In de handleiding staat het wel heel veilig. Voor tonaliteit is de maximale toeslag (
Kt) 6 dB deze kan lager zijn. Dit is afhankelijk van het omgevingsgeluid. Oftewel woon je langs een drukke (rijks)weg of actief industrie terrein dan is de tonaliteit toeslag anders dan wanneer je in een rustige woonwijk woont of in de weide omgeving niks tegen komt (maar dan heb je ook geen last van de toeslag

).
Daarbij komt dat de tonaliteitstoeslag alleen wordt toegepast voor de duur van een toetsingsperiode (dag 07:00-19:00, avond 19:00-23:00 en nacht 23:00-07:00) dat deze voorkomt.
In de
Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening staat het volgende opgenomen:
Op welke wijze de correctiefactor moet worden toegepast als het tonale geluid niet continu optreedt, zij verwezen naar de
Handleiding Meten en Rekenen industrielawaai (HMRI):
de correctiefactor wordt toegepast voor dat deel van de tijd dat er sprake is van tonaal geluid.
Aangezien er spraken is van een modulerend apparaat is de tonaliteit niet constant aanwezig en daarmee de toeslag van 6 db dus ook overdreven.
Voor de geïnteresseerde wat informatie over wanneer de tonaliteitstoeslag wordt toegepast:
Tonaliteit wordt beoordeeld volgens de zogenaamde 'kritische bandbreedtemethode' zoals beschreven in ISO 1996-2, Annex C. De kritische bandbreedtemethode gaat uit van smalbandige analyse van het equivalente geluidniveau op een beoordelingspositie. In ISO 1996-2 wordt uitgegaan van een standaard beoordelingsperiode van 1 minuut. Afhankelijk van de opbouw van dit 1-minuutsspectrum kan een tonaaltoeslag (
Kt) worden berekend, variërend van 0 tot maximaal 6 dB.
De toeslag
Kt wordt bepaald aan de hand van het verschil (
DLta) tussen het geluidniveau van
de zogenaamde kritische band (
Lpn) en het geluidniveau van de tonale componenten binnen
deze kritische band (
Lpt):
− als
DLta > 10 dB ->
KT = 6dB;
− als 4 dB ≤
DLta ≤ 10 dB ->
KT =
DLta – 4 dB
− als
DLta < 4 dB ->
KT = 0 dB.
De grootte van de kritische bandbreedte bedraagt 100 Hz voor tonale componenten tussen de 50 en 500 Hz. Een tonale component is hierbij gedefinieerd als een lokaal maximum met een 3 dB bandbreedte kleiner dan 10% van de kritische bandbreedte (10 Hz).
Indien in de beoordelingsperiode sprake is van een fluctuerende frequentie van de (potentiële) tonale componenten dient een kortere beoordelingsperiode gehanteerd te worden of dienen ook componenten beschouwd te worden met een 3 dB bandbreedte groter dan 10% van de kritische bandbreedte.
In de HMRI staat nog het volgende:
Als criterium geldt dat het tonale karakter van het geluid duidelijk hoorbaar is op het beoordelingspunt. Er kan sprake zijn van tonaal geluid als de geluidsbelasting op het beoordelingspunt wordt bepaald door bijvoorbeeld jankende tandwielkasten, brommende transformatoren, gierende ventilatoren, modelvliegtuigen en bepaalde trilapparatuur (betonindustrie). Herkenbaarheid van een specifieke geluidsbron hoeft geen aanwijzing te zijn van tonaliteit.
In geval van geluid met een tonaal karakter dient er op het gemeten of berekende langtijdgemiddeld
deelgeluidsniveau vanwege de gehele inrichting een toeslag van 5 dB in rekening te worden gebracht. De toeslag wordt alleen toegepast voor dat deel van de beoordelingsperiode dat er sprake is van tonaal geluid.
In sommige gevallen kan een (smalbandige) spectrale analyse de aanwezigheid van een zuivere toon aantonen, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van `pieken' in het spectrum. De aanwezigheid van dergelijke `pieken' kan het waargenomen tonale karakter bevestigen; het is echter niet altijd een `bewijs' voor tonaal karakter. Het is namelijk mogelijk dat deze pieken in het spectrum ruim onder het equivalente geluidsimmissieniveau in dB(A) liggen, en door de maskering vanwege (breedbandig) geluid in het overige frequentiegebied het geluidsimmissieniveau geen tonaal karakter geven. Een tertsbandanalyse geeft in de regel onvoldoende informatie