Aan de hand van een discussie die zich heeft gevormd in het topic: Oorlog met Iran dreigt ben ik op een zijspoor geraakt inzake ons geldsysteem. Omdat het mij en mijn discussiepartners beter leek deze discussie los te weken van de Iran discussie, open ik hier dit aparte topic over. Voor zover wij reeds gevorderd waren in de discussie heb ik de opvolgende posts overgenomen.
startpost
startpost
Wekkel schreef op zondag 04 juni 2006 @ 15:51:
1. Inleiding
Ik heb bij eerdere gelegenheden al geschreven over het wezen van geld. Wat mij daarbij fascineert is het feit dat mijn indruk is dat ons geld eigenlijk iets anders lijkt te zijn dan we impliciet aannemen. Ons geldsysteem is bij nader inzien vreemd, en het is de vraag of het wel een goed systeem is.
Om lezers van dit topic goed voor te spiegelen wat ik er vreemd aan vind, leek het mij goed om eens kort en kernachtig op te schrijven waar volgens mij het vreemde aspect zit. Ik zet kort mijn gedachten neer over wat geld voor mij zonder nadenken eigenlijk betekent, daarna wat ons eigen geld lijkt te zijn en tot slot de vraag of ons systeem slechte kanten kent. Daarbij wil ik overigens niet banken als boosdoeners aanwijzen, zij opereren ook slechts onder het systeem zoals het is en proberen vrouw en kinders een boterham voor te zetten. Het gaat mij meer om het systeem an sich.
2. Wat gebeurt er zonder geld
2.1 Het simpelste systeem van handelstransacties
Ik begin met een simpel voorbeeld. We bevinden ons in een simpele gemeenschap, laten we zeggen een klein dorpje. Er is een timmerman die een hondenhok kan maken en hout heeft liggen. Aan de overkant van de straat is een slager die ook dieren heeft lopen voor de slacht.
De timmerman kan de dienst of het product: hondenhok produceren en de slager: vlees. Ze creëren beide waarde in de economie door hun arbeid. De timmerman maakt met zijn arbeid van hout een hondenhok en de slager maakt stukken vlees klaar voor consumptie door de slacht. Het idee van het toevoegen van waarde zal nog vaker terugkomen. We kunnen slechts welvaart kennen doordat mensen waarde creëren en toevoegen in de wereld. Als niemand iets doet, geen (extra) welvaart.
Hoe komen de timmerman en de slager nu tot een transactie?
Allereerst moet de timmerman behoefte hebben aan vlees en de slager op zijn beurt aan een hondenhok. De vraag en aanbod moeten dus precies matchen.
Ten tweede moeten zij een prijs afspreken. Hoeveel vlees wordt uitgewisseld voor het hondenhok. Deze prijs komt tot stand in de markt door simpel vraag en aanbod.
Concluderend moeten voor het tot stand komen van een transactie beide partijen op hetzelfde moment elkanders goederen of dienst willen hebben, afgezien van het overeen komen van een prijs.
2.2 Het probleem van simultane vraag over en weer oplossen
We zagen dat in het simpelste systeem van handel het aanbod en de vraag over en weer moeten matchen. Als dat niet het geval is, kan de slager wel het hondenhok willen hebben tegenover het geven van vlees, maar als de timmerman al genoeg vlees heeft of niet zoveel vlees nodig heeft, dan ontstaat er een probleem.
Een mogelijke oplossing is een tussenproduct. Een product dat je altijd wel kwijt kan en dat iedereen nodig heeft zou daarvoor dienst kunnen doen. Laten we bijvoorbeeld aannemen dat ons dorpje een vissersdorp is waar altijd vraag is naar vishaakjes. De vraag is zo algemeen en zo wijdverbreid dat mensen vishaakjes accepteren alhoewel ze strikt genomen zelf geen vishaakjes of alle haakjes nodig hebben. Ze kunnen de vishaakjes wel kwijt aan een ander in ruil voor weer iets anders.
In dat geval kan de slager het hondenhok kopen van de timmerman, die er haakjes voor terug krijgt. De haakjes gaan op de plank van de timmerman die ze te zijner tijd wel omwisselt voor iets dat hij wel nodig heeft.
