TL/DR: dat laatste is volgens mij ook zo, maar lijkt op gespannen voet te staan met o.a. eerdere algemene adviezen over dit onderwerp van de Venetië Commissie van de Raad van Europa
Ik was even op zoek naar de juiste bronnen toen ik je reactie las vorige week, maar volgens mij is de laatste zin die je schrijft al strafbaar als een opzettelijk karakter kan worden aangetoond volgens
art. 355 lid 4 Sr. of bij grove schuld zoals bepaald in
art. 356:
Titel XXVIII. Ambtsmisdrijven
Artikel 355
Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie, worden gestraft de ministers of staatssecretarissen:
(...)
4°. die opzettelijk nalaten uitvoering te geven aan de bepalingen van de Grondwet of andere wetten of algemene maatregelen van bestuur, voor zover die uitvoering wegens de aard van het onderwerp tot hun taak behoort of uitdrukkelijk hun is opgedragen.
Artikel 356
Met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie worden gestraft de ministers en staatssecretarissen aan wier grove schuld te wijten is dat de in artikel 355, onder 4°, omschreven uitvoering wordt nagelaten.
Maar voor strafvervolging door de PG bij de HR moet het parlement opdracht geven en daarna moet de HR ook nog komen tot een veroordeling als de HR opzettelijk handelen tegen de grondwet in het geval van art. 355 lid 4 Sr. of van schuld bij het culpose delict in art. 356 Sr bewezen acht. Daarom was de openbaring van de MR notulen ook zo interessant, want blijkt daaruit nu wel of niet opzettelijk handelen of handelen waaruit strafbaarheid op grond van schuld volgt?
Het
verzoek dat (m.i. qua bewoordingen nog tamelijk voorzichtig) opriep tot 'het in overweging nemen van een onderzoek naar een aanklacht' is verworpen na hoofdelijke stemming (34 stemmen voor en 97 stemmen tegen). Het is daarmee opnieuw duidelijk dat het een van de vele 'checks and balances' is die wel op papier bestaan, maar in de praktijk niks voorstellen. Er is namelijk
nog nooit tegen een bewindspersoon strafvervolging ingesteld. Daar staat tegenover dat je ook de vraag kunt stellen of het wel een juiste manier is om te voorkomen dat bewindspersonen de grondwet overtreden en is overigens momenteel onderwerp van onderzoek. Art. 355 n 356 zijn ten eerste wel erg algemeen geformuleerd, maar kunnen er ook toe leiden dat niemand meer als bewindspersoon wil optreden want politiek misbruik is uiteraard niet uitgesloten.
Toevallig verscheen op de dag dat jij deze vraag stelde het advies '
Niet boven maar in de wet' over (subtitel) 'Een werkbare en faire regeling voor de opsporing, vervolging en berechting van ambtsdelicten van Kamerleden en bewindspersonen'. Daarin wordt uiteraard ook stilgestaan bij art. 355 en 356 Sr., met de vraag of die artikelen niet moeten worden geschrapt (p. 111) en verwijst de commissie in het rapport naar de beginselen van de Venetië Commissie van de Raad van Europa die zelf net is begonnen met een adviestraject nadat het presidium daarom had gevraagd als uitvoering van
deze motie:
(…) In de kern gaat het om de vraag of er naast de politieke ministeriële verantwoordelijkheid nog een plek moet zijn voor het strafrecht als ultimum remedium om schending van de (Grond)wet door een bewindspersoon, voor zover een zodanige schending niet reeds strafbaar is gesteld via specifieke strafbepalingen, aan te kunnen pakken. De argumenten voor en tegen wegend, meent de commissie dat hier de politieke ministeriële verantwoordelijkheid haar werk moet doen en dat hier geen rol is weggelegd voor het strafrecht. Daar komt bij dat zich in de twintigste eeuw een stelsel van bestuursrechtspraak heeft ontwikkeld, waardoor ministeriële besluiten inmiddels kunnen worden getoetst door de bestuursrechter (of door de burgerlijke rechter indien het gaat om handelingen die niet appellabel zijn bij de bestuursrechter). Voor de commissie weegt zwaar dat de delictsomschrijvingen in de artikelen 355 en 356 Sr onvoldoende houvast bieden voor een rechterlijk oordeel dat niet tevens een politiek oordeel insluit. De commissie hecht hierbij groot belang aan de beginselen zoals die zijn geformuleerd in het rapport van de Commissie van Venetië, zoals die zijn overgenomen in de resolutie van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa van 28 juni 2013 (zie hierover nader de paragrafen 4.3 en 5.13). Daarin wordt wat betreft de formulering van strafbepalingen op het gebied van de strafrechtelijke ministeriële verantwoordelijkheid gewezen op het legaliteitsbeginsel en de eisen van artikel 7 EVRM. In dit licht acht de commissie de artikelen 355 en 356 Sr problematisch. (…)
Zie overigens ook het
advies van de PG bij de HR inzake strafvervolging van bewindspersonen rondom het toeslagenschandaal, waaruit je ook zou kunnen afleiden dat de rechtspraak niet erg happig is op dit soort trajecten en de PG daarbij ook diverse malen de adviezen van de Venetië Commissie benoemt (p. 57):
De Venetië Commissie waarschuwt voor het gebruik van strafrechtelijke procedures louter omdat beleidskeuzes slecht zijn uitgepakt, rampzalige gevolgen hebben of de staatsfinanciën hebben geschaad. Politieke onvrede en teleurstelling zijn geen aanwijzingen voor schending van strafrechtelijke bepalingen: “Criminal law should not be used to assess the appropriateness of a political decision.”
Maar het is ook van belang dat zichtbaar is dat niemand, ook regeringsleiders en kabinetsleden niet, boven de wet staan.
Het laatste is nu toch echt aan D66 zou ik zeggen, want ze kunnen een motie van wantrouwen steunen als ze dat zouden willen. De vraag is of dat opportuun is uiteraard.
Onder voorbehoud van (type)fouten. Handelen naar mijn reactie is voor eigen rekening en risico. Win zo nodig zelf (betaald) advies in bij een expert.