Welkom!
Gelukkig, je bent er. Het heeft even op zich laten wachten, maar door persoonlijke drukte, het missen van mijn camera, én het feit dat ik nog niet helemaal wist hoe ik het aan zou pakken, gaat er nu eenmaal snel een hoop tijd overheen. Maar je leest 'm toch echt, deeltje 2 van de fotocursus. Een flinke lap tekst, veel theorie, maar daar moet je je even doorheen slaan. Want deze keer gaan we aan de slag met iets wat daadwerkelijk iets aan je 'manier van fotograferen' gaat doen. Dit deel staat dan ook in het verlengde van deel 1. Laten we eens terug kijken naar wat we inmiddels gedaan hebben:
Terugblik
In deel 1 hebben we de ISO waarde onder het vergrootglas gehouden. Herinner je je nog, dat de ISO waarde invloed heeft op de gevoeligheid van je beeldsensor? En dat een ISO 100 dus minder licht op kan vangen dan bijvoorbeeld ISO 800? Ik hoop dan ook dat jullie flink aan de slag gegaan zijn met het toepassen van verschillende ISO waardes, en dat je ook niet meer de "automatische" stand van je camera gebruikt. Zo wel, dan doe je toch iets niet goed! Iedereen zou nu de P( (of een vergelijkbare) stand moeten gebruiken! En wellicht ben je er ook achter gekomen dat je bijvoorbeeld deze indeling aan kunt houden met ISO waardes:
ISO <100: Te gebruiken bij zeer lichte omstandigheden, zoals bij veel zonlicht, of heel veel kunstlicht.
ISO 100-200: Bij lichte bewolking, minder kunstlicht.
ISO 200-400: Bij redelijke bewolking, slechte belichting.
ISO 400-800: Bij zware bewolking, weinig licht.
ISO 800-3200+: Duisternis, nachtfotografie, partyfotografie, zeer weinig licht.
Maar zoals ook te zien was, levert een hoog ISO getal, in veel gevallen beeldruis op. Al hebben spiegel reflex camera's er minder last van, toch blijft het niet optimaal om met een hoge ISO waarde te schieten. Je wilt namelijk niet dat je foto's vol met kleine ruispuntjes zitten, toch?
Vandaar dat we niet alleen via de ISO waarde de belichting van een foto kunnen beïnvloeden, de knappe koppen vroeger hebben nog meer leuke dingen voor bedacht.
Laten we nog eens kijken naar hoe een camera ook al weer werkt:
Goed, in dit stukje tekst staan misschien wat vreemde termen. En je kan het al raden (want ze komen ook in de topic titel voor!), ik ga proberen uit te leggen wat je er aan hebt.Een camera is niets meer dan een gesloten doos, met daarin een filmrolletje. In de doos zit een gat, met een luikje, precies vóór het filmrolletje. Het rolletje is gevoelig voor licht, dat wil zeggen, als er lichtbundels op vallen, verkleurt de film op de plekken waar licht komt. Des te meer licht er op de film valt, des te meer de film zal verkleuren. Overdag wil je dat er heel weinig licht bij de film komt. Te veel licht zou namelijk resulteren in een volledig verkleurde film, omdat de film gevoelig is voor licht. Te weinig licht, maakt de film weer te donker... je moet dus een redelijk precieze belichting hebben wil je de foto laten lukken. Daar zijn de sluitertijden voor. Een korte sluitertijd laat dus relatief weinig licht door, terwijl een lange sluitertijd het luikje van de doos lang open laat staan, en dus meer licht op de film laat vallen.
Verander het filmrolletje door de beeldsensor, de doos door de behuizing van je camera, het luikje door de sluiter, en het gat door het diafragma, en je hebt de basiswerking van een digitale camera.
Hoe beïnvloeden ISO, sluitertijd en diafragma de belichting?
Vorige keer hebben we in de gesloten doos het filmrolletje aangepast. Maar het mag ook duidelijk zijn, dat we het luikje langer open kunnen laten staan om meer licht op de film te krijgen. Des te langer deze open blijft staan, des te meer licht er op de het filmrolletje komt. Dit is de werking van de sluiter!
Maar we kunnen natuurlijk ook het formaat van het gat aanpassen. Door een groter gat te maken, komt er immers ook meer licht in de gesloten doos. Dit is de werking van het diafragma.
In het kort gezegd hebben we nu 3 manieren om de belichting aan te passen:
- De belichtingsgevoeligheid van de sensor, aan te passen met de ISO waarde.
- De belichtingstijd, aan te passen door de sluitertijd.
- De belichtingshoeveelheid, aan te passen door het diafragma.
Laten we eens beginnen met het verkennen van de sluitertijd functie.
De sluitertijd
In het vorige deel hebben we de gevoeligheid aangepast, om de foto voldoende te belichten. Maar soms geeft dat niet het gewenste effect, vooral door de grote hoeveelheid beeldruis die op kan treden. Daarom kan het ook handig zijn, om dezelfde hoeveelheid licht, een langere tijd op de sensor te laten vallen. Zo kunnen we met een lagere ISO waarde (dus minder ruis), toch een goed belichte foto maken. Echter zit er ook een nadeel aan een langere sluitertijd. je moet namelijk rekening gaan houden met bewegingen. Zowel beweging van de camera als beweging van een onderwerp, kan een nadelig effect hebben op je foto's. Of juist een gewenst effect. Dit demonstreren we aan de hand van enkele voorbeelden, uit het vorige deel:

