Wederom enkele denkbeelden:
De absentietheorie
Wanneer een mens uit zijn/haar huis komt weet je niet welke weg zij/hij oploopt. Je weet niet of hij/zij links, rechts of rechtdoor gaat. Het is daarom niet mogelijk om het gedrag van de mens te voorspellen, zelfs niet als je weet waar zij/hij naar toe gaat. Je weet echter wel dat de mens niet naar boven of onder zal gaan. Naar boven gaat de mens niet omdat hij/zij geen vleugels heeft, en naar onder gaat de mens niet omdat zij/hij niet gaat graven. Hier is dus te zien dat het gedrag van de mens die haar/zijn huis uit komt binnen bepaalde limieten te voorspellen valt: de limieten zijn: niet naar boven gaan en niet naar onder gaan. Het gedrag wordt dus voorspelt aan de hand van de afwezigheid van bepaalde eigenschappen, in dit voorbeeld de afwezigheid van de mogelijkheden om naar boven en onder te gaan. Vandaar de term "absentietheorie": absentie=afwezigheid.
Aangezien de mens van nature een gebrek aan interesse en empathie heeft, kunnen interesse en empathie opgevat worden als de afwezige eigenschappen waarmee het menselijk gedrag voorspelt kan worden. Altruïsme met altruïstische motivatie komt voort uit interesse en empathie, en die zijn veelal afwezig, waardoor ook altruïsme met altruïstische motivatie veelal afwezig zal zijn.
De emotietheorie
Gedragingen en redenaties gebaseerd op emoties
Het menselijk gedrag en denken komen imo voort uit / zijn gebaseerd op emotie. Daarom kan een redenatie soms iemands gevoel weerspiegelen: een depressief persoon zal een halfleeg glaasje zien, een optimist zal een halfvol glaasje zien. Uit gedragingen en redenaties kun je denk ik daarom soms begrijpen hoe iemand zich voelt.
Voorbeeld:
Iemand die zich boos voelt na te zijn opgelicht kan bijvoorbeeld zeggen: "Ik kom nooit meer in die winkel omdat die hufter me heeft opgelicht!". Uit de woordkeuze en de manier van doen volgt dat de persoon boos is.
Emoties gebaseerd op gedragingen en redenaties: emotiesimulatie
Het omgekeerde kan ook. Een mens kan bewust of onbewust denken dat hij een ander mens om de tuin kan leiden door emoties te simuleren. Hierbij wordt er net gedaan alsof er een emotie is, maar in werkelijkheid is die er niet. Dit verschijnsel is denk ik te zien bij computerprogramma's die bedoeld zijn om mensen te simuleren, en komt ook voor bij robots.
Voorbeeld:
Iemand wil andere mensen laten denken dat hij boos is omdat hij is opgelicht (bijv. om de verzekering op te lichten), en zegt: "Ik kom nooit meer in die winkel omdat die hufter me heeft opgelicht!". Anderen denken dan dat de persoon boos is, maar in werkelijkheid houdt de persoon de anderen voor de gek en is de emotie fake.
Een voorbeeld van emotiesimulatie: het "hoe gaat het"-principe
Het
'hoe gaat het?'-principe
Als een mens vraagt "hoe gaat het?" dan is de mens meestal niet oprecht geïnteresseerd in de persoon. De interesse van de vraagsteller ligt bij sociaal overkomen of bij een gesprek voeren. Echter, uit de vraag lijkt het alsof de vraagsteller echt geïnteresseerd is in de ander. Dit lijkt me dus een voorbeeld van emotiefaking: de interesse in de ander is toneel (wordt dus gefaked).
De bevraagde zal uit de vraag kunnen opmaken dat de vraagsteller in haar/hem geïnteresseerd is, als hij/zij zich niet realiseert dat de emoties fake zijn. In dit geval zal de vraagsteller wellicht uitgebreid gaan vertellen hoe het met haar/hem gaat. De bevraagde denkt dan dat de motivatie van de vraagsteller is: "interesse in hem/haar persoonlijk". In werkelijkheid is de motivatie van de vraagsteller de interesse die de vraagsteller heeft in: "een gesprek voeren/sociaal te zijn/etc". In feite simuleert de vraagsteller onbewust de emotie "geïnteresseerd zijn in de ander": emotiesimulatie.
Uit dit voorbeeld kan de conclusie getrokken worden dat interesse in andere personen gesimuleerd kan worden, terwijl de interesse in werkelijkheid ergens anders is. Dit is relevant omdat altruïsme voortkomt uit emoties van empathie. Als de emoties van empathie gesimuleerd worden (gefaked worden dus), dan volgt daar uit dat de altruïstische motivatie gesimuleerd is (gefaked dus). Dit is denk ik o.a. belangrijk bij het herkennen van bedriegers/oplichters/vervelende mensen/etc. Een pedofiel die bijv. in een gezin infiltreert heeft denk ik een grote kans op het vertonen van gesimuleerde altruïstische motivaties. Een gewoon, eerlijk mens zal denk ik niet zo snel altruïstische motivaties vertonen en daaruit volgt dat een mens die altruïstische motivaties vertoont die motivaties simuleert (faket) en dus de boel wellicht bewust of onbewust loopt te bedriegen.
