![]() |
Inhoudsopgave |
Vorig topic |
![]() |
Het oude topic is nog actief, maar de topicstart dateert alweer van 2008/2009. Destijds stond LED-verlichting nog in de kinderschoenen en was het inderdaad onduidelijk hoe de toekomst van LED er uit zou gaan zien. Inmiddels is er veel veranderd en blijkt LED meer en meer terrein te winnen. Het is niet langer de vraag of ledverlichting de toekomst is, de vraag is hoe lang het gaat duren totdat gloei-, halogeen-, tl- en spaarlampen volledig uitgefaseerd zullen zijn. Voor mij was dat reden genoeg het topic te updaten naar de dag van vandaag. Met de hulp van Jitter is dit topic ontstaan. Allereerst zal dit topic een informatief doel hebben over LED in het algemeen, daarnaast kunnen we dit topic (net zoals het oude topic) gebruiken voor het delen van ervaringen. Ondanks dat de ledlamp een enorme ontwikkeling heeft ondergaan, is het nog altijd niet vrij van problemen en ligt een miskoop nog steeds op de loer. |
![]() |
^top^ |
LED staat voor “Light Emitting Diode” en is een zogenaamde elektronische halfgeleider. In tegenstelling tot gloeilampen en halogeenlampen waarbij een gloeidraad zo heet wordt dat deze licht gaat uitzenden, maakt LED gebruik van zogenaamde “elektroluminescentie”. Elektroluminescentie is het fenomeen dat een bepaald materiaal licht uitzendt als er een elektrische stroom doorheen loopt. Aangezien ik verder ook geen kaas gegeten heb van elektronica, laat ik het hierbij en verwijs ik je naar de how-stuff-works pagina voor een wat gedetaileerdere uitleg. De afkorting LED is inmiddels zo gewoongeraakt in de Nederlandse taal, dat we het niet langer als afkorting gebruiking, maar als zelfstandig woord. Hierdoor zijn we niet langer genoodzaakt hoofdletters te gebruiken, maar kunnen we dus gewoon “led” schrijven. In de beginjaren van led waren de toepassingsmogelijkheden nog zeer beperkt (iedereen kent wel de kleine indicatorlampjes op diverse elektronica). Door verdere ontwikkelingen zijn er de zogenaamde “hogehelderheidsleds” ontstaan, welke een aanzienlijk grotere lichtopbrengst hebben. Genoeg om als vervanging van de oude verlichtingstechnieken te kunnen dienen. De ontwikkeling staat echter nog steeds niet stil, waardoor de efficiëntie van leds nog meer zal toenemen. |
![]() |
^top^ |
Bij alle typen lampen (dus ook bij leds) ontstaat er warmte. Waar bij gloeilampen en halogeenlampen energie primair in warmte wordt omgezet en licht een bijproduct is, wordt bij led aanzienlijk meer energie in licht omgezet. Desondanks is het rendement nog altijd lang geen ~100%. De informatie over hoeveel vermogen wordt omgezet in warmte varieert nogal. De ene website beweert slechts 5%, de ander 60%. Feit is wel dat ledlampen minder warmte produceren dan de overige lamptechnieken. Het feit dat er bij led-lampen minder energie verloren gaat aan warmte dan bij de overige typen lampen, betekent ook dat led-lampen meer energie omzetten in licht. Waar bij gloeilampen de lichtopbrengst (onterecht) werd uitgedrukt in opgenomen vermogen (Watt), moet er voor led een andere eenheid gebruikt worden. Een opgenomen vermogen van 4 W bij leds zou namelijk slechts 1/10e van de lichtopbrengst suggereren wanneer deze vergeleken wordt met een 40 W gloeilamp. In de realiteit zal de ledlamp echter veelal een gelijke of grotere lichtopbrengst hebben. Daarnaast staan de ontwikkelingen niet stil en is het slechts wachten tot er nóg efficiëntere ledlampen worden ontwikkeld. Met de komst van led-lampen is daarom een andere eenheid belangrijk geworden, namelijk het aantal lumen dat een lamp uitstraalt. Een lumen is de eenheid voor lichtstroom en is een maat voor de hoeveelheid zichtbaar licht die een lichtbron in alle richtingen uitstraalt. Voor meer informatie over lumen verwijs ik je naar de Nederlandse of de (uitgebreidere) Engelse wikipedia pagina. Een andere relevante eenheid, maar die eigenlijk