Op deze pagina staan de wetsvoorstellen:
https://www.rijksoverheid...el-overbruggingswet-box-3
Dit staat in het uitvoeringstoets document:
"De overbruggingswetgeving bevat een bepaling om
peildatumarbitrage te verbieden. Aangezien het
inkomen uit banktegoeden, overige bezittingen en
schulden op één peildatum (1 januari) wordt
bepaald, kan het voor een belastingplichtige fiscaal
aantrekkelijk zijn om overige bezittingen, waarop
een hoog rendementspercentage van toepassing is,
voor de peildatum te verkopen en tijdelijk om te
zetten in bezittingen met een laag rendementspercentage,
namelijk banktegoeden. Na de
peildatum worden overige bezittingen weer
aangekocht. Indien de voornaamste reden van de
belastingplichtige daarbij is om een minimale
belastingheffing in box 3 te realiseren, is sprake van
peildatumarbitrage. Daarnaast kan ook met
schulden worden gearbitreerd, bijvoorbeeld indien
vlak voor de peildatum (tijdelijk) meer schulden
worden aangegaan waardoor de waarde van de
banktegoeden wordt verhoogd. Dit resulteert
eveneens in een verlaging van de belastingheffing.
Om peildatumarbitrage met als doel belastingheffing
te verlagen te voorkomen wordt een bepaling
voorgesteld die ervoor zorgt dat het tijdelijk
omzetten van vermogensbestanddelen niet leidt tot
een lagere belastingheffing."
En in het nader rapport staat het volgende:
"Het voorstel voorziet in een maatregel tegen peildatumarbitrage. De toelichting vermeldt dat het voor een belastingplichtige gunstig kan zijn om “overige bezittingen”, waarvoor een hoog rendementspercentage geldt, vlak voor de peildatum van 1 januari tijdelijk om te zetten in banktegoeden, waarvoor een laag rendementspercentage geldt. De toelichting wijst daarnaast op de mogelijkheid dat vlak voor de peildatum tijdelijk meer schulden worden aangegaan en de waarde van de banktegoeden navenant worden verhoogd. Daarom worden gedurende een arbitrageperiode van drie maanden dergelijke tijdelijke omzettingshandelingen geacht niet te hebben plaatsgevonden, tenzij de belastingplichtige aannemelijk maakt dat daaraan zakelijke (dat wil zeggen niet-fiscale) overwegingen ten grondslag liggen. Uit de wettekst blijkt niet duidelijk wanneer deze periode van drie maanden precies aanvangt en wanneer deze eindigt: de wettekst spreekt slechts van “een aaneengesloten periode die aanvangt voor en eindigt na die peildatum”.
De Afdeling begrijpt de wens om peildatumarbitrage met als doel het verlagen van de belastingheffing tegen te gaan. Zij is er echter vooralsnog niet overtuigd van de thans voorgestelde regeling.
Deze regeling leidt tot een omkering van de bewijslast: een transactie binnen de periode van drie maanden die – kort gezegd – leidt tot lagere heffing in box 3, wordt geacht te zijn gericht op vermindering van belasting, tenzij de belastingplichtige aannemelijk maakt dat aan de handeling zakelijke overwegingen ten grondslag liggen. Het enkele feit dat een handeling binnen die periode heeft plaatsgevonden en tot een lagere heffing leidt, is niet voldoende om dit aan te nemen. Dit klemt temeer nu niet is geregeld wanneer de periode van drie maanden aanvangt en belastingplichtigen, die zich hiervan niet bewust waren, tot ruim vijf jaar na dato kunnen worden geconfronteerd met een verzoek om bewijs te leveren. Dat betekent praktisch gezien dat de belastingplichtige over een periode van zo’n zes maanden (drie voor, en drie na de peildatum) rekening moet houden met deze omkering van de bewijslast en langdurig bewijs van niet-fiscale overwegingen moet bewaren
.
Daar komt bij, dat met de voorgestelde regeling de complexiteit en de risico’s van fraude verder toenemen. De handhaving zal en kan niet geautomatiseerd plaatsvinden maar risicogericht, op basis van steekproeven. Dit roept de vraag op, mede gelet op het arbeidsintensieve karakter van de regeling en de schaarste aan personeel bij de Belastingdienst, hoeveel in de praktijk van de handhaving van de voorgestelde regeling terecht gaat komen.
Uit de toelichting blijkt niet waarom niet kan worden volstaan met een beroep op “fraus legis” in situaties waarin doelbewust peildatumarbitrage wordt toegepast, bijvoorbeeld in situaties waarin aanbieders van financiële producten dergelijke constructies aanbieden.
De Afdeling adviseert de voorgestelde regeling inzake peildatumarbitrage in het licht van het voorgaande opnieuw te bezien."
[
Voor 130% gewijzigd door
Zenix op 20-09-2022 21:32
]