Dan ben jij de enige in deze discussie die dat nog beweert. Ten eerste zijn er geen methoden die wij mensen als objectief beschouwen. Wat in deze discussie duidelijk is geworden is dat de methoden die wij gebruiken puur uit pragmatische redenen gebruikt worden. Ik ontken niet dat de wetenschappelijke methode zinvol is. Ik ontken dat het een objectieve methode is - dat is het namelijk absoluut niet.
De verificatie methode is een pragmatische aanpak waarvan wij met zijn allen hebben besloten dat deze objectief is. Dat is een aanname, het is niet 100% zeker. Mee eens. Geen enkele methode is 100% objectief. Ook mee eens. Niets is 100% zeker.
=========================================================================
*) Mensen opperen: De ervaring wordt door iets buiten ons veroorzaakt. We gaan met onze zintuigen en meet apparatuur op onderzoek uit. Dat vind de gelovige geen probleem want die hanteert die methode ook en accepteert deze ook, in alle andere situaties. We nemen gezamenlijk aan dat die zintuigen ons informatie opleveren over de wereld buiten ons (ook al is dat niet te bewijzen). De gezamenlijke premisse is dus dat zintuigen iets over de wereld buiten ons zeggen. Ons onderzoek is nu: is er een bron buiten of binnen ons die deze ervaring veroorzaakt?
Hoe ziet dit onderzoek er uit? We gaan kijken of wij een relatie kunnen aantonen tussen zintuiglijke ervaringen en die nieuwe ervaring X. Dat is kruisverificatie. Die methode gebruiken wij wel degelijk voor de zintuigen onderling, om te controleren of we wel echt zien wat we zien, of we wel echt horen wat we horen, etc. of iets duidelijker: dat de vermeende oorzaak van onze zien-ervaring ook de juiste oorzaak is. Etc. Als ik iets harigs voel kan dit komen door een hond, tapijt, etc, kortom: meerdere oorzaken hebben. Door een ander zintuig te introduceren: bijv, oren. Een tapijt blaft niet. Om uit te sluiten dat er een hond is maar dat ik alsnog een tapijt voel doe ik mijn ogen open. De gemeenschappelijke aanname is dat als twee ervaringen, tot stand gekomen door twee totaal verschillende systemen, een relatie met elkaar lijken te hebben, dat dit dan een bevestiging vormt over de vermeende oorzaak.
=========================================================================
De conclusie van het onderzoek is: nee.
Oh,zegt de gelovige, dan bevind God zich waarschijnlijk buiten het fysisch waarneembare, want ik heb toch echt die ervaring en dat kun je niet ontkennen. Kortom: de zintuigen en de meetapparatuur zijn niet goed genoeg of niet geschikt om die externe oorzaak aan te tonen. Maar die conclusie wordt veel en veel te snel getrokken: Want je hebt niet uitgesloten dat de ervaring door iets in je zelf wordt veroorzaakt.
Nu is onmiddellijk het tegenargument: ja, maar je hebt niet uitgesloten dat de ervaringen die middels de zintuigen tot ons komen ook niet gewoon uit ons zelf voortkomen. Dat klopt.
Maar: bij *) namen we, gelovigen en niet-gelovigen gezamenlijk aan dat dit niet zo is, dat onze zintuigen echt iets zeggen over de wereld buiten ons, dat is de gemeenschappelijke aanname die wij beiden doen. Met andere woorden: wij zijn het eens over de oorzaak van onze zintuiglijke ervaringen (iets buiten ons) en de methode om te bepalen wat dit iets is. Door dit tegenargument aan te voeren val je plots de gemeenschappelijke basis aan en ondergraaf je de discussie. (ik stel niet dat je dit beweert, maar dit mogelijk zou kunnen beweren)
Heel belangrijk: We hebben namelijk nog een andere mogelijke oorzaak niet onderzocht: ons zelf. Pas als we daar ook niets kunnen vinden, dan moeten wij aan onze gemeenschappelijke basis gaan twijfelen. Momenteel schiet onze kennis over onszelf hiervoor nog tekort.
Dit alles sluit natuurlijk niet uit dat er toch iets is dat ons van buitenaf beïnvloedt, ondanks dat verificatie faalt. Dat is analoog aan het idee dat we niet uitsluiten dat alles wat wij ervaren een grote illusie is (maar in de praktijk doen we dat wel, met zijn allen, waarom bij dit punt niet?).
Wat de 1e zin betreft, dat is niet zo. Als we de argumenten en het bewijs volgens de methode analyseren dan houdt de bewering geen stand. Dat de bewering geen stand houdt, is geen reden om dus automatisch te zeggen: dus God bestaat niet. Dat is, terecht opgemerkt, fout. We mogen alleen zeggen: het bestaan van God is niet bewezen en niet zeker.