zelden wordt benoemd, is de hoeveelheid lux. Lux is de hoeveelheid lumen per vierkante meter verlicht oppervlak. De hoeveelheid lux zegt dus iets over hoe sterk een oppervlak/ruimte wordt verlicht. Er zijn bepaalde minimum-criteria, maar die gelden enkel voor het bedrijfsleven. Voor meer informatie; NL of EN. Om een goede vergelijking te kunnen maken, moeten we weten hoeveel vermogen de andere lamptechnieken verbruiken om een bepaalde hoeveelheid lumen uit te stralen. ![]() Omdat veel mensen nog steeds denken in gloeilamp-vermogen worden er op verpakkingen doorgaans ook de gloeilamp-equivalenten vermeld, vaak zelfs vrij prominent afgebeeld. Omdat de claims in het verleden nogal overdreven waren heeft de EU exacte waarden bepaald waaraan de fabrikanten zich tegenwoordig moeten houden: ![]() Bron. Je kunt zien dat gloeilampen het minst zuinig zijn met ongeveer 8-13 lm/W. Halogeen lampen zitten daar een 30% onder met zo’n 11-16 lm/W. Spaarlampen halen al zo’n 40-65 lm/W en tl-lampen 50-90 lm/W. Hoewel sommige (oudere) ledlampen vergelijkbaar scoren, zijn de nieuwere aanzienlijk efficiënter. Moderne ledlampen scoren veelal 100 lm/W, maar de ontwikkelingen staan nog niet stil. Zo is de meest efficiënte lamp welke ik ben tegengekomen, een Philips 6 W filament lamp welke 806 lm uitstraalt, dat is dus 134 lm/W. Daarnaast is Philips een samenwerking aangegaan met Dubai Municipality en heeft men een 200 lm/W lamp in ontwikkeling. Verwacht wordt dat deze later dit jaar (2016/2017) op de markt moet komen. [small]Overigens moet hierbij vermeld worden dat er bepaalde limieten zullen zijn aan de hoeveelheid lumen/watt. Wanneer de beschikbare energie voor 100% wordt omgezet in licht (wat in de praktijk bij lange na niet zal kunnen), spreekt men over wat ze in de verlichtingstechniek noemen "het fotometrisch stralingsequivalent" en dat ligt op 680 lumen per watt. Hoewel led-lampen dus steeds efficiënter zullen worden, is de warmte-ontwikkeling nog altijd een heikel punt. Het bepaalt namelijk in zeer grote mate de levensduur van de betreffende ledlamp. In tegenstelling tot andere lamptechnieken waarbij het lichtproducerende onderdeel naar verloop van tijd het loodje legt, zal bij led met name de elektronica aan slijtage onderhevig zijn. Daarnaast zal een ledlamp niet van het ene op het andere moment “stuk” gaan (zoals bij de andere technieken), maar zullen de prestaties (lichtopbrengst en uiteindelijk ook kleurtemperatuur) langzaam achteruit gaan. Om een led-lamp als “defect” te classifiseren, wordt meestal het moment genomen waarop de lamp nog 60 - 70% van de oorspronkelijke lichtopbrengst heeft. Hierna werkt de lamp nog prima, maar zullen de prestaties zichtbaar afwijken van de specificaties. Veel fabrikanten houden zich inmiddels netjes aan het criterium van 60-70% lichtopbrengst, maar sommigen willen er nog wel eens van afwijken, om zo lekker grote getallen te krijgen. Een goed-presterende led-lamp gaat tegenwoordig zo’n 15.000 – 20.000 uur mee. Met dit gegeven is meteen duidelijk dat sommige claims van 30.000 branduren (en meer) veelal uit de lucht zijn gegrepen. Het kan ook zijn dat ze de specificaties van de ledjes zelf hebben overgenomen, maar zoals gezegd komt het eigenlijk niet voor dat deze de bepalende factor zijn in het “stuk” gaan van ledlampen. Jitter is overigens zelf een test aan het uitvoeren met de levensduur van een 13 W Ledare (ikea). De resultaten worden hier bijgehouden. Edit: 23 maart 2017 kwam deze test ten einde. Om de levensduur van led-lampen te verlengen, is het dus belangrijk dat de warmte kan worden afgevoerd. Waar een gloeilamp makkelijk warmte kwijtraakt via straling, is dat voor een led-lamp veel moeilijker. Daarom zie je (zeker bij de oudere modellen), grote heatsinks om de warmte kwijt te raken. De nieuwe modellen, waarbij de ledjes in een filament verwerkt zitten, raken hun warmte makkelijker kwijt. Echter hier is het weer de elektronica die voor problemen kan zorgen. Dergelijke lampen proberen het uiterlijk van gloeilampen na te bootsen, waardoor alle elektronica in de fitting gepast moet worden. Je zult bij dergelijke ledlampen dan ook merken dat de fitting warmer zal zijn dan het glas/plastic van de lamp. |
