Dat moet toch niet zo moeilijk te bewijzen zijn. Je kan genetica gebruiken om een phylogenie op te stellen, waaruit voorzover ik weet vrij aannemelijk te maken is dat krokodillen en vogels bijvoorbeeld redelijk nauw verwant zijn. Verder zijn er fossielen gevonden zoals archeopterix die toch bijna een archetypische "mssing link" (wat een rotterm) is.
Major changes hier bijvoorbeeld zijn de overgang van schubben in veren en misschien de ontwikkeling van warmbloedigheid bijvoorbeeld.
Ook vind ik het vreemd dat deze man echt evolutie van verschillende subphyla als reptielen en vogels wil zien. Is bijvoorbeeld de evolutie van hondachtige beesten in walvissen ook al micro-evolutie
Nog afgezien van de vele mathematische problemen die deep phylogeny (even populair gezegd, phylogenie op vroege splitsingen in de evolutiebiologie) met zich meebrengt en die ongetwijfeld door hem misbruikt zullen worden om de hele phylogenie te discrediteren, ben ik er zeker van dat phylogenie vanuit christenfundamentalistisch oogpunt geen geaccepteerd bewijs is, aangezien het daarmee niet mogelijk is te bewijzen dat levende wezens niet door god geschapen zijn: het is slechts mogelijk te bewijzen dat als het leven geschapen is, zijn god dat op een zodanige manier gedaan heeft dat phylogenie geen enkel geval boven water heeft weten te halen waarin evolutie als verklaring gefalsificeerd is, en eindeloos veel gevallen waarin voorspellingen op basis van de evolutietheorie een heel eind in de goede richting komen.

Wat op zich genoeg zegt: op de vraag waarom zijn god dat dan zo gedaan heeft, moet je haast al wel antwoorden "als test van het geloof"...
En om hem te dwingen zich uiteindelijk op een dergelijk theologisch argument te beroepen, lijkt het volgende onderzoekje mij wel aardig

Op verzoek van de topicstarter heb ik dit in leek-vriendelijke taal opgezet. Tenminste, dat hoop ik.
Op basis van het vergelijken van op elkaar DNA-sequenties tussen verschillende soorten weten we dat soorten die verwant zijn, DNA-sequenties hebben die sterk overeenkomen, en dat naar mate de verwantschap minder wordt, de overeenkomst in DNA-sequenties ook minder wordt. Dit is een voorspelling die op basis van de evolutietheorie gedaan kan worden (immers, hoe minder verwant, hoe verder in de geschiedenis de divergentie opgetreden is, en dus hoe meer mutaties er sindsdien verzameld zijn in de verschillende afstammelingen). Echter, voor een creationist is dit ook logisch, want uiteraard moeten organismen die minder verwant zijn, van de schepper ook een minder verwante DNA sequentie gekregen hebben. Immers, DNA sequenties bepalen hoe het organisme eruit ziet.
Echter, dit argument gaat niet meer op op het moment dat bewezen kan worden dat de variatie in een specifiek gen willekeurig is. Als gen A uit bijvoorbeeld een zoogdier precies hetzelfde werkt als gen B uit een insect, dan gaat de creationistische verklaring hierboven niet meer op: er is dan geen enkele fysieke reden meer die verklaart waarom de schepper dat verschil geschapen heeft. De evolutionaire daarentegen blijft gewoon opgaan, aangezien zelfs juist in het geval van neutrale veranderingen toevallige mutaties voorspeld worden.
Hoe kunnen we bewijzen dat de variatie geen enkel specifiek doel heeft? Moleculaire biologie kan ons hier helpen. Dankzij genetische manipulatie kunnen we genen van 1 soort overplaatsen naar een andere soort. Ook kunnen we genen uitschakelen. Als we nu in soort A een gen uitschakelen en tegelijk het analoge gen van soort B inbrengen, en andersom, en we zien geen enkel uiterlijk effect, dan hebben we bewezen dat voor dat gen en die soorten de aanwezige variatie niet uitmaakt. Dat zou een sterk argument tegen creationisme zijn, en daarmee in ieder geval volgens de zwakke logica van creationisme (dat er slechts 2 mogelijkheden zijn: schepping, of toeval), een argument voor toeval
Er zijn wel een aantal problemen bij deze methode: ten eerste moet het mogelijk zijn om genetische manipulatie te doen aan de desbetreffende soorten. Aangezien die methode voor elke soort opnieuw geoptimaliseerd moet worden, is het het best om het te houden bij de huidige modelsoorten waar dit al gedaan is, dus muis, mens, chimpansee,
C. elegans, en vast nog wel een paar. Ten tweede moeten de soorten ver genoeg uit elkaar liggen dat geen enkele creationist met een beroep op micro-evolutie kan komen. Wat dat betreft zouden de mens en de chimpansee ideaal zijn, want hoewel deze heel dicht bij elkaar liggen beschouwen creationisten de mens als kroon op de schepping, en zullen ze zich daar niet bij op micro-evolutie beroepen

Desalniettemin heeft de mens als groot nadeel dat je er ethisch gezien geen genetische manipulatie aan kan doen, en dat je dus alleen mens-naar-aap kan onderzoeken.
Het grootste probleem zal zijn dat veel genen nauw samenwerken, en dat het mis gaat als je 1 gen uit zo'n samenwerkend complex transplanteert, ondanks dat de complexen als geheel niet essentieel verschillen tussen soorten. Maar ik ga ervan uit dat het mogelijk is eiwitten te vinden die solitair genoeg zijn om dit onderzoek toch mogelijk te maken, in ieder geval zolang de genetische divergentie niet te groot wordt. Er moet dus een nauwkeurige balans gevonden worden tussen het voorkomen van beroepen op micro-evolutie, en onwerkzaam grote genetische afstanden.
Ik vrees overigens dat een tijdsmachine het enige zal zijn wat voor dit soort mensen ooit een acceptabel bewijs zal kunnen produceren. Iets zegt me dat die hele commissie vol zit met creationisten

Het is dan ook tekenend dat er geen evolutiebioloog in zit...