Resumerend kan dus een goed dat breed gevraagd is en een zekere waarde vertegenwoordigd als een soort geld fungeren als olie tussen vraag en aanbod. Vraag en aanbod hoeven niet direct te matchen, zolang men maar bereid is dat ene goed, de vishaakjes, te accepteren als offer voor het te overhandigen goed. De vishaakjes vormen een soort liquide middel om vraag en aanbod gefaseerd te matchen, het is een soort geld geworden.
3. Wat is geld
Uit het voorbeeld van de vishaakjes blijkt dat een bepaald goed kan fungeren als universeel ruilmiddel. Het ruilmiddel heeft een bepaalde waarde en is door iedereen gewenst. Men is over het algemeen bereid om een goed dat de desbetreffende persoon heeft gemaakt (waarde gecreëerd) op te offeren voor dit geld, omdat het geld later weer gebruikt kan worden om andere goederen in ruil te verkrijgen. Het vormt een soort glijmiddel tussen vraag en aanbod.
Een simpel voorbeeld van een universeel betaalmiddel is door de hele geschiedenis van de moderne mens te vinden: geldstukken van metaal. De geldstukken zijn gemaakt van een metaal dat niet onbeperkt voorhanden is, bijvoorbeeld (gedeeltelijk) goud en zilver. Daarmee blijft de waarde van de geldstukken behouden, er is niemand die zomaar een enorme berg goudstukken erbij kan maken. Daarom is men bereid deze geldstukken te aanvaarden als betaling. Men kan er immers later weer iets voor terugkopen.
Het geld is:
• waardevast
• algemeen geaccepteerd
• voldoende in vorm om te worden vertrouwd door het publiek als betaalmiddel in plaats van directe ruil van goederen
Kort gezegd is geld naar mijn idee een bepaald goed dat waarde heeft en door het publiek wordt geaccepteerd als opoffering voor het verkrijgen van een goed en bovendien zijn waarde behoudt als medium om waarde in op te slaan (het is geen verse vis met beperkte houdbaarheid om het zo maar te zeggen).
4. De rol van banken
4.1 De activiteiten van een bank
Banken vormen een integraal onderdeel van onze huidige samenleving. Ze verrichten allerlei diensten met betrekking tot geld en we zijn er ontzettend mee vertrouwd. Onder ons systeem doen ze een heleboel dingen.
Als we nu teruggaan naar het vissersdorp waar ze inmiddels goudstukken gebruiken als geld in plaats van vishaakjes, wat zou een bank nu kunnen doen onder een dergelijk systeem.
In het vissersdorp rekent iedereen met elkaar af in goudstukken. Het gebruik van goudstukken betekent een belangrijk middel om tot een transactie te komen. Zoals boven beschreven is het mogelijk om een transactie plaats te laten vinden terwijl maar een iemand het goed, bijvoorbeeld het hondenhok, verkrijgt, terwijl de ander genoegen neemt met goudstukken in plaats van datgene dat hij op dat moment wil hebben, bijvoorbeeld verse vis. De goudstukken vervangen een wederdienst of –product als tijdelijk tussenmiddel. Het geld vormt dus een middel, geen doel op zich.
De ruil in goudstukken kent nadelen: iedere keer moet er betaald worden dus er moeten goudstukken overhandigd worden. Bij grotere bedragen betekent dit ook dikkere buidels met goudstukken. Bovendien moet iedereen zijn goudstukken thuis veilig zien te bewaren, wat voor rijke personen best eens vervelend kan zijn als ze heleboel goudstukken hebben.
De bank kan op deze vraag inspringen:
• ze kan goudstukken in een dik beveiligd pand met kluis bewaren voor eigenaren die de goudstukken niet thuis willen bewaren
• ze kan certificaten voor de goudstukken uitgeven, waarop staat dat het certificaat is uitgegeven tegenover een goudstuk dat zich in de kluis bevindt.
Daarnaast kan de bank ook geld uitlenen aan personen die geld willen lenen door goudstukken, gebracht door eigenaren daarvan, uit de kluis te halen en uit te lenen aan een ander.
Op deze manier kan de bank een handel opzetten in diensten die met geld hebben te maken. Door een prijs te zetten op deze diensten kan de bank een onderneming drijven door met geld van een ander dingen te doen. Wat een belangrijke gedachte is om in het achterhoofd te houden is dat het om geld van een ander gaat. Een ander moet geld naar de bank van het vissersdorp brengen voordat de bank iets kan doen.