^top^ |
In tegenstelling tot de oudere lamptechnieken, stralen de diodes van een led niet 360° rond, maar zijn ze beperkt tot maximaal de helft. Echter door slimme plaatsing (led filament lampen) en/of gebruik van reflectie, kan deze stralingshoek worden vergroot. Met name de retrofit lampen hebben een grotere stralingshoek, waarbij de filament modellen dichtbij de 360° uit kunnen komen. Toch heb je ook bij deze lampen kans op schaduwvorming, maar dit zal in de meeste situaties niet storend zijn. Voor spotjes worden veelal de stralingshoeken uit het verleden aangehouden en zal het verlichte oppervlak afhangen van de afstand tot de spot. | ![]() |
![]() |
Hoek\Afstand | 100cm | 200cm | 300cm |
30° | 55cm | 110cm | 160cm |
45° | 85cm | 170cm | 250cm |
60° | 115cm | 230cm | 350cm |
^top^ | |||
![]() |
Gloeilampen, halogeenlampen, spaarlampen, tl-lampen en ledlampen. Ze hebben allemaal te maken met een bepaalde hoeveelheid “flicker” (het veranderen van de uitgestraalde lichtintensiteit met een vaste interval). Deze flicker is te danken aan het feit dat het lichtnet gebruik maakt van wisselspanning. Wisselspanning wisselt op een bepaalde frequentie tussen een positieve en een negatieve spanning. In Europa, Azië, Afrika, Australia en een deel van zuid-amerika gebeurt dat op 50 Hz, in het overige deel van Amerika en een klein deel van Azië gebeurt dat op 60 Hz (Kaart. Dit betekent dat in Nederland de spanning 50 keer per seconde wisselt van een positieve piek naar een negatieve piek terug naar een positieve piek, oftewel heeft het een sinusoïdaal spanningsverloop. ![]() Aangezien een sinus twee pieken kent en gloei-, halogeen-, spaar- en tl-lampen beide pieken kunnen omzetten in licht, flickeren deze op een frequentie van 100 Hz. Voor de meesten onder ons is deze flicker niet zichtbaar, omdat de afkoeling van deze lampen zo traag verloopt. De hoeveelheid uitgestraald licht neemt wel af, maar niet voldoende om het zichtbaar te laten zijn voor het menselijk oog. Een digitale camera kan het meestal wel zichtbaar maken. Waar bovengenoemde lampen goed werken op wisselspanning, doet een led-lamp dat niet. De diode werkt slechts in 1 richting (gelijkspanning), waardoor alleen de positieve pieken tot lichtproductie lijden. Een ledlamp zou daarom niet op 100 Hz, maar op 50 Hz flickeren. Daarnaast heeft een led (bijna) geen afkoelperiode, waardoor het verschil in lichtproductie tussen een piek en een nul aanzienlijk groter is. Feitelijk wisselt een led constant tussen aan en uit. Aangezien een flickering van 50 Hz zelfs voor het meest ongevoelige oog stoorbaar aanwezig zou zijn, worden (zelfs de goedkopere) ledlampen voorzien van een dubbelzijdige gelijkrichter welke de negatieve piek omzet in een positieve piek, zodat de frequentie verdubbelt wordt en op 100 Hz uitkomt. Echter is dit voor veel mensen nog niet voldoende om een “flickervrije” lamp te verkrijgen, waardoor er ook een condensator (smoothing capacitor) toegevoegd moet worden. Deze zal geleidelijk zijn stroom afgeven zodat de “afkoelperiode” wordt vertraagt tot het punt waarop een nieuwe piek plaatsvindt. Op deze manier gaat de led niet volledig uit, maar dimt het slechts iets. ![]() Jitter heeft het heel duidelijk uitgelegd in deze en deze post. Mocht het werkpunt van de led's volledig onder de dips in de gelijkgerichte netspanning blijven, dan licht de lamp op zonder enige vorm van flicker. Helaas maken niet alle fabrikanten gebruik van dergelijke goede drivers, waardoor flicker nog steeds een heikel punt is bij sommige led-lampen. Dat