FaceDown schreef op dinsdag 24 juni 2008 @ 11:11:
[...]
Leuk plaatje, maar wellicht dacht met rond 1965 ook dat de prijzen niet meer omhoog konden. Echter knalden ze rond 1980 toch nog behoorlijk de lucht in, waarna ze even inzakten en vervolgens naar recordhoogte stegen rond 2005.
[...]
Dat "even inzakken" was wel een flinke dip hoor. Het duurde 13 jaar voordat de prijzen van 1979 weer werden gehaald.
Maar als je op de hele lange termijn kijkt, is er maar 1 richting en dat is omhoog. Met een langjarig gemiddelde percentage tussen de inflatie en de stijging van het BBI per capita:
scenario 1: stijging woningprijzen gelijk met inflatie
--> huis blijft even duur in verhouding tot andere uitgaven.
--> inkomen stijgt gemiddeld harder dan inflatie dus kopers kunnen langzaam maar zeker grotere en betere huizen kopen (net zoals we door de stijgende welvaart meer spullen in en rond ons huis kunnen betalen dan vroeger).
--> betaalbaarheid woningen neemt structureel toe.
scenario 2: stijging woningprijzen gelijk met inkomens
--> woonlasten zullen structureel een constant beslag leggen op ons inkomen.
--> over dit deel van het inkomen dus geen welvaartsstijging, maar constante koopkracht.
--> welvaartsstijging (groei BBI per capita - inflatie) is beperkt tot het overige deel van het inkomen.
--> huizen blijven net zo (on)betaalbaar als nu. We kunnen wel steeds meer en duurdere spullen kopen in en rond het huis, maar geen grotere of betere huizen.
Met een percentage kleiner dan scenario 1 of groter dan scenario 2 is geen structureel evenwicht te vinden. In het eerste geval zal een huis uiteindelijk goedkoper worden dan een tas boodschappen. Dat is alleen mogelijk als werkelijk alle schaarste weg is. Bijvoorbeeld 1000 goede huizen voor 50 mensen. Maar voor die tijd willen mensen allang huizen slopen t.b.v. recreatie, transport of natuur. Bovendien willen veel mensen dicht op elkaar wonen in een stad. Schaarste zal er dus (in elk geval lokaal) blijven. Daar komt nog bij dat in dit scenario op den duur geen renovatie of herbouw meer mogelijk is omdat de waarde van een huis niet voldoende is om een bouwvakker voor in te huren. Door het instorten van almaar meer huizen zal de schaarste herstellen en het prijsniveau in balans komen met de kosten voor onderhoud, renovatie en bouw.
Ook het tweede geval (stijging woningprijzen structureel groter dan stijging BBI/capita) is er geen blijvend evenwicht mogelijk. In dit scenario kan uiteindelijk niemand meer een huis betalen. Door gebrek aan kopers moet er wel een correctie in de markt komen.
Dus de zeer-lange-termijn voorspelling is niet zo moeilijk. Deze zegt echter niet veel over de tijdelijke bewegingen van een markt. Huizen zijn nu inderdaad een stuk duurder dan 40 jaar geleden, en dat komt door een structurele beweging. Dat neemt niet weg dat er een forse conjuncturele daling kon zijn tussen 1979 en 1983.