4.2 Kan een bank ‘extra’ dingen gaan doen
De handel in het vissersdorp kent goede tijden. Er zijn goudstukken in omloop die voor transacties worden gebruikt, maar meer en meer brengen mensen hun geld naar de bank voor opslag in de kluis, terwijl ze certificaten van hun goudstukken krijgen. Het certificaat kunnen ze op ieder moment bij de bank inleveren voor een goudstuk zodat het goudstuk weer terug komt bij de eigenaar.
Het certificaat, een stukje papier, is een stuk eenvoudiger mee te nemen naar de markt dat de buidel goudstukken. Er zijn zelfs al certificaten in omloop die tegenover 10 of wel 100 goudstukken staan. De handel is er blij mee, want het slepen met grote geldbuidels is verleden tijd. Het publiek gebruikt nu de certificaten als geldmiddel, wetende dat ze op ieder moment met een certificaat naar de bank kunnen stappen om het om te wisselen voor de desbetreffende hoeveelheid goudstukken uit de kluis van de bank.
Tot nu toe vormt het systeem in het vissersdorp een gesloten systeem. Laten we zeggen dat er 100.000 goudstukken van dezelfde grootte in omloop zijn. Met deze goudstukken wordt de hele economie van het vissersdorp belichaamd, met deze hoeveelheid wordt de vraag en aanbod van het geïsoleerde vissersdorp bediend. Er zijn 90.000 goudstukken naar de bank gebracht in ruil voor certificaten die in totaal een waarde kennen van 80.000 goudstukken. De overige 10.000 geldstukken zitten in de kluis van de bank zonder dat daar een certificaat voor uitgegeven is. Tot slot zijn nog 10.000 goudstukken in omloop bij het publiek en worden als geld gebruikt naast de certificaten. Nu wil de bank meer doen dan alleen doorgeefluik en opslagpunt zijn voor goudstukken. De bank besluit om extra certificaten uit te geven.
De bankdirecteur kijkt in de kluis en ziet dat er nog 10.000 goudstukken zijn waarvoor nog niet een certificaat is uitgegeven. Hij zet een campagne op in het vissersdorp voor leningen. Mensen kunnen certificaten lenen (tegen rente) om bijvoorbeeld een nieuwe vissersboot te kunnen kopen. De campagne loopt goed, en al snel zijn er 10.000 extra certificaten tegenover de 10.000 goudstukken in de kluis uitgeleend. De bank heeft alles wat ze van anderen ter bewaring heeft gekregen uitgeleend aan derden door middel van uitgifte van de certificaten. Degenen die het geld konden missen hebben het naar de bank gebracht als spaargeld en de bank heeft er voor gezorgd dat degenen die het geld nodig hadden voor investeringen (de nieuwe vissersboot) daarvoor benodigde geldmiddelen (de certificaten) hebben verkregen.
De bankdirecteur is echter geen domme jongen. Hij ziet dat de bank geld verdient door het uitlenen van de certificaten. Hij heeft echter al voor elk goudstuk in zijn kluis (90.000 stuks) een certificaat uitgegeven. Hij besluit om toch meer uit te gaan lenen.
Op 90.000 goudstukken in de kluis besluit de bank in totaal 900.000 certificaten uit te geven. Er zijn al 90.000 certificaten uitgegeven, dus er kunnen er nu maar liefst 810.000 bijgemaakt worden. De bank kan deze certificaten uitlenen aan het publiek tegen rente. Er liggen echter maar 90.000 goudstukken in de kluis. Als er dus meer dan 90.000 mensen bij de bank komen om hun certificaat in te wisselen, bijvoorbeeld omdat ze naar een plek ver weg gaan verhuizen, dan heeft de bank niet genoeg middelen om deze goudstukken allemaal te overhandigen. De bankdirecteur neemt toch deze gok en prijst zijn uitleencampagne nogmaals dik aan in de plaatselijke kroeg. Al snel heeft het vissersdorp gebruik gemaakt van de superaanbieding van de bank en zijn de 810.000 certificaten allemaal geleend door het publiek.