Nu komt er een hele nieuwe vraag opzetten. Waarom is het zo van belang dat het zeker is dat God bestaat, of dat mensen in ieder geval voor zichzelf het bestaan van God willen gelijkstellen aan het bestaan van het kopje thee waar ze uit drinken. Waarom is God zo noodzakelijk?
Ik zoek de verklaring in de psyche van de mens. Mijn verklaring luidt als volgt: dat komt omdat op God een heel stelsel van moraal, ethiek, zingeving, etc, opgebouwd. God in twijfel trekken is het fundament van deze constructie van moraal, ethiek, zingeving, enzovoorts, ondergraven. Dat men dat niet wil is heel begrijpelijk. Als de wet “je mag niet moorden” een wet van God is, maar God is er misschien helemaal niet, dan zou dat als vrijbrief gezien kunnen worden om te moorden. Dat willen we niet.
Ik zou zograag een minder beladen woord kiezen als “zelfbedrog” maar ik zie het vanuit deze optiek als noodzakelijk zelfbedrog. Ik heb echter wel begrip voor dat zelfbedrog, zie het niet als een oordeel. Mensen maken fouten. Wie zonder fouten is, werpe de eerste steen.
Als God ons leven zin geeft, en er is geen God, dan heeft het leven geen zin. Waarom kunnen mensen geen vrede hebben met dat idee? Waarom willen mensen dat het leven zin heeft?
Ik kan mij voorstellen dat men denk dat als het leven geen zin heeft, dat je dan net zogoed niet zou kunnen leven. Dat dit leven niet uitmaakt. Dat is een correcte gedachte. Dat je net zogoed dood zou kunnen zijn en dat dit niet uitmaakt. Correct.
Dat lijden iets is dat niet te voorkomen is maar dat ook helemaal geen nut heeft. Correct. Ik wil niet lijden. Dan is de dood de enige optie. Maar om de stap te nemen dood te zijn en daar naar te handelen is er een van groot lijden. Weegt mijn huidige lijden op tegen dat lijden?
Nu zullen de meeste mensen zeggen: nee. Okee. Prima. Ja maar wat moet ik dan met mijn leven, als het allemaal niets uitmaakt. Mensen willen richting geven aan hun leven.
Je moet niets, maak er gewoon iets leuks van, probeer leed te vermijden, probeer geluk na te streven en dat van anderen. Wat je doet maakt niet uit. Zorg er voor dat je het leed zo min mogelijk tegen het lijf loopt. Ga geitenkaas maken als je dat leuk vind. Ga mensen in Afrika helpen of gewoon hier in een ziekenhuis. Wees creatief.
God kan dus best geverifieerd worden, alleen niet perfect. Niet iedereen kan getuigen van God, maar perfecte verificatie is sowieso een romantisch beeld van de wetenschap.
Als je stelt dat verificatie niet altijd nodig is, en ook niet in het geval met God, waarom kom je dan toch met de stelling dat God best geverifieerd kan worden?
Wat betreft de stelling dat God best geverifieerd kan worden: nee, zo werkt het niet. Iedereen moet God ervaren, dan is God positief geverifieerd. Als dat niet het geval is, dan is er iets anders aan de hand. Wat als 50% van de mensen een ding zien en 50% niet? Bestaat het ding dan? Of 80% om 20%?
Er zijn veel waarheden die niet of niet goed verifieerbaar zijn waarvan we wel weten dat ze waar zijn.
Waar moet ik dan aan denken, ik kom zo snel niet op voorbeelden. Ik heb het idee dat dit helemaal geen waarheden zijn maar ook gewoon aannamen. Alleen dat ik twijfel, daar ben ik mogelijk zeker van, maar iedere volgende stap vereist aannamen.
Ik kan middels pragmatiek zeer goed verdedigen dat juist een geloof zeer krachtig is als kenmethode - het stelt tenslotte in staat om vragen te beantwoorden over de zin van het leven.
Geeft het daadwerkelijk antwoord daarop? Wat is het antwoord dan? Dat we hier zijn om te leren? Volgende vraag: Het geeft mogelijk een antwoord op die vraag, maar niet op de vraag wat de zin van zin is.
Het lijkt me niet vreem dat juist de vraag 'wat moeten we dan leren?' een vraag is waarop we het antwoord moeten leren kennen - maar ik denk niet dat je daar iets mee kunt.
Dat ik daar niets mee kan is niet zo vreemd. Je schrijft: we moeten leren, wat we moeten leren. Maar dat weten we dus al: we hebben geleerd dat we moeten leren wat we moeten leren, maar dat weet ik ook al want ik heb geleerd dat ik moet leren dat we moeten leren, dat wat we moeten leren is wat we leren moeten. Enzovoorts. Een oneindige keten.
Is dat een bevredigend antwoord? Voor mij niet.