Beste allen,
Ik lees dit topic sinds kort met grote belangstelling. Ik heb zelf ook een probleempje met het capaciteitstarief, en had m’n brief al bijna klaar toen ik dit topic vond. Ik heb me er inmiddels ook in verdiept en ik wist niet dat er zo’n wereld vol regels achter zat. Mijn situatie: door een fout van de vorige bewoner is mijn contract halverwege mijn jaarcontract beëindigd (gelukkig daarna heropend). Hierdoor is er een nota opgemaakt voor een half jaar met het hoge tarief, terwijl mijn verbruik over heel 2014 maar 320 m3 was (en het is mijn eerste eigen energiecontract ooit).
Hieronder mijn bevindingen die voor velen niet nieuw zullen zijn, maar mogelijk is het wel interessant om mijn ‘theoretische argument’ te lezen waarom artikel 52b van de Gaswet niet nageleefd wordt.
Allereerst wat algemene punten:
1a. Het standaardjaarverbruik (SJV) is een moeilijk begrip, want het werkt met een verwachting, en met een theoretisch jaar qua weer/temperaturen, wat in werkelijkheid nagenoeg niet zal voorkomen (wiskundig gezien zou de kans op z’n standaardjaar zelfs 0 zijn als er niet werd gewerkt met een beperkt aantal decimalen, maar dat terzijde…)
1b. De kosten van het transport zijn middels het capaciteitstarief juridisch losgekoppeld van het werkelijke verbruik, maar de facto niet. Na vele jaren met een gelijkblijvend SJV, maar uiteraard verschillende werkelijke verbruiken door wisselende temperaturen, is het gemiddelde van deze werkelijke verbruiken nagenoeg gelijk aan het SJV. Dus op de lange termijn is een constant SJV ook gewoon gelijk aan het werkelijke verbruik.
[De definitie van SJV is het werkelijke verbruik gedeeld door de som van de profielfracties in de verbruiksperiode. In het geval van een standaardjaar is die som 1, dus dan geldt SJV = werkelijk verbruik]
2. De belangen zijn groot, dat blijkt wel uit het feit dat de parameters in de modellen in 4 of 8 decimalen worden uitgedrukt. (Maar vermenigvuldigd met miljoenen aansluitingen gaat het om veel geld). Wat me hierin opviel was de enorm lange tijd die het heeft geduurd voordat de zogenaamde 7-gradenmethode is aangepast (structurele meetfout in gemeten volume). In een brief van minister Van der Hoeven uit september
2008 staat letterlijk “De aanbeveling van de NMa om voor de korte termijn de methode van volumeherleiding aan te passen, is wat mij betreft het minimaal noodzakelijke”. Deze aanpassing is pas per 1 januari
2015 ingevoerd. Is dat de 7-jaars methode

?
3a. Het probleem zit volgens mij alleen in de grensgevallen tussen de tariefgroepen. Dus voor G4/G6 meters alleen bij 500 m3 en 4000 m3. Een snelle rekensom leert mij dat het nadeel in mijn geval 8,6% bedraagt van de totale energierekening, en dat dit 3,5% op jaarbasis zou zijn bij een verbruik in de regio van 4000 m3. Het probleem had zich dus bij veel meer mensen voorgedaan als er meer tariefgroepen waren geweest.
3b. Om van de grensproblemen af te komen kun je ook kiezen voor één vast bedrag per G4/G6 meter, ongeveer 90 euro per jaar (net zoals bij de meter G10 en hoger). Dan ben je van de grensproblemen af en blijft de enige discussie of het transporttarief afhankelijk van het verbruik moet zijn / had moeten zijn. Wat ik zelf dus ook nog niet snap is waarom het tarief nog wel (indirect maar sterk) afhankelijk is van het werkelijke verbruik voor de G4/G6 meters, maar niet voor de G10 meter en hoger? Hebben de werkelijke transportkosten dan toch een relatie met het werkelijke verbruik?
4. Wat betreft de klimaatverandering, de periode waarover de gemiddelde temperatuur wordt genomen is inmiddels langer gemaakt. Waar in de Informatiecode nog de periode 1988-2002 staat vermeld, zag ik dat er inmiddels gewerkt wordt met de periode 1988-2013. Zie de data bestanden van de EDSN:
www.edsn.nl/verbruiksprofielen
Dan mijn theoretische, en hopelijk juridische argument:
Tin Lizzy heeft het al goed verwoord, artikel 52b van de Gaswet zegt: “
De voorwaarden, verbonden aan een leverings- of transportovereenkomst met een afnemer als bedoeld in artikel 43, eerste lid,
zijn transparant, eerlijk en vooraf bekend. De voorwaarden worden in ieder geval voor het sluiten van de overeenkomst verstrekt en zijn gesteld in duidelijke en begrijpelijke taal.”
