Verder heeft u gesteld dat het eigendomsvoorbehoud door levering teniet zou zijn gegaan. U geeft daarbij aan dat uw cliënte te goeder trouw was en er geleverd werd in normale bedrijfsuitvoering. Kennelijk doelt u daarmee op art. 3:86 BW. Art. 3:86 BW vereist echter voor roerende zaken een overdracht overeenkomstig art. 3:90 BW. Voor een overdracht uit art.
Zoals ik het heb meegekregen beroep je op 3:84 BW: Overdracht van goed vereist levering krachtens geldige titel, verricht door hem die bevoegd is het goed te beschikken.
De stratenmaker heeft de geldige titel, en was bevoegd over het goed te beschikken ten tijde van verkoop aan TS. Dat leverancier een voorbehoud heeft op stratenmaker, is niet van toepassing op TS. Een dergelijke bepaling werkt niet door. Leverancier heeft simpelweg een vordering op stratenmaker, en niet op TS. De eigendomsoverdracht heeft al plaatsgevonden. Er is geen contractuele relatie tussen leverancier en TS.
Leverancier brengt art. 3:86 op, omdat deze stelt dat de stratenmaker beschikkingsonbevoegd zou zijn (want heeft niet aan de betaling voldaan). Echter, zie ik niet in hoe dit zich verhoud tot TS. Er heeft immers al eigendomsoverdracht plaatsgevonden. Maar ook als er sprake is van beschikkingsonbevoegdheid, dan zou dit TS alsnog moeten beschermen, want deze heeft het roerende zaak met ter goede trouw aangekocht. Ook hier kan de leverancier zich niet beroepen op enige clausules tussen hen en stratenmaker. Daar heeft TS geen weet van, en is niet zijn verantwoordelijkheid.
3:90 BW ter uitvoering van een verbintenis onder opschortende voorwaarde is vereist dat de roerende zaken in de macht van de verkrijger zijn. Aangezien de roerende zaken thans in het bezit zijn van mijn cliënte heeft uw cliënte de macht verloren. Daarmee is niet voldaan aan de vereisten van art. 3:90 BW en komt uw cliënte dus geen beroep (meer) toe op art. 3:86 BW.
Ik vraag me af of hierbij Art 3:44 BW van toepassing van zijn. Immers zeggen zij een bepaalde rechtshandeling te hebben uitgevoerd, welke dan vernietigbaar is omdat deze dan tot stand is gekomen door bedreiging, door bedrog, of door misbruik van omstandigheden. Dit komt naar voren door (1) ongevraagd op te stoep te staan, (2) eisen de goederen mee te nemen, (3) in eerste instantie dat dit nee is, alvorens (4) emotionele manipulatie toepassen door te dreigen dat chauffeur de baan verliest waardoor (5) de TS (of vriendin lees ik) zich bezwaart voelt.
Daarnaast vraag ik mij af of er iets in het burgerlijk wetboek is opgenomen over een "onbedoelde toestemming".
Wellicht in overvloede merk ik hierbij op dat de roerende zaken zich bevonden langs de kant van de weg en daarmee voor een ieder toegankelijk waren. De bedoeling was dat deze roerende zaken verwerkt zouden worden in de tuin van uw cliënte. Dit had echter nog niet plaatsgevonden. De roerende zaken zijn daarmee dus nooit in het bezit van uw cliënte geweest.
Hierin zie ik ook een onjuiste perspectief op het geheel. Het gaat hier immers over eigendom. TS heeft het eigendomsrecht op die stenen. Volgens zijn voorstelling, mag dus eenieder goederen vervreemden als deze op de openbare weg staat. Dan komt hier de welbekende "gestolen fiets" om de hoek kijken. Klassiek voorbeeldje van vervreemding en revindicatie.