Foto van: deCube
Sluitertijd: 1/3 sec
ISO: 800
Zoals je ziet, is bovenstaande foto met een hoge ISO waarde genomen, en met een (relatief) korte sluitertijd.

Foto van: Januszjes
Sluitertijd: 15 secondes
ISO: 200
Wat opvalt aan deze foto, is dat er een lange sluitertijd gebruikt is, om de foto voldoende belicht te krijgen. Maar vergelijk de twee foto's nu eens. Je ziet dat bij de onderste foto, de lichten van de auto's een langer spoor achter zich laten, dan op bovenstaande foto. Dit komt dus door de langere sluitertijd. In dit geval kan het zowel mooi zijn om een lange sluitertijd te gebruiken, of een hoge ISO waarde te pakken. De auto's zijn op de tweede foto namelijk "in actie" te zien. Het geeft dus beweging aan de foto.
Maar soms wil je deze beweging helemaal niet. Stel dat je iemand op de foto wilt zetten, dan moet je onderwerp zich zeer stil houden met een lange sluitertijd, wil je de foto scherp houden. Dan zul je dus wel een hogere ISO waarde moeten kiezen, waardoor je sluitertijd dus verkort kan worden. Aan de andere kant kan beweging weer iets toevoegen aan een foto. Enkele voorbeelden:

Het water is stilgezet, de actie is 'bevroren'. Dit komt door de korte sluitertijd.

Het water lijkt hier echt beweging te hebben, net alsof het ontzettend hard stroomt. Dit komt door de lange sluitertijd.

Dit meisje is écht aan het fietsen! Door de onscherpe achtergrond, en de waas van de spaken, de wazige voet van haar moeder, krijg je actie in je foto. Deze foto heeft aan langere sluitertijd.
Zo zie je maar, met sluitertijd kun je veel leuke dingen doen. De actie stilzetten, of juist tot leven laten komen. 's Nachts goed belichten, enzovoorts. De keuze of je de ISO waarde omhoog moet schroeven, of juist een langere sluitertijd moet kiezen, is dus steeds afhankelijk van de situatie. Ook moet je er rekening mee houden, dat een langere sluitertijd een vaste hand, of zelfs een statief nodig heeft.
Sluitertijden worden op je camera aangeduid in secondes. Dit kan dus zijn, 4 seconden (veelal aangeduid als 4"), of een halve seconden (veelal aangeduid als 1/2).
Kijk nog eens goed naar deze foto's. Vraag jezelf dan eens af, terugdenkend aan de werking van een camera, hoe het kan dat je een langere sluitertijd kan kiezen, overdag, zonder dat er 'overbelichting' plaats vindt. Juist ja, het diafragma! Oftewel, de hoeveelheid licht die doorgelaten wordt!
Het diafragma
Als je een langere sluitertijd kiest om beweging vast te kunnen leggen, zou je camera normaal last hebben van overbelichting. Omdat er in een langere tijd dezelfde hoeveelheid licht bij je sensor komt. gelukkig is er dan het diafragma. Dit is een opening in je lens, die door middel van bewegende lamellen, een groter of een kleiner rondje kan maken.