kan variëren van verwaarloosbaar weinig tot zeer heftig. Hoewel niet iedereen deze flicker direct als storend zal ervaren, kan het toch nadelige effecten hebben. Uit onderzoek is gebleken dat het knipperen van ledlampen kan leiden tot hoofdpijn en vermoeide ogen. Olino.org (een website die zich richt op duurzame energie en die daarnaast ook veel aandacht besteedt aan lampmetingen), maakt gebruik van een zogenaamde “modulatie-index” waarbij er een score wordt gegeven aan de mate van flickering. Er is gebleken dat lampen met een modulatieindex van 37% of minder, geen hoofdpijn of vermoeide ogen zullen geven. Ter vergelijking; een gloeilamp heeft een modulatieindex van 22% en een spaarlamp van 9%. Veel TL lampen (met een conventioneel VSA) zitten op 37%. Hierbij moet vermeld worden dat TL lampen met een elektronisch VSA een lagere modulatie kennen, omdat deze op een hogere frequentie werken. Ze stellen verder hun meetresultaten beschikbaar in een handig overzicht voor de consument. |
Naast de eerder genoemde lange termijn effecten van flickering, kan het bij sommige lampen ook gevaarlijke situaties opleveren. Ledlampen met een hoge modulatie-index, wisselen feitelijk constant tussen volledig aan en volledig uit. Hierdoor bestaat er het risico op het zogenaamde “stroboscoop-effect”. Dit effect treedt op wanneer een roterend onderdeel (bijvoorbeeld een zaagblad) op eenzelfde frequentie (of een som hiervan) beweegt als de flicker van de led-lamp. Doordat het zaagblad zich telkens in eenzelfde positie bevindt als het belicht wordt, lijkt het stil te staan. Dit kan vanzelfsprekend tot gevaarlijke situaties leiden. Hierbij moet overigens vermeld worden dat bij een symmetrisch voorwerp zoals een zaagblad, er meerdere frequenties zijn waarop dit effect zal optreden. Het zal afhangen van de hoeveelheid tanden in combinatie met de rotatiefrequentie van het zaagblad. Een makkelijke manier om te controleren of een ledlamp stabiel licht geeft of niet, is door er een digitale camera (telefooncamera bijvoorbeeld) op te richten. Wanneer de belichtingstijd naar beneden wordt gecorrigeerd, zal een flickerende ledlamp altijd een bepaald "banden patroon" geven op het digitale scherm van de camera. Het is dus belangrijk dat je de camera dicht bij en recht op de ledlamp richt. ![]() Een tweede (maar minder duidelijke) manier is om je rug naar de ledlamp toe te keren en je hand snel heen en weer te bewegen terwijl deze door de lamp wordt belicht. Bij een stabiele ledlamp zullen de vingers van je hand een wazig geheel vormen. Bij een flickerende ledlamp zul je duidelijk meer dan 5 vingers zien. ![]() Bron: www.olono.org |
^top^ |
Hoewel beide termen een totaal andere betekenis hebben, hebben ze toch wel met elkaar te maken. Nu de led-lamp meer en meer terrein wint, willen fabrikanten dat de overstap naar led zo eenvoudig mogelijk wordt. Dit betekent dat led-lampen in de meeste bestaande situaties moeten kunnen werken, zonder ingewikkelde handelingen of aanpassingen. Een retrofit led-lamp is in de meeste gevallen dus gewoon plug-and-play. Dit komt omdat de driver (een stukje elektronica dat er voor zorgt dat de 230 V wisselspanning van het lichtnet wordt omgezet naar een vorm die beter werkt voor een led, idealiter gelijkspanning of iets wat er bij in de buurt komt), zich in de lamp zelf bevindt. Je kunt dergelijke lampen dan ook gewoon in de bestaande fitting schroeven. Dergelijke retrofit lampen werken op vrijwel alle mechanisch (aan-uit) geschakelde armaturen. Wanneer er sprake is van een dimmende schakelaar, is dat allemaal niet zo vanzelfsprekend meer. Zeker in geval van oudere woningen (van vóór de opkomst van led-lampen), wordt er veelal gebruik gemaakt van dimtechnieken welke gericht zijn op gloeilampen. Deze dimmers beïnvloeden de sinus van een wisselstroom. We kennen fase-aansnijding en fase-afsnijding, waarbij de sinus