4.3 wat gebeurt er door de extra activiteiten van de bank
In het dorp waren oorspronkelijk 100.000 goudstukken in omloop die de gehele waarde van de economie van het vissersdorp in zich hadden. Gaandeweg werden veel goudstukken verwisseld met een certificaat van een goudstuk, maar de totale waarde bleef 100.000 goudstukken. Echter, na de actie van de bankdirecteur is er veel meer in omloop
Er waren in omloop:
• 10.000 goudstukken
• 90.000 certificaten
terwijl 90.000 goudstukken in de kluis van de bank lagen
Nu zijn er in omloop:
• 10.000 goudstukken
• 810.000 certificaten
terwijl er 90.000 goudstukken in de kluis van de bank lagen
De totale geldhoeveelheid in het dorp was 100.000 goudstukken, maar nu is de totale geldhoeveelheid gemeten in goudstukken (certificaten meegeteld) 820.000 goudstukken. De economie van het vissersdorp was nog precies hetzelfde als voor de actie van de bankdirecteur, maar de waarde in geld was flink omhoog gegaan.
In het begin vonden de dorpsbewoners het prachtig om zoveel geld te kunnen lenen. Ze kochten allerlei dingen die ze normaliter niet zomaar konden betalen. Echter, ze merkten al snel dat al dat extra geld een nadeel betekende: de prijzen stegen. De bakker in het dorp bakt al jaren zijn brood voor de bewoners van het dorp. Hij weet uit ervaring hoeveel brood hij moet bakken om aan de vraag in het dorp te kunnen voldoen. Hij merkt dat mensen opeens veel meer geld te besteden hebben na de actie van de bankdirecteur en hij verhoogd dan ook de prijzen, net zoveel als mensen bereid zijn te betalen. Naderhand blijkt dat hij de prijs op kan schroeven tot 8x de oorspronkelijke prijs zonder dan mensen hun vraag naar brood verminderen. Zo gaat het ook bij de andere handelaren.
Het vissersdorpje kent gelukkig goede onderlinge contacten. De wijze mannen van het dorp, waaronder ook ruwe vissers, komen bijeen om deze prijsstijgingen te bespreken. Hoe kan het nou dat de prijzen 8x gestegen zijn terwijl de economie van het vissersdorp eigenlijk hetzelfde is gebleven? Men komt er al snel achter dat de hoeveelheid certificaten ontzettend is gestegen. Het dorp is daar niet wijzer van geworden. Ze kunnen met 820.000 goudstukken/certificaten in totaal precies hetzelfde verhandelen als met de 100.000 oorspronkelijke goudstukken. Het enige dat de uitgifte van de extra certificaten heeft gebracht is hogere prijzen, het heeft niets aan extra waarde voor de economie van het vissersdorp gepresenteerd. Sterker nog, de bank int rente over de leningen van de certificaten. De bank int rente over certificaten van goudstukken die niet eens in de kluis van de bank zitten (810.000 stuks!).
Zodra de bevolking hoort van deze achtergrond spoed een menigte naar het huis van de bankdirecteur om verhaal te halen. De bankdirecteur zag het al aankomen en heeft het hazenpad gekozen. De nieuwe bankdirecteur, een aangestelde visser, zorgt er in de dagen daarna voor dat de 810.000 certificaten weer worden ingetrokken, de leningen daaraan worden doorgehaald en het dorp weer verder gaat met de totale waarde van 100.000 goudstukken of certificaten daarvan om hun lokale handel te drijven.
4.4 conclusies over de ‘extra’ bankactiviteiten
Wat kunnen we nu concluderen over de ‘extra’ bankactiviteiten die de bankdirecteur had bedacht? Ik heb het met opzet in de vorm van een verhaaltje opgezet om de implicaties daarvan duidelijk te maken.
De mensen in het vissersdorp hadden een bank die een wezenlijke functie vervulde in hun dorp. De activiteiten van de bank voegden iets toe, de dienst van het bewaren en bewaken van geld, het uitlenen van geld dat anderen bij de bank hadden gestald, het uitgeven van certificaten voor in bewaring gegeven goudstukken, het waren allemaal diensten die iets toevoegden aan de economie van het vissersdorp. Het gesleep met goudstukken was over, mensen die geld wilden lenen konden dat lenen (tegen rente) en mensen die geld kwamen stallen bij de bank kregen daarop rente om ze erheen te lokken.
