smitae schreef op zaterdag 1 november 2025 @ 12:29:
Vraagje. Heb nu een Micro-Swiss Direct Drive op mijn Ender-5 gezet. Maar wat is dan de max speed die ik zou kunnen printen. Zowel voor 020mm en 028 mm layer? Op een moment zal waarschijnlijk de extruder niet genoeg filament kunnen doorduwen?
Met 020 verwacht ik niet vele problemen to 100mm/s, maar iemand ervaring met 028 layer, dan moet er namelijk best veel filament door.
Stock snelheid is 80mm/sec zonder Direct Drive. Ik heb daar wel richting 100mm/s geprint (020mm layer), maar uiteindelijk weer terug gegaan naar 80mm/s. Meer omdat het de standaard was, niet omdat het niet werkte ofzo.
Interessante vraag, maar ik heb geen direct antwoord. Wel een stukje uitleg zodat je het zelf kan uitpluizen.
Als eerste: Directdrive heeft geen directe invloed op je print snelheid. Je filament harder de nozzle in duwen zorgt niet dat het sneller smelt.
De voordelen zijn vooral dat je flexibele filaments kan printen en meer precisie met het plaatsen van plastic.
Nadeel is vooral meer gewicht aan de gantry, wat effect heeft op de maximale acceleratie.
De print snelheid die je kan halen is een combinatie van flowrate (hoeveel gram of mm
3 filament je kan smelten per seconde) en de kinematics van je printer (hoe snel gaan de motors en hoe hard kunnen ze de boel accelereren).
De flowrate is vooral afhankelijk van je hot-end. Even heel kort door de bocht: hoe meer contact oppervlak tussen filament en hot-end, hoe meer warmte je in de filament kan krijgen en hoe meer je dus kan smelten.
De standaard rode Mk8 hot-end van Creality heeft de bowden tube helemaal tot aan de achterkant van een hele korte nozzle lopen. Daar door heb je effectief dus alleen de nozzle als smelt zone.
Als je de heatbreak (dat buisje tussen heatsink en heaterblock) vervangt voor een versie waarbij de bowden stopt bij het begin van de heatbreak, heb je effectief al een 2x zo lange melt zone.
Hot-ends met langere nozzles, zoals een Volcano, zijn al gauw 6x zo lang en kunnen daar mee ontzettend veel meer plastic smelten.
Om deze reden helpt een CHT nozzle ook veel. Die splijt de filament in 3 delen om ze te verwarmen, waar na het weer samengevoegd wordt tot een enkele stroom.
Er zijn meerdere manieren om je flowrate te testen.
CNC Kitchen heeft een methode waarbij de hot-end een aantal milimeter filament wordt uitgepoept en daar na de sample wordt gewogen. Zodra het gewicht minder is dan wat zou moeten, heb je de grens gevonden.
TeachingTech heeft een calibratie website waar je een testprint kan maken. Elke zoveel lagen gaat de snelheid omhoog en wanneer de print lelijk begint te worden (te dun, gaten er in, etc) heb je de snelheid gevonden, Aan de hand van de ingestelde laag afmetingen (breedte en hoogte) kan je dan terugrekenen hoeveel mm
3 de grens is.
Zodra je de mm
3 flowrate weet, kan je ook uitrekenen wat equivalent is aan andere layer sizes en nozzles. Daar zijn flowrate calculators voor.
Dan komen we bij de kinematics. Je printer heeft motortjes en die worden aangedreven met een bepaald voltage en amperage. Volts * Amperes = Watts aan energie.
Amps worden beperkt door de motordrivers op het controlboard. De standaard Creality motortjes zijn geschikt voor maximaal 1 Amp en het controlboard staat meestal ingesteld voor iets minder dan dat (ongeveer 80%).
Je kan het vermogen verhogen door de zogeheten Vref aan te passen. Hier mee kan je meer Amps naar de motortjes sturen, zolang dat lager is dan wat de drivers en motortjes aan kunnen.
Soms is dat een klein stelknopje op het board, bij sommige boards kan je het via software instellen.
Deze motortjes moeten het gewicht van de gantry zien te verplaatsen. Daar moeten ze voldoende kracht voor hebben, en dat is dus bepaald door de Watts.
Hoe harder ze gaan, hoe harder ze ook weer moeten kunnen afremmen. Dit is in essentie de acceleratie.
Als je te hard wil accelereren of een te hoge eindsnelheid instelt, dan gaan de motortjes skippen.
Hoe meer gewicht er verplaatst moet worden, hoe eerder ze gaan skippen. En dan krijg je layershifts.
Voordat je bij layershifts terecht komt, is er ook nog de flexibiliteit van de machine. Het frame, stretch in de aandrijfriemen, etc.
Hoe sneller hij beweegt, hoe harder hij ook weer moet afremmen. Effectief overshoot hij zijn doel door flexibiliteit in de machine, en springt daar na weer terug.
Dit heet "ringing" en dat kan je terug zien in je print. Ook daar zijn weer tests voor. Ik vind de acceleratie test van TeachingTech een hele goeie, die laat je heel mooi zien waar de grens van kwaliteit versus snelheid ligt.
Je totale print snelheid is een combinatie van de kinematics en de flowrate.
Stel dat je hot-end een enorm hoge flowrate heeft, dan kan het prima zo zijn dat je machine de snelheid en stijfheid mist om lijntjes snel genoeg te leggen.
Je kan dan kiezen om een grotere nozzle te monteren zodat je dikkere/bredere lijnen kan leggen en op die manier gebruik te maken van de hoge flowrate.
Als je gaat voor hoge bewegingssnelheid, maar je hot-end heeft de flowrate niet, dan kan je een kleinere nozzle monteren. Hij beweegt dan heel snel maar legt minder materiaal neer.
De kunst is de balans vinden.
Edit: ohh ja, nog een belangrijke: hoe meer gesmolten plastic je per seconde weet neer te leggen, hoe meer koeling er nodig is. Het kan zomaar zo zijn dat je betere part cooling nodig hebt. Als de vorige laag nog niet genoeg gekoeld is en je dumpt er nieuw heet materiaal bovenop, dan wordt het vanzelf een soort ingekakte souffle.
[
Voor 5% gewijzigd door
McKaamos op 01-11-2025 14:39
]