Het theoretische begrip SJV moet je volgens mij aanvallen met een theoretisch argument:
Stel dat mijn SJV begin 2014 boven de 500 m3 zit. Stel dat ik in 2014 een verbruik heb dat “in lijn” is met mijn SJV (ongeacht de temperaturen dat jaar), waardoor begin 2015 mijn SJV boven de 500 m3 blijft. Althans volgens de netbeheerder. Eind 2014 neem ik energiebesparende maatregelen. Dan wordt MIJN verwachting begin 2015 dat ik in een standaardjaar minder dan 500 m3 zal verbruiken.
Nu komt het.
Stel dat 2015 een standaardjaar wordt en ik in 2015 minder dan 500 m3 verbruik. Dan had het verwachte verbruik in een standaardjaar, lees het SJV, begin 2015 ook al lager dan 500 m3 moeten zijn! De verwachting van de netbeheerder begin 2015 is
aantoonbaar onjuist gebleken, en dat is goed te zien nu we ons een standaardjaar voorstellen.
Deze redenering gaat ook op voor (wel realistische) niet-standaardjaren, aangezien de verbruiken altijd worden omgerekend naar een SJV door middel van een verbruiksprofiel (uitgedrukt als één vermenigvuldigingsfactor).
Het punt is dat zelfs in een standaardjaar het werkelijke verbruik niet automatisch gelijk is aan het SJV aan het begin van dat jaar. Deze claim kan de netbeheerder niet maken; deze weet immers niet wat voor energiebesparende maatregelen iemand heeft genomen.
De vraag is dus: waar ligt de ‘bewijslast’? Op 1 januari van een jaar zegt de klant: ik verwacht dat ik vanaf nu in een standaardjaar minder dan 500 m3 zal gaan verbruiken, maar ik kan dit niet hard maken (vooraf bewijzen). De netbeheerder verwacht op 1 januari nog steeds dat jij in een standaardjaar boven de 500 m3 zal blijven, maar kan dat ook niet hard maken (zie het voorbeeld hierboven). Waar moet de tariefstelling nu van uit gaan?
Het lijkt me op zich niet erg als de tariefstelling op basis van verwachtingen plaatsvindt. Maar als op een later moment blijkt dat een verwachting aantoonbaar onjuist is gebleken, dan vind ik een correctie op zijn plaats. In die zin kun je opeenvolgende SJV’s, die in principe elk jaar opnieuw worden berekend, zien als ‘motie van afkeuring’ van alle voorgaande SJV’s. Want als de meest recente SJV afwijkt van de vorige, wordt er eigenlijk gezegd: de vorige verwachting van het verbruik in een standaardjaar was onjuist. (En de reden dat de SJV kan veranderen is paradoxaal genoeg nieuwe informatie over het werkelijke verbruik…)
De juridische vraag is dus: is deze gang van zaken “eerlijk”? Het levert voor de meeste mensen geen financieel nadeel op omdat ze altijd in dezelfde tariefgroep vallen. Ga je naar een lagere tariefgroep, dan heb je eenmalig een financieel nadeel (de Geschillencommissie van Tin Lizzy noemt dit ook zo). Ga je naar een hoger tarief, dan zou je natuurlijk eenmalig moeten bijbetalen, maar met de toenemende trend van energiebesparing lijkt me dat de ‘dalende’ groep groter is dan de ‘stijgende’ groep.
Hoe nu verder? Zou dat ‘handhavingsverzoek’ kunnen inhouden dat de ACM ervan overtuigd raakt dat artikel 52b niet nageleefd wordt door de sector? Zou de ACM dit zelf oppakken of zou dit via een rechterlijk (proef)proces afgedwongen moeten worden? Helaas gaat mij dit ook wat boven de pet, terwijl ik zelf ook in het schuitje zit. In ieder geval is me duidelijk geworden dat het een ‘bijzonder’ systeem is om te factureren op basis van verwachtingen. Wordt vervolgd.