Zo ziet een diafragma eruit. De lamellen kunnen dus een kleinere en een grotere opening maken. Ziet er simpel uit, maar toch gaan we het even ingewikkeld maken:

Links: Dit noemen we een laag diafragma, een grote opening die veel licht door laat.
Rechts: Dit noemen we een hoog diafragma, een kleine opening die weinig licht door laat.
Het diafragma wordt aangeduid in 'f waardes'. Bijveerbeeld f2.8 is een grote opening, f22 is een kleine opening. Misschien ken je het wel van de lenzen. Soms heeft iemand op GoT het over een "lichtsterke lens". Dit is een lens die dus veel licht door kan laten. Des te lager het getal dat op de lens staat, des te lichtsterker deze is. Dus een lens die maximaal f2.8 aan kan, is lichgevoeliger dan een lens die f8 aan kan. Dit komt dus door de grootte van de opening.
Wat duidelijk mag zijn, is dat een diafragma dus te veel of te weinig licht kan compenseren, die door de sluitertijd bepaald wordt. Maar het diafragma kan nog meer! Het heeft namelijk ook te maken met het maximale gebied dat scherp is op een foto.

Deze foto heeft een geweldig scherpe gans in beeld. Maar kijk eens naar de achtergrond. Deze is helemaal wazig! Dit komt door het diafragma. Bij portretfotografie zorgt het ervoor dat je onderwerp er helemaal uitspringt. De voorgrond is scherp, de achtergrodnd wazig, en dus niet storend. In dit geval moet je dus eigenlijk altijd kiezen voor een laag diafragma, bijvoorbeeld f2.8.
Maar soms wil je juist zo veel mogelijk scherpte, over je gehele foto. Zoals bij een groepsfoto:

Stel je voor dat we hier f2.8 hadden gebruikt, dan had bijvoorbeeld alleen iedereen op de voorgrond scherp geweest. Dit in dit geval kies je voor een zo hoog mogelijke diafragma waarde.
Maar ook hier zit weer een nadeel aan! Bij het instellen van een ander diafragma, veranderd ook de sluitertijd weer mee! Immers, bij een diafragma van f2.8 krijg je veel meer licht op de sensor als bij f22! Dus bij een laag diafragma hoort een korte sluitertijd, bij een hoog diafragma, een lange sluitertijd.
Conclusie
We kunnen dus zeggen dat het maken van een goed belichte foto samengesteld wordt door de ISO waarde, de sluitertijd, en het diafragma. De gebruikte instelling is geheel afhankelijk van de situatie. Veel of weinig licht, een groot gedeelte scherp of een klein gedeelte scherp, kans op bewegingsonscherpte of niet. De juiste combinatie zoeken is soms een heel gedoe. Gelukkig helpt je camera er veel bij. Door bijvoorbeeld automatisch de sluitertijd aan te passen, als jij een ander diafragma instelt. Tenzij je natuurlijk volledig handmatig wilt schieten. Dan heb je volledige controle over zowel de sluiterijd als over het diafragma.
Na deze lange lap theorie wordt het dan tijd om zelf aan de slag te gaan met je camera.
[ Voor 101% gewijzigd door Nik op 24-10-2006 19:38 ]