respectievelijk net na of net voor de nul wordt afgekapt. Op deze manier wordt de spanning wat langer op nul gehouden, waardoor een gloeilamp minder vermogen te verwerken krijgt en daardoor wat minder fel gaat branden. Hoe langer de spanning op nul gehouden wordt, hoe zwakker de lamp zal branden. Aangezien de driver van led-lampen de wisselspanning manipuleert voordat het de daadwerkelijke led bereikt, kunnen dergelijke technieken een negatief effect hebben op de werking van deze driver en daarmee ook de led. Toch werken sommige led-lampen best goed met de ouderwetse technieken, omdat de driver zo ingenieus in elkaar steekt, dat deze dergelijke veranderingen in het aanvoer signaal op een juiste manier weet om te zetten naar het uitvoersignaal. Echter betekent dit niet dat fabrikanten garanties kunnen geven dat het allemaal maar gewoon werkt. Bekende symptomen van incompatibele combinaties zijn: zoemen, knipperen, tot bepaalde hoogte niet dimmen en dan plots uit gaan. Op den duur kan het zowel de dimmer als de led-lamp zelfs schade toebrengen. Beter kies je met led-lampen ook voor dimmers die er specifiek voor geschikt zijn. Voor led-lampen zijn het dan zogenaamde PWM (Pulse Width Modulation) of CCR (Constant Current Reduction) dimmers. Feitelijk geeft PWM hetzelfde effect als de voorgenoemde dimtechnieken, echter vindt hier geen gradueel verloop van de spanning plaats, maar een bloksgewijs verloop. De spanning is of 100% of 0%, de tijdsverhouding tussen beiden bepaald hoeveel de led daadwerkelijk wordt gedimd. Op de maximale stand is de spanning constant 100%. Omdat met deze techniek een aanzienlijk hogere frequentie wordt aangehouden, zal flicker minder duidelijk aanwezig zijn. Helaas niet volledig afwezig, waardoor sommige (gevoelige) mensen toch flicker waarnemen wanneer er veel gedimd wordt. Omdat de tijdsverhouding tussen 100% en 0% goed aan te passen is, kan er met deze techniek zeer ver gedimd worden (1% is mogelijk). ![]() Bij CCR wordt juist de stroom (Ampere) aangepast. Om te kunnen dimmen wordt de stroom verlaagd. Hoewel deze techniek geen flicker zal veroorzaken, zijn de dimprestaties zeer afhankelijk van de led-lamp welke er aan gekoppeld wordt. Hierdoor zal deze techniek doorgaans minder ver dimmen en kunnen er problemen ontstaan zoals het plots uitvallen van de ledlamp wanneer deze te ver gedimd wordt. ![]() |
^top^ |
![]() |
Aangezien ledlampen meer en meer geschikt worden als zuinige vervanging van bestaande verlichting, komen er ook steeds meer modellen op de markt. Tegenwoordig is er eigenlijk voor elke toepassing wel een led-equivalent. Hieronder staat een overzicht van de meest gangbare fittingen, puur ter referentie en verduidelijking. Edison fitting Allereerst zijn er de zogenaamde Edison fittingen “E*”. Dit zijn de bekende fittingen met schroefdraad, waarbij het cijfer staat voor de diameter in mm. In Nederland wordt vooral E14 en E27 gebruikt. E40 is de grootste maat, deze vind je veelal in zogenaamde “floodlights”. We kennen de volgende Edison maten; E5, E10, E12, E14, E17, E26, E27 en E40. Bajonet fitting De Bajonet fitting “B*” en “G*” is in Nederland minder bruikbaar muv de GU10 welke meestal bij spotjes wordt gebruikt. In Engeland is het echter gemeengoed. De fitting kent 2 (of meer) nokken welke vastgezet worden door het een kwartslag te draaien. Bij de “B*” variant staat het cijfer voor de diameter van de fitting, bij de “G*” variant is het de onderlinge afstand van beide pinnen in mm. We kennen de volgende Bajonet maten; BA9s, B15d, BA15d, BA15s, BA20d, B21s-4, B22d, B24s-3, GU10 en GZ10. Bipin fitting De bipin is een zogenaamde steekvoet en wordt in Nederland veel gebruikt bij spotjes en TL-verlichting. Hoewel de meeste TL-lampen niet ingestoken, maar gedraaid moeten worden, hoort dit type fitting toch onder deze noemer. Het cijfer achter de “G” staat voor de onderlinge afstand van beide pinnen in mm. Sommige fittingen kennen nog kleine variaties. We kennen de volgende Bipin maten; G4, GU4, GY4, GZ4, G5, G5.3, G5.3-4.8, GU5.3, GX5.3, GY5.3, G6.35, GX6.35, GY6.35, GZ6.35, G9 en G13 |
