Het verhaal is wetenschappelijk gezien uitermate simpel te verklaren:
Er bestaat een wetmatigheid die onbetwist is binnen alle takken van de wetenschap. Deze wetmatigheid staat bekend als de eerste wet van de thermodynamica. De populaire benaming ervan is de wet van behoud van energie, of nog populairder gezegd: 'Energie gaat nooit verloren'. Deze wet houdt heel vereenvoudigd gezegd in dat alle energie die je in een systeem stopt er ook weer uit komt. Bij een kabel komt dat neer op de energie die ik er aan het begin instop, gelijk is aan de energie die er aan het eind uitkomt, minus de verliezen in de kabel. Die verloren energie wordt grotendeels omgezet in warmte.
De energie die een elektrisch signaal bezit is exact meetbaar. De verliezen die optreden in de kabel zijn aan de hand van de meetbare grootheden (Weerstand, capaciteit, etc.) te berekenen. Indien men een vastgestelde hoeveelheid energie in een kabel stopt en de energie meet die er aan het eind uit komt, dan zou volgens deze wet energie in = energie uit + berekende verliezen zijn. Indien er een onbekende of tot nu toe nog onmeetbare grootheid in het spel zou zijn zou energie in = energie uit + verliezen + onbekende grootheid zijn. De eerste stelling wordt keer op keer bewezen door extreem nauwkeurige metingen. De laatste stelling is nog nooit aangetoond (in geen enkel elektrisch systeem trouwens). Dat is al de eerste zeer sterke wetenschappelijke onderbouwing voor het feit dat er geen onbekende grootheid in het spel is.
De tweede methode die men gebruikt om onbekende grootheden aan te tonen is de methode van de ontbrekende onbekende. Die is wat lastiger eenvoudig uit te leggen. Versimpeld zou je het zo kunnen stellen:
Stel je beweert dat een eierdoos altijd gevuld is met 10 eieren, maar dat er slechts 9 eieren meetbaar zijn. Je weet wat de hele doos weegt en je kunt 9 eieren meten. Als je die gegevens neemt, zal er dus ergens massa ontbreken. 9 eieren is immers niet gelijk aan de massa van het geheel, minus de massa van de doos. De ontbrekende massa is dus van het onmeetbare ei. Je hebt dus niet rechtstreeks het onmeetbare ei gemeten, maar je hebt de gevolgen van het onmeetbare ei gemeten en daaruit concludeer je de aanwezigheid van een onmeetbaar ei. Dit is heel simpel gesteld en niet helemaal correct, maar ik hoop dat de uitleg duidelijk is.
Ook met deze manier van meten is er binnen het elektrische domein nog nooit het bestaan van een ontbrekende elektrische grootheid aangetoond.
Ergo ontbrekende grootheden binnen het elektrisch domein bestaan niet of zijn zo verwaarloosbaar klein dat zij niet aangetoond kunnen worden. Tenzij een kabelfabrikant zo'n onbekende grootheid aantoont, wat nog nooit gebeurt is (en en passant de gehele wetenschappelijke wereld op zijn kop zou zetten) kan dus uitgesloten worden dat een magische ontbrekende grootheid niet de oorzaak kan zijn van ervaren geluidskwaliteitsverschillen.
Nu kunnen we de discussie ook vanaf de andere kant benaderen. De mens hoort met zijn oren en doet dat m.b.v. een trommelvlies. Dat trommelvlies heeft een massa en wat andere fysische eigenschappen, waarmee exact de minimale hoeveelheid kinetische energie (de geluidsgolven) berekend kan worden die nodig is om het trommelvlies in beweging te brengen of van beweging te doen veranderen. Als we er gemakshalve van uit gaan dat het gehele verdere gehoorsysteem gevoeliger is dan het trommelvlies zelf (wat overigens niet zo is), weten we dus de minimale hoeveelheid energie die nodig is om iets hoorbaar te maken.
Nu zijn er nog wat andere niet bewezen theorieën die beweren dat we niet alleen horen met onze oren. Of dat zo is laat ik in het midden, maar dat houdt in ieder geval in dat de kinetische energie (geluidsgolven) omgezet moet worden in elektrische energie (input voor de hersenen). Als we uitgaan van de kleinst mogelijk in het lichaam aanwezige cel en er van uit gaan, dat deze cel in zijn eentje deze omzetting voor zijn rekening neem (wat overigens niet het geval is), kunnen we wederom berekenen wat de minimale hoeveelheid energie dient te zijn, alvorens deze geregistreerd wordt. De hoogte van deze theoretische energetische waarden is vele malen hoger dan de minimale meetgevoeligheid van de ons tot dienst staande meetapparatuur.
Daaruit kan men concluderen dat indien iets hoorbaar is, het ook altijd meetbaar is.
Als we deze twee feiten samenvoegen dan weten we dus: Er zijn geen onbekende grootheden op het gebied van elektrisch signaal transport (in ieder geval zeker niet binnen het audiospectrum) en als iets hoorbaar is, dan is het per definitie ook meetbaar, direct, dan wel indirect.
En nu zie ik graag een verklaring hoe iets volgens kabelfabrikanten of believers wel hoorbaar kan zijn maar niet meetbaar. Tot nu toe hebben wetenschappers met miljarden budgetten en meetapparatuur waar ik alleen maar van kan dromen dat niet kunnen aantonen en ondersteunen alle theorieën hen.
Er zijn wel verschillen gemeten, daarvan wordt echter beweerd dat die niet hoorbaar zijn. Er zijn nog nooit verschillen aangetoond die niet meetbaar waren. Er zijn kabels die het signaal hoorbaar beïnvloeden (vaak kabels voorzien van extra kastjes) echter is het bij die kabels elke keer zo dat het ingangssignaal meetbaar niet gelijk is aan het uitgangssignaal. Hoe groter dat verschil, hoe hoorbaarder dat verschil. Maar hoe groter dat verschil, hoe slechter de kabel is (imho), omdat een kabel zo min mogelijk invloed dient te hebben en het signaal zo zuiver mogelijk dient over te dragen. Dat een verstoord signaal misschien heel prettig kan klinken is een andere discussie in mijn ogen. De tot op heden gemeten verschillen tussen een goede kabel en de befaamde high-end kabels zijn te klein om als hoorbaar geclassificeerd te worden. In de uitzonderlijke gevallen waar op basis van het gehoor wel een verschil te duiden was (MIT kabels), was het verschil ook meetbaar en bleek het uitgaande signaal in sterke mate niet meer op het ingaande signaal. En dat zijn zoals gezegd in mijn ogen erg slechte kabels.
Als we dan ook nog uit gaan van de achteruitgang van het gehoor, naarmate we ouder worden en de gemiddelde gevoeligheid van het menselijk oor kunnen we concluderen dat het gros van de bevolking niet in staat is om subtiele elektrische verschillen, omgezet in geluid, waar te nemen. Voor een aantal leden van de bevolking ligt die gevoeligheid lager dan het gemiddelde, voor de overigen ligt de gevoeligheid hoger, maar is nooit zo hoog dat deze onmeetbaar zou zijn. Het zou toch frappant zijn dat alle believers in die bovenste zeer kleine categorie zitten. Als je dat afzet tegen de gemeten verschillen tussen kabels, mag je concluderen dat de gemiddelde believer de leeftijd van maximaal 5 jaar moet hebben (daarna gaat ons gehoor achteruit)

.
Deze laatste opmerking is niet serieus bedoeld, anders voelen mensen zich weer te zeer aangesproken en dat is niet de bedoeling.
[
Voor 12% gewijzigd door
Killer op 21-04-2011 00:32
]