Dit werd anders toen de bank meer certificaten ging uitgeven dan ze in de kluis aan goudstukken had liggen. De bank voegde meer ‘papier’ toe aan het systeem zonder dat er een achterliggende waarde achter zat. Als gevolg daarvan stegen de prijzen. Het bijdrukken van certificaten voegde geen ‘waarde’ toe, maar wel ‘prijs’. Het resultaat voor de bewoners van het vissersdorp was dat ze veel meer betaalden voor hun goederen dan voorheen, en dat ze rente betaalden aan de bank. Het had voor hen dus alleen maar nadelen, en voor de bank juist voordelen (rente over geld dat ze niet had).
Los daarvan was de vraag waarvan dan het bedrag aan rente moest worden betaald. Immers, het geleende geld (de certificaten) was nieuw gemaakt, dus waarvan moest dan de rente worden betaald, ook van opnieuw te maken extra certificaten? Het beetje geld in omloop (10.000 goudstukken) zou niet genoeg zijn geweest om de rente over 810.000 certificaten te betalen (1% rente zou al 8.100 goudstukken zijn). Gelukkig wist het dorpsvolk zich op tijd te bevrijden van deze gebeurtenis.
5 Waar komt ons geld vandaan
In de eurozone hebben we al een tijdje de euro als geldeenheid. Een andere geldeenheid is niet toegestaan in deze eurozone.
“In accordance with Article 106(1) of this Treaty, the Governing Council shall have the exclusive right to authorize the issue of banknotes within the Community. The ECB and the national central banks may issue such notes. The banknotes issued by the ECB and the national central banks shall be the only such notes to have the status of legal tender within the Community.”
bron: hier
De euro is dus de enige munt in ons systeem en valt dus onder het beheer van de ECB.
Ik kan wel iets achterhalen over de oprichting van de ECB, maar niets over wie de oprichters dan zijn.
“Krachtens de Statuten werden met ingang van 1 juni 1998 zowel de ECB als het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) opgericht.”
bron: http://www.ecb.int/ecb/orga/escb/html/index.nl.html
De officiële teksten zijn vaag, ik kan niets achterhalen over de structuur van dit beestje.
“Article 33
Allocation of net profits and losses of the ECB
33.1. The net profit of the ECB shall be transferred in the following order:
(b) the remaining net profit shall be distributed to the shareholders of the ECB in proportion to their paid-up shares.”
bron: hier
Kennelijk heeft het ECB dus wel aandeelhouders; wie zijn dat dan? Uit dit document haal ik dat het de nationale centrale banken van de eurozone zijn.
Ik ga er dus maar van uit dat de nationale centrale banken van de eurozone de aandeelhouders van de ECB zijn en dus de achterliggende partijen vormen. Wie weer de achterliggende partijen zijn van de nationale centrale banken, dat laat ik rusten.
Van de Nederlandsche bank kan ik het zo snel niet achterhalen. Ik dacht dat iemand al naar voren bracht dat de Nederlandse Staat enig aandeelhouder is van de Nederlansche bank. Ik kan het zo snel niet terugvinden op de site van DNB.
Bankwet 1998
Artikel 6
De Bank is bevoegd tot het uitgeven van bankbiljetten.
In ieder geval hebben we ook met DNB te maken voor wat betreft de uitgifte van bankbiljetten zelf. Voor elektronisch krediet zal dit vast niet anders zijn, al heb ik dat niet opgezocht voor het ECB of DNB.
Uit de officiële stukken kan ik eigenlijk weinig opmaken, maar ik ga er van uit dat de ECB in combinatie met de nationale centrale banken van de eurozone ons geld beheren, uitgeven en controleren, al dan niet via private banken en regulering daarvan. Daarmee zijn zij dus de hoeder van ons geld.
6 Wat is ons geld eigenlijk
6.1 karakter van geld
Ik vind het moeilijk om aan te geven wat naar mijn smaak ons huidige geld nu precies is. Ik ben er mee groot gegroeid en er aan gewend. Vroeger was het de gulden, nu is het de euro. Voor zover ik loon kreeg zodra ik ging werken, is het altijd elektronisch geld geweest. Gewoon een setje 1-en en 0-en die aangaf hoeveel geld ik had.
