Artikel in de Groene wat mooi bij jouw post aansluit @
defiant, geschreven door Roxane van Iperen. Moeite waard om te lezen, maar zoals altijd even wat quotes.
https://www.groene.nl/art...y-lieve-en-het-moederhartNa een periode van twintig jaar waarin de aandacht van rechts, met electoraal succes, vooral uitging naar het benoemen van het externe gevaar – ‘De Ander’, ‘de nieuwkomer’, ‘de gelukzoeker’ – raakte die populistische bombast langzaam uitgewerkt. Het wijzen naar ‘de vreemdeling’ kon niet langer verhullen dat de verf van het eigen huis aan het afbladderen was – en dat was niet de schuld van de vreemdeling, maar van de eigen huismeesters.
Bijna vier decennia van politiek beleid gericht op publieke verschraling begonnen hun tol te eisen, met als gevolg de onttakeling van de pijlers onder de verzorgingsstaat, zoals volksgezondheid, onderwijs, huisvesting en sociale zekerheid. Maar ook: het stagneren van het besteedbare inkomen van Nederlandse gezinnen op het peil van 2001; de huurstijgingen; de lastenverzwaringen voor werkenden en -verlichtingen voor bedrijven; het uitblijven van een doortimmerd klimaatbeleid; een verdubbeling van het aantal daklozen; en een ongezond financieel stelsel, zelfs na de financiële crisis – het is maar een greep uit de problemen in onze eigen achtertuin.
Toen kwam de zomer van 2019, met een saillante rol het CDA:
Binnen één week tijd gebruikten twee CDA-kroonprinsen, getipt om Sybrand van Haersma Buma op te volgen als partijleider, exact dezelfde Amerikaanse uitdrukking: de fear of falling. De angst om te vallen. Een term gemunt door de Amerikaanse schrijfster Barbara Ehrenreich in 1989, in haar boek Fear of Falling: The Inner Life of the Middle Class. Daarin concentreert de schrijfster zich op de Amerikaanse middenklasse, en dan met name de professionele laag daarbinnen: managers, advocaten, consultants en andere experts uit de dienstensector die tussen de jaren vijftig en tachtig van de vorige eeuw door middel van ‘hoofdarbeid’ in hoog tempo een nieuwe, gegoede kaste hadden gevormd.
Ehrenreich legt uit waarom deze groep mensen het liberalisme en het gedachtegoed van de gelijkwaardige, vrije mens, stapsgewijs inruilden voor een meer vileine en egoïstische ideologie. Deze ‘nieuwe professionals’ waren vaak werkzaam in de vele functies die de rap uitgedijde private sector bood. Het was een klasse waarvan de leden snel in welvaart en status waren opgeklommen; nieuwe rijken die verlies van inkomen niet met reservoirs aan familiegeld of bezit konden opvangen, zoals de oude rijken. Ze raakten in de greep van twee angsten: het mogelijke verlies van hun positie in de samenleving, en het vooruitzicht dat hun kinderen een minder welvarend leven te wachten stond.
Volgens Ehrenreich lieten de leden van deze groep zich lange tijd voorstaan op deugden als professionele en morele integriteit en gelijke kansen voor ieder individu. Maar onder de druk van toenemende onzekerheden en economische stress mondde dat eind jaren tachtig uit in een vorm van ‘countryclub’-denken. Een middenklasse die angstvallig aan haar eigen status vasthield, de bereikte levensstandaard voor het eigen kroost gegarandeerd wilde zien, en daarom een streng deurbeleid voor mensen uit andere groepen en klassen opeens een prima optie vond.
Vervolgens doet Roxane uit de doeken hoe zowel Hugo de Jonge als Wopke Hoekstra dit sentiment probeerden uit te buiten, waarbij uiteraard de weg al geplaveid was door Sybrand Buma die het CDA een stuk verder naar rechts heeft weten op te schuiven tijdens zijn lijsttrekkerschap. Deze uitlatingen van beide heren geschiedde ten tijde van de lijsttrekkersverkiezing van het CDA, weet u het nog? De aftrap alwaar Pieter Omtzigt het begin van het einde van zijn CDA lidmaatschap begon te ontwaren en waarin ook duidelijk werd hoe later Hoekstra op de plek van partijleider/lijsttrekker werd gepositioneerd door een heel klein clubje vermogenden met grote invloed binnen het CDA. Dit zou later duidelijk worden door het lekken van de notitie van Omtzigt in het kader van de commissie Spies van het CDA.
Opmerkelijk genoeg kon ook Sigrid Kaag het niet laten om te schermen met de zogenaamde
"Nederlandse Belofte", wat precies op datzelfde sentiment is gestoeld; het meritocratisch gedachtegoed wat ons Nederlanders onmogelijk wordt gemaakt door <externe dreiging>. Beter goed gejat dan slecht bedacht, moeten deze lieden gedacht hebben. Het zou immers niet de eerste keer - en ook niet de laatste keer - zijn dat het Nederlandse schadelijke onzin uit de VS hierheen importeren.
Dan blijft het interessant om te onderzoeken in hoeverre diezelfde sentimenten wellicht óók voortkomen uit eigenschappen van de middenklasse die lijken op wat Ehrenreich eerder in Amerika signaleerde, maar die door Hoekstra noch De Jonge werden aangestipt.
