desp schreef op woensdag 9 februari 2022 @ 14:55:
Er is inmiddels wat jurisprudentie over het ontstaan van overeenkomsten i.c.m. de leveringszekerheidsbesluiten. Zie uitspraak (dd 28 januari j.l.) van een kantonrechter
hier. De kantonrechter meent dat op grond van het veelbesproken lid 6 een overeenkomst 'van rechtswege' tot stand kan komen. Dit is incorrect, maar goed, desalniettemin zegt de kantonrechter ook dat hiervan bij een situatie onder lid 5 geen sprake kan zijn. Dan wordt de overeenkomst gewoon voortgezet onder de oude voorwaarden. Nou, één ding is zeker, dat gebeurt dus niet in de recente praktijk.
Mooie is natuurlijk dat lid 6 afgelopen tijd nooit een rol heeft gespeeld. Dat zou dan uit publieke besluiten van de ACM moeten blijken, meen ik. Iemand daarover een ander idee? De kantonrechter stelt namelijk de leverancier in kwestie in staat om aan te tonen dat er wel sprake is geweest van 'aanwijziging' door ACM.
Probleem is nu dat de aangesproken partij geen verweer voert, en straks blijft staan dat een overeenkomst van rechtswege kan ontstaan indien toedeling op grond van lid 6 heeft plaatsgevonden. Daar gaan energieleveranciers dan vervolgens naar verwijzen. Dit deel van het oordeel is incorrect, zoals meermaals onderbouwd in dit topic.
[...]
Allereerst kudos v.w.b. het aanreiken van de uitspraak.
Ik zou - met permissie - de inhoud anders willen benadrukken :
1. Op 2 november 2018 heeft eiseres aan gedaagde een aanbod gedaan voor een nieuwe overeenkomst. Gedaagde is op dit aanbod ingegaan.
Dit is dus afwijkend van de WE-casus.
2. Gedaagde is een consument. In dat geval moet de kantonrechter ambtshalve onderzoeken of de bedingen die in de tussen de handelaar en de consument gesloten overeenkomst staan niet oneerlijk zijn in de zin van Richtlijn 93/13 EG (richtlijn oneerlijke bedingen). De kantonrechter moet ook ambtshalve onderzoeken of de handelaar de op haar rustende informatieplichten heeft nageleefd, nu sprake is van een op afstand gesloten overeenkomst buiten de verkoopruimte.
Dit geeft dus helderheid over het hier eerder opgeworpen bezwaar dat het via de website sluiten van een energiecontract
niet een 'op afstand gesloten overeenkomst buiten de verkoopruimte' zou betreffen.
3. Op basis van de thans beschikbare informatie is niet duidelijk op welke wijze de overeenkomst van gedaagde op eiseres is overgegaan. Eiseres stelt in de dagvaarding weliswaar dat zij door de ACM is aangewezen, maar in de zich bij de stukken bevindende e-mail van ACM wordt niet gesproken over een aanwijzing, maar wordt vermeld dat de curator van EnergieFlex een nieuwe energieleverancier heeft gevonden die de klanten van EnergieFlex overneemt. Bovendien vermeldt ACM op 23 oktober 2018 dat vanaf 29 oktober 2018 partijen als dat nodig is voorbereidingen kunnen treffen voor het verdelen van de klanten, terwijl eiseres al op 26 oktober 2018 als leverancier is gemeld bij gedaagde, hetgeen er niet op duidt dat in dit geval sprake is van een aanwijzing op grond van artikel 6 van het Besluit. Ook in het bericht van de curator van FlexEnergie wordt melding gemaakt van overeenstemming tussen curator en eiseres.
Dit komt dus goeddeels overeen met de WE-casus.
4. Is sprake geweest van een verdeling op basis van een aanwijzing van de netbeheerder dan is van rechtswege een overeenkomst tot stand gekomen gebaseerd op artikel 6 van het Besluit.
Dat is dus discutabel. Ook al zonder daarin de consumentenbeschermingregelgeving en de AVG te betrekken.
5. Aldus wordt vermoed dat geen sprake is geweest van een aanwijzing als bedoeld in lid 6 van het Besluit, maar een overname op basis van een overeenkomst als bedoeld in lid 5 van het Besluit. Eiseres wordt in de gelegenheid gesteld dit vermoeden te weerleggen aan de hand van een besluit van de netbeheerder van zowel het gas- als elektriciteitsnetwerk waarin wordt vermeld dat sprake is geweest van een verdeling als bedoeld in artikel 6 van het Besluit. De zaak zal hiertoe naar de rol worden verwezen over vier weken.
En daar hebben we dus de hamvraag.
Voor de goede orde kan nog worden opgemerkt dat de directe consequentie is van een over de jaren bij semi-overheid ingeslopen praktijk van schending van het motiveringsbeginsel. A.k.a. 'polderen'.
Het wachten is nu dus op nadere bewijslevering door Innova/ACM.
Op 2 november 2018 heeft eiseres aan gedaagde een aanbod gedaan voor een nieuw vast energiecontract dat gedaagde heeft aanvaard.
Innova heeft vervolgens de overeenkomst met gedaagde opgezegd. Gedaagde heeft ondanks aanmaningen facturen onbetaald gelaten.
Mij is niet duidelijk waarom de kantonrechter vervolgens de Leveringszekerheids-regelgeving erbij haalt.
Ik kan mij alleen maar voorstellen dat gedaagde door het opzeggen van het vaste contract is teruggevallen op de 'LZ-overeenkomst'.
Het vonnis vermeldt overigens ten onrechte "het besluit leveringszekerheid gas en elektriciteit kleinverbruikers", een dergelijk besluit bestaat niet.
Ook verwijst de kantonrechter vervolgens naar "het besluit" zonder te vermelden welk besluit, gas of electriciteit.