Uit de TS:
Zoals ik het begrijp zijn er drie partijen:
- bedrijf A (leverancier)
- bedrijf B (stratenmaker)
- consument C (de TS)
- TS heeft overeenkomst voor aanneming van werk met B
- B heeft als onderdeel van de overeenkomst stenen gekocht bij A
- A heeft een eigendomsvoorbehoud gemaakt in de overeenkomst tussen A en B
- A heeft de stenen vervolgens op de stoep bij C geplaatst (C niet thuis)
- C ontdekt dat stenen verkeerd zijn
- C betaalt €4000 aan B
- B overlegt met A ivm verkeerde stenen
- A komt verkeerde stenen ophalen en plaatst juiste stenen op de stoep bij C (C niet thuis)
- Enig aandeelhouder en bestuurder van B komt om het leven
- werknemer A verschijnt bij partner van C met mededeling: moet stenen ophalen, anders wordt ik ontslagen
- partner van C geeft stenen mee
- C laat advocaat brief sturen gericht aan A: stenen waren al geleverd, eigendomsvoorbehoud doorbroken op grond van art. 3:86 BW (goede trouw en betaling)
- A laat advocaat brief sturen aan advocaat van C: stenen op stoep, geen bezit, niet meer in macht van C, art. 3:86 BW niet van toepassing
En daar staan we volgens mij nu. Met de vraag: heeft het plaatsen van de stenen op de stoep van C (de TS) geleid tot bezit?
Voor onbepaalde tijd ben ik gestopt met reageren op dit forum.