Om het simpel te stellen : omdat de remafstand van elke trein niet hetzelfde is.
Om het langdradiger te maken, allereerst ik kan niet uitmaken of je op de hoogte bent van hoe een treinnetwerk is opgebouwd, dus begin ik bij de basics.
Om een treinen te laten rijden, wil je volgende zaken voorkomen :
- Dat treinen in tegengestelde richting op hetzelfde spoor naar elkaar rijden.
- Dat een snellere trein achter op een tragere trein knalt.
- Dat wanneer een trein door een wisselstraat gaat, een andere trein die wisselstraat gaat kruisen.
1 is bijvoorbeeld al simpel op te lossen door mondelinge afspraken tussen 2 seinposten. "Ik stuur eerst 2 treinen naar u, en als die bij u binnen staan, mag jij treinen sturen." In praktijk gaf dit toch wel wat fouten "Was dat nu al de 2de trein?". Dus dit werd technisch grotendeels opgelost. Ik zeg grotendeels omdat we het de vorige dagen hadden over Verkeerd Spoor rijden, en waarbij ik aanhaalde dat bijvoorbeeld het grensbaanvak tussen Essen en Roosendaal niet technisch is uitgerust om dit tegen te gaan. In België krijgen we geen seinen open in die richting, maar ik kan perfect de nodige aanwijzingen/s-formulieren afleveren aan een trein om zo toch te gaan rijden. Het is een morele verplichting dat ik die formulieren niet aflever, tenzij een hoop voorwaardes zijn voldaan.
Punt 3 is op te lossen door aan elk wisselcomplex seinen te zetten, en af te spreken dat bij een bepaalde kleur/teken een trein stopt, en bij een andere kleur/teken een trein mag doorrijden, eventueel met voorwaardes (beperkte snelheid etc.). Technisch is het dan onmogelijk om als trein A door de wissels rijdt, het sein te openen voor trein B. Ik haal teken aan omdat er niet altijd een kleur is geweest bij een sein. Bijvoorbeeld het sein met seinarmen (foto 1) Of seinbakens met stuurpostsignalisatie. Hier staat ten velde enkel een bordje (het stopmerkbord) dat aangeeft dat er een sein zou staan, de gegevens van het (virtuele) sein komen rechtstreeks binnen in de stuurpost (foto 2)
Punt 2 is andere koek. Meestal heeft een station wel een wisselcomplex, en die zijn dus afgedekt door seinen, zoals hierboven reeds is aangehaald. Dus de ingang van je station is afgedekt, maar het spoorvak tussen 2 stations is dus niemandsland (in België noemt dit "Volle Baan"). Om te voorkomen dat een trein vanachter op een andere trein, die bijvoorbeeld aan de ingang van je station staat te wachten, rijdt, maak je volgende afspraak "er mag altijd maar 1 trein op een stuk spoor rijden tot aan een volgend sein". Een dergelijk stuk spoor, dus tot aan een volgend sein, noem je een blok(-sectie).
Aangezien je enkel een sein hebt bij de inrit van je station, heb je dus maar 1 blok, en kan er dus maar 1 trein rijden. Om tussen 2 stations te laten weten of het blok vrij was, en om aan te geven welke trein er in het blok ging komen, werden er blokaankondigingen uitgewisseld tussen de stations/seinhuizen. In België wordt "het blokken", het aankondigen, identificatie en afseinen van treinen, nog steeds aangeleerd aan seinhuispersoneel. Dus in principe kunnen we hier op terugvallen.
Maar 1 trein tussen 2 stations is wel weinig. Zeker als er tientallen kilometers spoor liggen tussen 2 stations. Dus we gaan het spoor tussen 2 stations opdelen in meerdere blokken door seinen bij te plaatsen. De afstand tussen die seinen is een puzzelwerkje, niet te veel achter elkaar, niet te ver uit elkaar, staan ze goed zichtbaar, of is het beter dat we 100 meter opschuiven, .... Je wil die bloksecties lang genoeg, zodat er ook een lange goederen in kan, maar ook niet te lang, want dan duurt het te lang voordat een trage trein die sectie vrijmaakt.
Zit in trein in een blok, moet het sein dat dit blok afdekt, natuurlijk gesloten blijven.
Dus in principe kan je maar maximaal evenveel treinen sturen tussen 2 stations als dat er bloksecties bestaan tussen die 2 stations.
En dan krijg je natuurlijk volgende zaken. Als eerste trein rijdt er een stoptrein, die heeft vrije baan tot in het andere (grote) station, maar stopt natuurlijk een paar keer aan de haltes die er tussen liggen. Achter die stoptrein rijdt een IC-trein, en die staat dus telkens te wachten tot wanneer die stoptrein die sectie heeft vrijgemaakt. Dan kan die IC optrekken om bij het volgende sein wederom te wachten.
De oplossing voor die vaste bloksecties bestaat al, en maakt deel uit van ERTMS. Met level 3 zouden we "moving blocks" kunnen maken. (Meer info
hier) Maar dat is toekomstmuziek, enerzijds omdat de klassieke netten nog niet volledig zijn omgebouwd. In België zijn we nu in testfases om level 2 te testen op het klassieke net. Anderzijds moet er dan ook nog wat gebeuren aan het rollend materieel om level 3 functioneel te krijgen. En welke spoorwegonderneming gaat investeren in een systeem dat nog niet werkzaam is op seintechnisch niveau? En welke infrastructuurbeheerder gaat investeren in een systeem waarvoor geen enkele trein is uitgerust?
Kort samengevat dus

- Materieel: waarom kunnen we niet twee treinstellen in 30 seconden splitsen, op een betrouwbare manier? zodat je meer stations overstapvrije verbindingen kan bieden (ongeveer zoals tussen Deventer en Enschede altijd gebeurde)?
Omdat bij elke wijziging van samenstelling een bepaalde remproef nodig is. Dit om vast te stellen dat de remlucht wel overal komt of niet ergens ontsnapt waar dat het niet moet, en dat alle (niet afgezonderde) remmen aansluiten en terug lossen bij een rembevel. Een remproef die niet lukt is een trein die niet rijdt.
Om maar een voorbeeld te noemen hé, want zoals eerder is aangehaald, elke (ont-)koppeling van materieel is een moment dat er technisch van alles mis kan gaan. Vroeger werd alles nog handmatig gekoppeld. Tegenwoordig worden treinstellen mechanisch, elektrisch en pneumatisch automatisch (veel -sch in deze zin) gekoppeld. Ergens een pinnetje dat verkeerd pakt, en het loopt al mis.
[
Voor 0% gewijzigd door
Arator op 06-02-2021 17:56
. Reden: linkje was blijkbaar niet in orde ]