Ik heb ooit eens een lezing van JD Maddox, toen nog US Army Psychological Operations team leader, bijgewoond, waar het op gegeven moment ging over analyse van gedrag in machtsdynamica bij strategische agendering van zogeheten political narrative dynamics - dit in relatie tot machtsverschuivingen bij aanwezigheid van toxiciteit in beslissingsdynamiek.
"Overcoming disbelief - whether based in principle or of conviction, in the proclivities and predispositions of their fellow man, participant of a shared dynamic whether social, political, economical or in a more broad sense of culture or nation - is a common weakness among observers and the dominant mechanism for facilitation of power for those seeking the use of said fellow man, irregardless of present or absent toxicity of him, or her".
In such enagements of analysis it really does not matter whether the space granted by means of disbelief has its origins in principle or conviction. The problem is that without structural limitations on the path of observation it is the observer who becomes a mechanism of facilitation."
Het is me altijd bijgebleven, want in de vele jaren daarna is het elke keer weer op tafel gekomen bij de opkomst van radicaal-rechts, ongeacht aard van vectoren (intern, extern, hybride). Met name in civiele groepsdynamica, maar trendmatig ook in componenten van samenleving, als bijvoorbeeld journalistiek.
Lang verhaal kort: het is menselijk en goed het positieve te nemen, de ruimte in te bouwen voor idee van goede intentie. Maar, wanneer we daar geen structurele grens aan stellen gaan we voorbij aan het effect en/of gebruik van gedrag (ongeacht of dit nu vanuit ego, predispositie, specialisatie of brede dan wel specifieke incompetentie is) versterken we zowel bereik als slagkracht van toxiciteit aanwezig in de dynamiek.
Praktische regel: three strikes.
Nee

In het dagdagelijkse leven hoeft het zo scherp niet gesteld te worden. Daar waar macht de essentie is, daar wel.
Echter het verlangen om in vrijheid te beleven is niet uniek voor Wilders of christen. Sterker, het universele aspect van verlangen op vrijheid wordt naar verwezen in "
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens" in meerdere artikelen. Desondanks kiest Stoffel niet voor een universele vergelijking, maar een specifieke vergelijking (welke onnodig is), waardoor hij (mogelijk bedoeld/onbedoeld) een bepaalde groep verheft boven een ander.
En daardoor wordt er een impliciet onderscheid gemaakt tussen bevolkingsgroepen. Iets wat minder wenselijke organisaties in de samenleving vaker doen.
En dat is wel een handige benchmark bij bovengenoemde.
Populisme: de weigering van complexiteit en de poging om simplistische antwoorden te formuleren op ingewikkelde vraagstukken middels gebruik van elke mogelijke prikkel van gedrag - i.p.v. moeite te doen voor gezonde participatie.