1. Een altruïstische actie kan voortkomen vanuit een
egoïstische motivatie:
Iemand doet iets voor een ander omdat zij/hij dan een grote kans heeft dat die ander wat voor hem/haar terug doet: egoïstische (want zelfgerichte) motivatie.
2. Een altruïstische actie kan voortkomen vanuit een
altruïstische motivatie:
Iemand doet iets voor een ander omdat zij/hij empathie en interesse ervaart voor die ander: een altruïstische motivatie, want de motivatie is gericht op de ander.
Dit laatste geval is een geniepige valkuil, want de altruïstische motivaties worden denk ik vaak gesimuleerd (gefaket) terwijl de motivatie in werkelijkheid egoïstisch is.
Voorbeeld:
Een mens geeft een ander mens een kast kado. Hierbij simuleert de gever alsof het kado is bedoeld om de ontvanger blij te maken. In werkelijkheid wil de gever gewoon van de rotzooi af.
Het principe van emotiesimulatie met betrekking tot empathische emoties kan mensen dus aardiger doen lijken dan dat ze zijn. Waarschijnlijk komt dit principe van emotiesimulatie (=emotiefaking) veel voor in het zakenleven: bijvoorbeeld een verkoper die aardig voor je is als je een auto koopt van hem.
De ratiotheorie
De mens heeft imo een structureel gebrek aan empathie en interesse in personen. Hierdoor zal de mens niet snel overgaan tot altruïsme jegens andere personen, zeker niet jegens vreemden. Wel zou het zo kunnen zijn dat de mens jegens bekenden (familie/vrienden) een altruïstischere houding heeft.
Er is echter een manier waarop de mens het gebrek aan empathie en interesse kan overtreffen: door het gebruik van het gezonde verstand en van wetenschap is de mens toch in staat om altruïsme te vertonen, zij het dat de altruïstische emoties ontbreken. Emotioneel gezien wil de mens bijv. niets weggeven, maar toch geeft de mens iets weg omdat het denken van de mens haar/zijn emoties overtreffen.
Hierdoor is ook te begrijpen hoe de verzorgingsstaat kan bestaan: een mens wil emotioneel niets weggeven, maar op basis van rationele gronden geeft de mens toe dat er toch wat weggeven moet worden.
Rationaliteit kan accumuleren in een samenleving waardoor bepaalde altruïstische acties ontstaan. Het verstrekken van uitkeringen is imo zo'n rationele actie: op grond van rationele en wetenschappelijke inzichten is men in de westerse wereld tot de conclusie gekomen dat er voorzieningen moeten zijn voor minder bedeelden. Hierdoor vertoont de samenleving de
emergente eigenschap van het weggeven van geld door middel van toeslagen, subsidies, uitkeringen, etcetera, en het weggeven van goederen door bijv. de kerk/voedselbank. Het weggeven van die dingen kan niet worden gereduceerd tot de individuele leden van de samenleving, maar bestaat toch als emergente eigenschap van de samenleving, een eigenschap die het gevolg is van gecumuleerde ratio.
De territoriumtheorie
De mens zou volgens sommige aanwijzingen een genetische aanleg (predispositie) hebben voor het begrip "bezit". Een mens wil dingen bezitten, zoals een huis/auto. Imo kan er wellicht gesteld worden dat de mens als het ware zijn/haar territorium afbakent door iets zijn/haar bezit te noemen.
Een mens bakent eerst het territorium af. Dit territorium bestaat uitsluitend in het hoofd van de mens. Vervolgens geeft de mens iets van zijn/haar bezit weg en zegt dat hij/zij altruïstisch handelt. Maar de mens heeft in eerste instantie al de claim gedaan: "het is
mijn bezit", een claim die uitsluitend bestaat in het hoofd van de mens en geen natuurkundige waarde heeft. De mens zegt dus eerst: "het is van mij" en daarna geeft de mens iets weg. De mens is dus kennelijk in de waan dat zij/hij iets weggeeft: in werkelijkheid kan de mens immers niets weggeven omdat de mens in werkelijkheid helemaal niets heeft. De claim van de mens dat zij/hij iets bezit is immers niet gebaseerd op bijv. natuurconstanten of natuurwetten. Er is niets in het universum wat de claim van de mens op bezittingen ondersteunt.
Het problematische van de claim van de mens op bezittingen kan bijv. worden gezien als de mens andere mensen claimt: slaven. Een mens claimt dat een ander mens zijn/haar bezit is en beschouwt daarom de andere mens als zijn/haar slaaf. Die claim bestaat echter uitsluitend in het hoofd van mensen. Deze mens kan nu besluiten om een slaaf kado te doen aan een ander mens: een onzinnige gedachte, maar het illustreert wel hoe onzinnig het eigenlijk is als de mens zegt dat zij/hij iets weggeeft. De claim dat zij/hij überhaupt iets heeft is nogal dubieus.