Ik heb nooit betaald met goudstukken, vishaakjes of andere zaken die zelf een bepaalde waarde zouden vertegenwoordigen. Het zijn altijd munten en briefjes geweest die zelf maar een fractie waard zijn aan materiaal dan dat ze aan getal aan waarde voorstelden.
Ik kan mijn geld niet inwisselen voor goud of een andere achterliggende waarde. Het is geld met een bepaalde opdruk (10, 20, 50 euro) en het geld wordt geaccepteerd door mijn medeburgers als betaling.
De enige logische conclusie die ik kan trekken is dat het geld ooit bij de centrale banken of de ECB vandaan moet zijn gekomen, of het nou papiergeld is (chartaal) of een elektronisch tegoed (giraal). Ik heb zelf niet de informatie beschikbaar of een bank in de eurozone meer uit mag lenen dan zij bezit (zelf als is dit slechts geld ‘uit het niets’ dat zij weer van een ander heeft verkregen, slechts een ‘belofte’ dus), maar ik ga er gevoeglijk van uit dat dit mag tot op zekere hoogte. De eurozone is traditioneel strikter in deze eisen dan de VS waar banken zich helemaal los mogen uitlenen op elke dollar in reserve.
6.2 Geldgroei
Uit de financiële pers zijn regelmatig kerncijfers te halen ten aanzien van geldgroei. Kennelijk zitten we thans in een fase waarin de geldhoeveelheid in de eurozone flink groeit. Vorig jaar was het 7.4% op jaarbasis als ik mij goed herinner. Dit jaar zitten wel al in de 8% zone met deze geldgroei. De target van de ECB is niet hoger dan 4.5%, daar zitten we dus al een tijdje overheen.
Als ik nu weer terugga naar het simpele voorbeeld van het vissersdorp vraag ik mij in al mijn simpelheid af waar nu dit nieuwe geld vandaan komt. Zit er een bankdirecteur geld bij te maken en dit uit te lenen, zonder dat dit ‘waarde’ toevoegt, maar wel ‘prijs’? Ik kan mij nauwelijks aan de indruk ontrekken dat op grote schaal precies hetzelfde gebeurt als in het vissersdorp, alleen dan op een langzamer tempo. Zolang mensen geld te leen blijven vragen aan banken, komt dit krediet kennelijk los, resulterend in geldgroei. Het geld is echter ‘uit het iets’ verschenen, er is geen waarde toegevoegd. Ik zie weinig anders dan het feit dat geld erbij kan komen doordat mensen het lenen van een bank.
In verband daarmee kan je je het volgende afvragen: staatsschuld. De meest geavanceerde landen hebben tevens de grootste staatsschulden. Het zijn de allerrijkste landen van de wereld maar ook de grootste schuldenaren. Kunnen ze dan wel rijk zijn? En als zij de schuldenaren zijn, wie zijn dan de schuldeisers: banken? Waar hebben zij dan het geld vandaan gehaald: bij mij en jou? Ergens klopt het niet.
Heel extreem kom ik dan bij het voorbeeld dat iedereen als onrechtvaardig ziet:
Stel, ik leen 100.000 euro van een bank om een huis te kopen. Deze 100.000 maakt de bank op mijn verzoek. Ik krijg een krediet van de bank van 100.000. Stel, de bank maakt dit krediet met de druk op een knop en ik ben de bank 100.000 euro verschuldigd inclusief rente. De bank tovert deze 100.000 in mijn voorbeeld ‘uit het niets’.
Is het eerlijk dat ik de rest van mijn leven hard moet werken om 100.000 euro + rente terug te betalen terwijl de bank het ‘uit het niets’ creëert? Lijdt de bank schade als ik deze ‘verse’ 100.000 niet terug kan betalen?
Als ons geld ontstaat omdat iemand de bank verzoekt om krediet te geven, een krediet dat niet of niet volledig in de vorm van waarde bestaat dat anderen bij de bank hebben gestald, zoals de goudstukken in de bank van het vissersdorp, dan hebben we dus:
• een fiat-based geldsysteem zonder achterliggende waarde; en
• een systeem dat ‘schuld’ als geld kent in plaats van een ‘waarde’ dat als universeel ruilmiddel wordt gebruikt.
Is het extreem je af te vragen of we een goede samenleving hebben als ons geldsysteem niet solide lijkt te zijn?
