Ter onderbouwing van bovenstaande.
Art. 4 lid 1 van de Regeling afnemers en monitoring Elektriciteitswet 1998 en Gaswet luidt:
1 Leveranciers stellen kleinverbruikers rechtstreeks in kennis van elke stijging van de tarieven voor de levering van elektriciteit of gas en wijzen hun daarbij op het bepaalde in artikel 95m, tiende lid, van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 52b, tiende lid, van de Gaswet. De kennisgeving wordt gedaan binnen een redelijke termijn na de invoering van de tariefstijging.
Dat is exact dezelfde tekst die is gepubliceerd in
Stcrt. 2004, 132 en volgt uit de oude al tijden vervallen Elektriciteitsrichtlijn 2003/54/EG.
Maar in de nieuwe richtlijn
2019/944 staat in art. 10 lid 4:
4. Eindafnemers worden op toereikende wijze in kennis gesteld van ieder voornemen de contractuele voorwaarden te wijzigen en op de hoogte worden gesteld van hun recht de overeenkomst op te zeggen wanneer zij van een dergelijk voornemen in kennis worden gesteld. Leveranciers stellen hun eindafnemers op een transparante en begrijpe lijke manier rechtstreeks in kennis van aanpassingen van de leverings prijs, alsmede van de redenen en voorwaarden voor de aanpassing en de reikwijdte ervan, en doen dit uiterlijk twee weken, en voor zover het huishoudelijke afnemers betreft, uiterlijk één maand vóór de aanpassing in werking treedt. De lidstaten zorgen ervoor dat eindafnemers de mogelijkheid krijgen contracten op te zeggen indien zij de hun door de leverancier meegedeelde nieuwe contractuele voorwaarden of aanpassingen van de leveringsprijs niet aanvaarden.
Volgens de minister is art. 10 lid 4 uit de nieuwe richtlijn onder ander geïmplementeerd in de hierboven genoemde regeling blijkens de 'Mededeling implementatie' die staat gepubliceerd in
Stcrt. 2022, 6101. Het mag duidelijk zijn dat het in art. 4 lid 1 van die regeling dus niet staat. Er wordt in de transponeringstabel bij art. 10 lid 4 echter ook heel algemeen verwezen naar Afdelingen 2 en 3 van Titel 5 in Boek 6 Burgerlijk Wetboek. Op grond daarvan zou je m.i. richtlijnconform kunnen beargumenteren dat er minimaal een maand moet worden aangehouden.
Los daarvan heeft het Hof van Justitie van de EU in arrest C-92/11 geoordeeld dat een prijswijziging altijd tenminste zo lang van tevoren moet worden meegedeeld dat een consument ook een redelijke mogelijkheid heeft om op te zeggen. Dus als de opzegtermijn 30 dagen is, dan is een aankondiging van een maand vooraf te kort. Als de opzegtermijn bijvoorbeeld een week is, dan is de termijn van een maand waarschijnlijk lang wel lang genoeg.
Maar het verhaal van de ACM en de minister dat het '30 dagen' moet zijn snap ik niet goed.