Het onzekerheidsprincipe van Heisenberg
Chaos_Eagle gaf al een eigenlijk perfect voorbeeld. Voor diegenen die het allemaal maar vaag vinden heb ik even een uitleg ingetikt.
De gemakkelijkste manier om dit principe te begrijpen is door na te denken over wat het betekend als men zegt iets te 'zien'. Om bijvoorbeeld de letter van een boek te zien moet licht van een andere bron (zon of lamp) op het boek vallen en dan naar ons oog reizen. Via een ingewikkeld chemisch proces in het netvlies wordt de energie van licht omgezet in een signaal dat naar onze hersenen gaat.
Denk je nu aan de wisselwerking tussen het licht en het boek, dan ze je het boek niet wegschieten als er licht op valt. Ondanks dat er stromen fotonen tegenaan botsen om het zichtbaar te maken. Je kunt veronderstellen dat de meting (in dit geval het laten vallen van licht op het boek)het voorwerp op geen enkele manier veranderd. Dit omdat de energie van het licht velen malen zwakker is (bijna verwaarloosbaar) dan de energie die nodig is om het boek te verplaatsen. (je flikkerd zelf ook niet achterover als je je monitor aanzet

)
Maargoed, in de ultrakleine wereld van het atoom is dit heel anders. We zien een boek door er licht op te laten vallen en dit licht heeft een verwaarloosbare invloed op het boek. We 'zien' een elektron door er een ander elektron (of een ander klein deeltje) tegen aan te laten botsen en dat zal het oorspronkelijke (te meten) elektron niet onveranderd laten. Oftewel, je kunt niks meten zonder het te veranderen (hoe klein die verandering ook mag zijn).
Om maar even met een voorbeeld te komen wat wellicht meer duidelijkheid schept:
Stel dat er een lange, donkere tunnel door een berg heen loopt en dat men wil weten of er in die tunnel zich een auto bevindt. Stel verder dat men de tunnel zelf niet kan betreden en dat men alleen zekerheid kan krijgen door een andere auto de tunnel in te laten gaan en te luisteren of er een botsing plaatvindt. Als men het geluid van een botsing zou horen, zou men zeker eten dat er inderdaad nog een auto in de tunnel was. Echter kun je dan niet zeggen dat de auto na de 'meting' nog hetzelfde is als ervoor. Alleen al door het meten, in dit geval het laten botsen van die ene auto tegen die andere, veranderd men de oorspronkelijke auto. Als men nog een auto de tunnel in zou sturen, om een tweede meting te verrichten, zou men niet meer de oorspronkelijke auto meten, omdat die door de eerste meting is veranderd.
Dus door te meten verandert dat wat men weet, zodat men altijd met een bepaalde onzekerheid blijft zitten.
En dat is het onzekerheidsprincipe...