7 Wat is er dan mis
7.1 Overdracht van welvaart
Als we voor de conclusie gaan dat ons geld uit ‘schuld’ bestaat en ‘uit het niets’ kan worden gecreëerd, waarom heeft het publiek er dan vertrouwen in?
Ik zie bij iedere regeringsbeslissing om iets wel of niet te doen dat de armen raakt altijd commentaren in de krant. Vaak gaat het om effecten die om tienden van procenten gaan. Echter, ik hoor niemand van de armen morren dat de geldgroei 7.4% was vorig jaar. Als alle andere factoren gelijk blijven, betekent dit echter wel dat dit meerdere geld het geld van mensen op hun bankrekening minder waard laat worden. Immers, er is meer geld dat achter hetzelfde aan kan gaan, net als in het vissersdorp. De werkelijkheid is een stuk genuanceerder, maar het simpele voorbeeld mag het achterliggende mechanisme verklaren. Door inflatie worden de armsten het hardst geraakt. Zij hebben niet de kennis of de middelen om zich te wapenen tegen inflatie. Zij leven van loonbetaling naar loonbetaling. Als hun geld minder waard wordt (prijzen stijgen) en hun loon stijgt niet mee, dan zijn zij slechter af.
Banken halen geld binnen door rente over leningen van geld waarvan maar de vraag is of het geld werkelijk iets is dat ze als ‘waarde’ in de kluis hebben. Is het wel ‘waarde’, of slechts iets dat alleen ‘prijs’ toevoegt, maar geen ‘waarde’, maar waarover de bevolking wel rente aan de bank betaald?
Een huis dat in 2000 150.000 euro kostte kost nu bij wijze van spreken 200.000 euro. Het huis is nog steeds hetzelfde huis. Het biedt dezelfde ‘waarde’. Echter, er moet nu 200.000 euro voor neergelegd worden. In plaats van de stelling dat het huis meer waard is geworden zou je ook kunnen zeggen dat het geld minder waard is geworden (een hele andere benadering).
De overheid zal vast niet geneigd zijn hier iets tegen te doen. Dit geldsysteem maakt het immers mogelijk voor de overheid om veel meer te doen dan zij aan middelen binnenkrijgt. Als zij daadwerkelijk slechts goudstukken uit kon geven, dan zou zij ieder jaar goudstukken als belasting moeten heffen en slechts kunnen uitvoeren wat zij aan goudstukken zou kunnen uitgeven. Onder het systeem van fiat-based geld zijn de mogelijkheden tot extra spenderen veel groter.
Sterker nog, als je je eigen geld uit kan geven aan het buitenland en het daar lekker minder waard kan laten worden doordat de zaak geinflateerd wordt, leef je deels op kosten van dit buitenland. Dat is iets dat in de dollar-politiek, doch wellicht ook de euro-politiek niet onderbelicht moet blijven.
Als er geld uitgeleend wordt tegen rente, doch het gaat om geld ‘uit het niets’, zitten we dan niet in hetzelfde schema als de bewoners uit het vissersdorp met hun creatieve bankdirecteur? Rente betalen over geld dat uit het niets is gecreëerd, rente (in geld) die zelf niet is gemaakt en dus niet bestaat (en dus ook weer geleend moet worden). Het lijkt een vicieuze cirkel te zijn, die slechts kan voortbestaan doordat er meer en meer geld bij wordt gemaakt op ons verzoek om te betalen wat in de voorgaande ronde aan schulden is aangegaan. Een race tot de bodem totdat men de geldeenheid in kwestie niet meer vertrouwt omdat het uit de hand is gelopen.
7.2 gedachten over deze geldbel
Ik ben er niet uit hoe ik dit moet plaatsen en waarom dit systeem, ogenschijnlijk niet eerlijk, zeker niet voor de armen, is zoals het is. Is het een ongelukje, is het verkeerd economisch denken, waarom pikt het publiek dat hun zuurverdiende euro’s minder waard worden ieder jaar door het bijprinten van extra euro’s.
De doelstelling van het ECB is prijsstabiliteit. Als burger vraag ik mij af of ik niet liever geldstabiliteit heb. Geld dat dezelfde waarde blijft houden en niet afhankelijk is van wat een overheid of bank uitvoert. Dat prijzen fluctueren en een brood dus meer of minder kan kosten is simpel vraag en aanbod.
