BadRespawn schreef op woensdag 20 januari 2010 @ 18:20:
Belangrijk verschil tussen "geloven" in de heliocentrische theorie en geloven in een god is dat er in de tijd van Copernicus al verifieerbare observaties werden gedaan van fenomenen die niet konden worden verklaart dmv 'terracentrische theorie' maar wel dmv heliocentrische theorie.
Het was dus meer dan alleen een kwestie van geloven.
In de tijd van Copernicus waren er verifieerbare observaties die noch door de ene theorie, noch door de andere theorie verklaard konden worden.
Voor de duidelijkheid even een korte tijdspad:
1543 de theorie van Copernicus wordt gepubliceerd;
1609 Galileo verbetert de telescoop en waarneemt de manen van Jupiter;
1609 Kepler bewijst dat de banen van planeten ellipsen zijn en van snelheid veranderen;
1610 publiceert Galileo over de manen van jupiter en is later ook in staat om te zien dat Venus fases heeft;
1638 publiceert Galileo Two New Sciences waarin hij voor een deel de grondslag voor de mechanica van Newton legt;
1643 geboorte van Newton.
Er zit dus 67 jaar (en niet honderd zoals ik eerder zei) tussen het moment dat de theorie van Copernicus gepubliceerd werd en het moment dat de eerste waarnemingen kwamen die zijn theorie ondersteunden. Galileo was degene die de theorie van Copernicus begon te bewijzen. Maar hij ging op zoek naar bewijs omdat hij in die theorie geloofde. En omdat hij in die theorie geloofde, begon hij met het leggen van een nieuwe mechanica.
Als eerste argument voor het helicentrisme noem je de epicycli, die het wereldbeeld van Ptolemaes zeer gecompliceerd maakten. Die waren ook nodig in de theorie van Copernicus. Uit
Wat heet wetenschap?:
Cirkelvormige banen met de zon in het middelpunt kan men niet met de waarnemingen in overeenstemming brengen, zodat Copernicus net als Ptolemaeus, epicycli moet toevoegen. Beide systemen hadden ongeveer evenveel epicylci nodig om de banen in overeenstemming te brengen met bekende waarnemingen.
De rest van je argumenten zijn de bewijzen die werden gevonden
omdat men in die theorie geloofde. Het geloof in de theorie was er eerst en pas daarna de bewijzen. En die geloof, als je er achteraf naar kijkt, is principieel vergelijkbaar (volgens mij) met het geloof in een God. De theorie van Copernicus verklaarde
op dat moment niks dat ook niet verklaard kon worden vanuit de geocentrische theorie, betreffende eenvoud en overeenstemmingen met waarnemingen van de posities van de planeten was het niet superieur (wel gelijkwaardig), het kon niet bewezen worden
(in die tijd) en het werd ook nog eens gefalsifieerd (door middel van de kennis die men
op dat moment had van de wereld).
Dido schreef op woensdag 20 januari 2010 @ 20:35:
[...]Het leuke is natuurlijk dat Aristoteles het niet zo had op experimenten en daadwerkeleijke waarnemingen: de werkelijkheid moest je kunnen beschrijven vanuit de filosofie. Dat past prima binnen een dogmatische wereldvisie, zolang je de hogere werkelijkheid waarbaar Aristoteles op zoek was vereenzelvigd met God.
De theorie van Aristoteles was prima in overeenstemmingen met waarnemingen van de posities van de planeten. Verder had degene die tenslotte het beginbewijs leverde voor de juistheid van de theorie van Copernicus, Galileo, het ook niet op daadwerkelijke experimenten. De meeste van de experimenten die de grondslag vormen voor zijn mechanica (waar Newton verder op bouwde) waren gedachte-experimenten. Een groot verschil was er tussen beiden dus niet.
Dido schreef op woensdag 20 januari 2010 @ 20:35:
[...]Dat argument is een mooi voorbeeld van inconsequent redeneren. Juist als iemand zich op de oude Grieken baseert zou het voor de hand liggen consequent door te redeneren en er niet vanuit te gaan dat die hele toren (rond de aarde) beweegt, maar die steen niet. Met andere woorden: het toren-argument is een mooie stroman, omdat het de theorie van de draaiende aarde inconsequent en onvolledig toepast het resultaat daarvan aan te vallen alsof het de theorie zelf was. Die "techniek" is nog steeds populair.
Dat argument is absoluut geen stroman. Het is juist een mooi voorbeeld van consequent redenering
binnen de beschikbare kennis. Volgens de theorie op dat moment hebben alle voorwerpen de neiging zich in rechte lijnen te bewegen naar hun natuurlijke plaats. Stenen die vallen gaan recht naar beneden naar het middelpunt van de aarde. Als de aarde om haar as draait, zoals Copernicus veronderstelde, dan zou elk punt van het aardoppervlak een aanzienlijke afstand afleggen. Als een steen vanuit een toren word losgelaten, dan moet hij dus niet aan de voeten van die toren vallen, maar op enige afstand van die toren. Stel je het maar in gedachte voor, met de kennis die men had (dus een wereld waarin Newton nog niet geboren is).
Je zou geen enkele reden hebben om aan te nemen dat de kennis die je hebt niet correct is want alles om je heen, alles wat je geleerd hebt, bewijst dat die kennis klopt. Zoals voorspeld wordt, vallen stenen naar beneden in een rechte lijn richting het midden van de aarde, de planeten staan waar ze volgens voorspelling moeten staan. Het klopt allemaal. Dus waarom zou je er aan twijfelen? Omdat een of andere figuur zegt dat het niet zo is? Laat het hem maar bewijzen! En dat kon Copernicus niet. Hij kon het niet bewijzen en hij begreep zelf ook niet waarom de steen aan de voet van de toren viel. Hij had daar geen enkele verklaring voor.
Dido schreef op woensdag 20 januari 2010 @ 20:35:
[...]Ben ik benieuwd hoe het in hun straatje paste? Omdat het meer verklaarde dan de oude theorie (oftewel exact de reden waarom heden ten dage nieuwe theorien onstaan)? Of bedoel je dat hun politieke agenda de doorslag gaf?
Volgens Kuhn ruilt men niet een theorie in met een nieuwe omdat die meer verklaard dan de oude. Ik citeer weer uit
Wat heet wetenschap?Er bestaat geen zuiver logisch argument dat aantoont dat het ene paradigma superieur is aan het andere en dat een rationele wetenschapper dwingt van paradigma te veranderen. Een reden warom zo'n bewijs niet bestaat is dat een wetenschapper zich door allerlei factoren laaat leiden als hij de verdiensten van een wetenschappelijke theorie beoordeelt. Het oordeel van een afzonderlijke wetenschapper is afhankelijk van de prioriteit die hij aan de verschillende factoren toekent.
Dus ik bedoel noch het ene, noch het andere. Ze vonden het gewoon een aantrekkelijker theorie.