^top^ |
![]() |
In de volksmond kennen we verschillende soorten lampvormen; de peer, kaars, kogel, spot, bol, etc. Echter zijn er ook internationale aanduidingen. Om de vorm aan te geven begint de aanduiding met 1 of meerdere letters; |
![]() |
A | Arbitrary / Standard household incandescent light bulb shape | (de peer) |
B | Bullet / Bulged bulb shape | (de kaars) |
BR | Bulging reflector |
BT | Bulged or Blown Tubular bulb shape |
C | Conical bulb shape |
CA | Candle bulb shape | (de kaars met tip) |
CIR | Circline |
CP | Crystalline Pear bulb shape |
E | Ellipsoidal bulb shape |
ER | Extended reflector light bulb shape |
F | Flame |
G | Globe | (de bol) |
HK | Hexagonal Candle |
K | Krypton or narrow reflector light bulb shape |
MR | Mirrored reflector |
P | Pear bulb shape |
PAR | Parabolic aluminized reflector | (de spot) |
R | Reflector |
S | Strait Sided bulb style | (de kogel) |
ST | Strait Tube / Edison vintage style |
T | Tube lamp shape |
Vervolgens wordt de diameter aangegeven met een cijfer. Internationaal geeft het cijfer aan hoeveel 1/8 inches de diameter betreft. Om het gemakkelijk te maken, kennen we in Nederland echter ook een paar “afwijkende” maten, waarbij de diameter in milimeters wordt aangegeven. Voorbeeld: A19 betreft een standaardformaat (wij noemen het een “peertje”) van 19*1/8 inches, wat neerkomt op ongeveer 60mm. De Nederlandse A60 aanduiding is ongeveer gelijk aan deze maatvoering. Enkele veelvoorkomende maten en hun international equivalent; |
A60 | = A19 |
B35 | = B11 |
BA35 | = CA11 |
P45 | = S14 |
G93 | = G30 |
Hieronder een overzicht van gangbare lampmaten; |
![]() |
^top^ |
De kleurtemperatuur is een waarde die aangeeft welke kleur een lichtbron uitstraalt. De kleurtemperatuur varieërt feitelijk van 0 tot oneindig en wordt uitgedrukt in Kelvin. Als het om verlichting gaat, beperkt het zich eigenlijk van 1200 tot 6500 K. Waarbij 1200 K gelijk staat aan kaarslicht en 6500 K aan daglicht. Hoe lager de temperatuur, hoe roder en hoe hoger de temperatuur hoe blauwer.![]() In de praktijk wordt veelal 2700 K (warm wit) gebruikt voor sfeerlicht, 4000 K (neutraal/koud wit) voor werklicht en 6500 K (daglicht wit) voor kleur-gerelateerd werklicht (denk hierbij aan autospuiterijen, showrooms, etc). Voor het oog lijken de hogere temperaturen (kouder licht) ook feller, maar dat is slechts perceptie. De kleurtemperatuur staat los van het aantal lumen die een lichtbron uitstraalt. ![]() |
^top^ |
Een onderdeel waar (zeker de oude) ledlampen niet zo sterk scoren, is de kleurkwaliteit. Oftewel hoe natuurgetrouw kleuren worden weergegeven. De kleurkwaliteit wordt over het algemeen uitgedrukt in de CRI-waarde (Color Rendering Index). Gloeilampen hebben de hoogste CRI (100) en geven de kleuren weer zoals ze bij daglicht horen te zijn. Spaar- en TL lampen halen meestal een CRI-waarde van >80 tot >90. Voor ledlampen bestaat er wat discussie over deze gangbare manier van meten. Omdat de kleurweergave van ledlampen tot in detail aangepast kan worden, is het mogelijk om kunstmatig een hoge CRI-waarde te krijgen, zonder dat kleuren ook daadwerkelijk beter worden weergegeven (andersom kan ook). Daarom zijn er verschillende nieuwe standaarden in ontwikkeling, maar er is nog geen besluit genomen wat de daadwerkelijke opvolger gaat zijn. De mensen van Olino verwachten echter de CQS (Color Quality Scale) de opvolger gaat worden en betrekken deze meettechniek in hun lampmetingen. De tijd zal het leren. Tot die tijd is het belangrijk om te weten dat een hoge CRI niet hele verhaal vertelt. ![]() |
^top^ |
[ Voor 255% gewijzigd door jitter op 06-09-2018 14:30 . Reden: Dode links vervangen en edit. ]