Als de macht over het geld bij het ECB ligt, geeft dat de ECB een bijzondere macht. Indien zij leningen intrekt en geen nieuwe meer verstrekt, zullen bestaande leningen terugbetaald moeten worden. Echter, er is niet genoeg geld om deze leningen terug te betalen. Immers, het bedrag aan rente is niet gemaakt, dus kan ook niet betaald worden. Het leningbedrag is wel gemaakt, maar de daarover verschuldigde rente niet. Die zal de lener van het geld dus van iemand anders moeten zien te bemachtigen (rob Peter to pay Paul). Er zal dus iemand de pineut zijn en geen geld hebben om de lening terug te betalen als de geldkraan stop met druppen. De geldhoeveelheid kan dan flink inzakken (zeker bij elektronische waarden). Dat vormt een reëel gevaar bij geld dat op ‘schuld’ is gebaseerd. Denk aan het vissersdorp met veel meer certificaten dan er goudstukken zijn. Als alle certificaten terug moeten naar de bank, is er nooit voldoende geld voor, laat staan de rente. In een recessie wast dit exces aan geld weg met pijnlijke gevolgen (faillissementen, ontslagen) doch bij een depressie wordt het echt vervelend.
Leidt bovenstaande niet tot kunstmatige boom-bust-cyclussen waarbij de rijken rijker worden (die snappen het systeem) maar de armen, die altijd als laatste instappen, armer?
Terug naar de wereld, de belangrijkste valuta lijken te bestaan uit dit uit ‘schuld’ bestaande fiat-based geld. We concurreren elkaar in machtsblokken om voordelen te trekken uit devaluering van ons geld ten opzichte van de andere valuta (export voordeel, inflatievoordeel jegens geld in buitenlandse handen) doch het moet niet te hard gaan, want vertrouwen van het publiek in het geld is daarvoor onontbeerlijk. Als deze carrousel van geldcreatie zou stoppen, zou dat desastreuze gevolgen hebben. Een groot deel van ons geld, dat door vele mensen is geleend van een bank, zou op kunnen houden te bestaan, terwijl het nog wel als schuld van mensen aan een bank in de boeken staat. Immers, minder geld beschikbaar leidt tot een grotere waarde van geld om hetzelfde te kopen. Prijzen zouden dan dalen, ook van huizen (waarvoor het meeste wordt geleend door Jan met de pet).
Zoals gezegd ben ik nog niet zover om tot conclusies te komen voor mijzelf over wat dit systeem nu voor implicaties heeft, ook voor het voeren van oorlog en de eeuwige connectie met geld in dat verband. Toch doemt bij mij de geachte op dat precies de partijen die nog niet meedoen in deze inmiddels wereldwijde monetaire ‘frenzy’ of een gevaar voor ‘het systeem’ kunnen vormen precies Axis of Evil vormen.
Of het breder te trekken is als een grove lijn richting een wereldgemeenschap met een enkele munteenheid onder controle van iets of iemand, dat is nog verder weg.
8 slot
Het is toch een lang verhaal geworden. Ik hoop echter dat anderen mij hiermee beter kunnen volgen dan voorheen. Met name het idee dat er een onmogelijkheid zit in het bemachtigen van al het geld voor rente over geld ‘uit het niets’ (als deze rente op haar beurt niet wordt ‘gemaakt’) en de gevaren van een dergelijk systeem lijken mij wezenlijk om te bevatten. Als men het idee dat geld wellicht minder waard is geworden in plaats van het huis dat meer waard is geworden kan bevatten, zijn we al een stuk verder in de gedachten.
Ons systeem draait al een flink aantal decennia waarbij de backup langzaam maar zeker los is gelaten. Het kan best nog een hele tijd blijven functioneren. Mocht het echter ooit tot problemen leiden, zoek het dan aub in het geldsysteem en niet bij de drogredenen die dan aangevoerd gaan worden door de overheid en banken. Met een restrictiever monetair stelsel zouden we een stuk stabieler staan naar mijn idee en het lijkt ook eerlijker. Wel zou het een middel weghalen om te proberen de economie te stimuleren. In dat geval zou de markt het geheel zelf op moeten lossen, en de overheid zou een stuk kleiner zijn (want afhankelijker van belastingopbrengsten). Het is allemaal een keuze met pro's en contra's.