ook noodzakelijk om het tarief
uit artikel 2.9, tweede lid, TCG in rekening te kunnen brengen.
32. Vast staat dat verzoeker Liander niet heeft verzocht zijn gasaansluiting te verwijderen. Volgens de
ACM is, anders dan Liander stelt, het opzeggen van een ATO geen verzoek tot verwijdering van de
gasaansluiting. Dit betekent dat Liander bij het beëindigen van de ATO met verzoeker een tarief in
rekening heeft gebracht dat niet is opgenomen in het gesloten stelsel. Het argument van Liander dat
het non-discriminatiebeginsel in de weg staat aan het niet in rekening brengen van de
verwijderingskosten, leidt niet tot een ander oordeel. Er is namelijk geen wettelijke grondslag om de
kosten in rekening te brengen. Tot slot leidt ook de onwenselijkheid van Liander vanuit het principe
van kostenveroorzaking om het tarief niet in rekening te brengen niet tot een ander oordeel.
6.3. Conclusie
33. De ACM concludeert dat nu vaststaat dat verzoeker niet heeft verzocht om verwijdering van zijn
gasaansluiting, Liander de kosten van verwijdering niet bij hem in rekening mocht brengen. Door een
tarief voor verwijdering bij verzoeker in rekening te brengen heeft Liander in strijd gehandeld met de
Gaswet. De klacht van verzoeker is daarom gegrond.
(9 Artikel 80 van de Gaswet.)
(10 Artikel 81b, eerste lid, onderdeel b, van de Gaswet.)
(11 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 15 februari 2008,
ECLI:NL:CBB:2008:BC6761, rechtsoverweging 5.1.2.)7. Dictum
34. De Autoriteit Consument en Markt:
1. verklaart de klacht van verzoeker tegen netbeheerder Liander gegrond;
2. stelt vast dat Liander een tarief in rekening heeft gebracht in strijd met het gesloten systeem
van tariefregulering zoals volgt uit artikel 80, artikel 10, artikel 81 tot en met 81c, artikel 12a,
artikel 12b van de Gaswet en artikel 2.9, tweede lid, van de TCG.
Den Haag,
Datum: 18 juni 2021
Autoriteit Consument en Markt
Voor de PDF en de Bijlage, zie
https://www.acm.nl/nl/pub...en-van-een-gasaansluiting