En dat is een naar binnen gekeerde mentaliteit die in toenemende mate in de middenklasse zélf heerst. Een mentaliteit die zich meer richt op verworven rechten dan op plichten, en een waardoor men meer bezig is met behoud van de eigen club dan met solidariteit met de mensen die er ook graag bij zouden willen horen – migranten, kwetsbaren, mensen op de rand van zelfredzaamheid. Een terugval, kortom, van echte liberale waarden.
En dit is exact wat er de afgelopen ~40 jaar langzaam maar gestaag gebeurd is, en nog steeds voortduurt. Inmiddels is het geen geheim maar dat dit zekere kernwaarden onder druk zet. Ook dat zien we steeds meer gebeuren, met als meest recente en evidente voorbeeld het lekken van de conceptuitspraak van het Hooggerechtshof in de VS omtrent abortus. De eigen club wordt belangrijker dan solidariteit met anderen naarmate de bestaanszekerheid onder druk komt te staan. Twee andere duidelijke voorbeelden in ons eigen Nederland zijn natuurlijk het toeslagenschandaal en het schandaal omtrent de aardbevingen door gaswinning in Groningen.
Ehrenreich identificeert twee elementen die cruciaal zijn om de fear of falling te begrijpen. Ten eerste de snelle opkomst van een klasse door middel van onderwijs en werk in plaats van eigendom en kapitaal, en het gevoel van status en zelfbewustzijn dat daarmee gepaard ging. Ze heeft het over de ‘hoofdarbeiders’, variërend van managers, academici en journalisten tot creatieven; voor een belangrijk deel kantoorlieden die een nieuwe laag boven de uitvoerende ambachtsmensen vormden.
In zeer korte tijd werden de hoofdarbeiders een groep in de middenklasse die behoorlijk aanzien genoot. Niet altijd omdat ze per se goed verdienden, maar ook omdat ze kennis en vaardigheden bezaten waardoor ze zich met zelfvertrouwen door de samenleving bewogen. Ze lieten zich bovendien voorstaan op hun liberale waarden en een zekere morele verhevenheid in hun visie op thema’s als ongelijkheid en armoede, waarmee ze zich afzetten tegen de arbeidersklasse en de binnen die groep veronderstelde overtuigingen van brute mannelijkheid en racisme.
Het eerste element schetst hun opkomst en verworven status, het tweede element verklaart hun angst. De maatschappelijke positie van deze relatief nieuwe middenklasse steunde meer op cultureel kapitaal (kennis, vaardigheden) dan op economisch kapitaal (vermogen), en daar zit ’m ook meteen de zwakke plek. Eigendom, (familie)geld en de juiste achternaam in een systeem dat daar waarde aan hecht, zijn tastbare zaken die je in een kluis kunt bewaren voor volgende generaties, zonder dat ze hun waarde verliezen. Maar hoofdarbeid gaat mee in het graf. Wanneer iedereen werkelijk vanuit een gelijk speelveld zou opereren, betekent het dat ieder nieuwgeboren familielid zélf aan de bak moet om, met opleidingen en hard werken, een soortgelijke positie te bereiken – een advocaat kan zijn diploma en kennis niet bij geboorte aan zijn zoon of dochter meegeven. Met dit besef groeide het belang van toegang tot de ‘juiste’ scholen, sportclubs, hobby’s en universiteiten.
Schuingedrukte illustreert dus heel goed de meritocratische leugen die ons al heel lang en steeds vaker voorgeschoteld wordt. Op een heldere manier schetst Roxane dan een beeld van ongeschreven regels (kleding, vakantiebestemming, opleidingsinstituten, hobby's, sportclubs, taalgebruik, etc) waaraan men "moet" voldoen om uit te stralen bij de gegoede middenklassen te behoren, en als soort levensverzekering, het levert immers herkenning t.b.v. zelfbehoud op. De reden waarom je altijd dezelfde type mensen ziet op belangrijke openbare (bestuurs)functies. Dit fenomeen wordt ook beschreven door de
Franse schrijver Édouard Louis, al legt hij de focus vooral op de onderkant van de samenleving. Of in de serie
"Klassen", vast wel bekend.
En toen kwam Corona/Covid-19. Aangezien er al veel wantrouwen was jegens de overheid, en ook jegens "anderen", was het niet heel onvoorspelbaar dat deze trend verder zou escaleren. Aangespoord door complottheorieën als QAnon in de VS werd er sentiment gekweekt om "onze kinderen te redden van Satanistische bolwerken vol wereldleiders", ontpopte deze gevaarlijke trend zich verder rondom het Coronavirus en de bijbehorende maatregelen. Achteraf blijkt dat er een grote overlap is ontstaan tussen deze complotdenkers en zogenaamde yogamoeders, aldus Roxane. Dit was al enigszins duidelijk toen de ophef kwam omtrent de tweet van Nederlands model Doutzen Kroes die op twitter tegen haar miljoenen volgers zei niet zomaar alles te geloven en vooral zelf "onderzoek" te doen. Onderzoek doen op internet, vooral op social media met geheime algoritmes die je vooral richting extremisme sturen. Hierdoor nam destijds ook de populariteit van extreemrechts in de vorm van FvD een grote vlucht, waardoor extremisme witgewassen kon worden, immers wees de geschiedenis uit dat de gevestigde centrumrechtse partijen - zie de post van @
defiant - niet schroomden om hier tegenaan te schuren uit desperaat machtsbehoud gemotiveerd door
externe consultatie.
[
Voor 100% gewijzigd door
dawg op 11-05-2022 17:23
]