Zojuist gelicht uit de plannen.
Bron: Wet+fiscale+maatregelen+Klimaatakkoord+memorie+van+toelichting.pdf
pag.8 en verder
3.1. Verschuiving energiebelasting van elektriciteit naar aardgas Het kabinet stelt voor de tarieven van de energiebelasting conform het Klimaatakkoord aan te passen zodat een sterkere prikkel ontstaat om te verduurzamen doordat investeringen in verduurzaming zich sneller terugverdienen. Door aardgas zwaarder te belasten en elektriciteit juist minder, wordt de overstap van aardgas naar elektrische en meer duurzame warmteopties aantrekkelijker. Daarnaast wordt de belastingvermindering op de energiebelasting verhoogd. Hier profiteren huishoudens meer van dan bedrijven zodat een lastenverlichting voor huishoudens optreedt. Dit geldt ook voor huishoudens die nu nog niet kunnen of willen investeren in verduurzaming. In 2023 zal worden bezien of de voorgenomen verhoging van de energiebelasting op aardgas, gelet op de autonome ontwikkeling van de marktprijzen van aardgas, nog nodig is om de gewenste verduurzamingsprikkels te behouden.
Concreet wordt de energiebelasting in de eerste schijf op aardgas in 2020 verhoogd met 4 cent per m3. In de 6 jaar daarna wordt dit tarief jaarlijks verder verhoogd met telkens 1 cent per m3.
— De budgettaire opbrengst van de verhoging van de energiebelasting op aardgas wordt gebruikt om de belastingvermindering in de energiebelasting te verhogen en de energiebelasting in de eerste schijf op elektriciteit te verlagen. Omdat naar verwachting richting 2030 steeds minder aardgas zal worden verbruikt, daalt ook de geraamde budgettaire opbrengst van de verhoging van de belasting op aardgas. Daarom wordt de terugsluis van deze opbrengst via een hogere belastingvermindering en een lagere belasting op elektriciteit in respectievelijk 2026 en 2028 bijgesteld.
3.2. Opslag duurzame energie Daarnaast doet het kabinet een voorstel voor de tarieven van de opslag duurzame energie (ODE) voor 2020. Tot op heden is bij de tariefstelling van de ODE steeds het uitgangspunt gehanteerd dat de helft van de lasten neerslaat bij huishoudens, en de andere helft bij bedrijven. Het kabinet stelt nu voor de tarieven zo vast te stellen dat 33% van de lasten neerslaat bij huishoudens, en 67% bij bedrijven. Om dit te bereiken is in het Klimaatakkoord afgesproken de ODE in de 3e en 4e schijf verder te verhogen. Deze verhoging slaat neer bij grootverbruikers. De opbrengst van deze verhoging wordt gebruikt om de belastingvermindering in de energiebelasting te verhogen. Dit zorgt voor een lastenvermindering voor met name huishoudens. Per saldo resulteert dit in de beoogde lastenverdeling tussen huishoudens en bedrijven.
Lastenverdeling —
Tot op heden was het uitgangspunt voor de ODE een lastenverdeling waarbij 50% van de lasten op huishoudens en 50% van de lasten op bedrijven drukten. Deze lastenverdeling is in dit wetsvoorstel opnieuw gewogen. Het kabinet is daarbij van mening dat met name grootverbruikers, waaronder de industrie, een hogere ODE-bijdrage moeten leveren. In dit wetsvoorstel wordt daarom de lastenverdeling tussen huishoudens en bedrijven aangepast, waarbij per 2020 33% van de lasten drukken op huishoudens en 67% op bedrijven. De totale bijdrage van huishoudens aan de ODE daalt in 2020 ten opzichte van 2019.
Voorgestelde tarieven
De hierna opgenomen tabellen geven inzicht in de voorgestelde tarieven en opbrengst van de ODE voor 2020. Onderdeel van de tariefstelling van de ODE voor 2020 is een verhoging van de belastingvermindering in de energiebelasting met € 55.
— Daarom heeft het kabinet besloten de belastingvermindering in de energiebelasting te verhogen als onderdeel van de tariefstelling van de ODE.
Tabel 4

Tabel 5

3.3. Verlaging belastingdeel energierekening huishoudens Naast de aanpassing in de energiebelasting en de andere lastenverdeling in de ODE stelt het kabinet middelen beschikbaar om het belastingdeel van de energierekening voor een huishouden met een gemiddeld verondersteld verbruik9 in 2020 met € 100 te verlagen, in 2021 niet te laten stijgen en de stijging na 2021 te beperken. Hiertoe wordt de belastingvermindering in de energiebelasting verhoogd. Het verhogen van de belastingvermindering zorgt voor een verlaging van het belastingdeel binnen de energierekening. De laagste en middeninkomensgroepen profiteren relatief gezien het meest van deze wijziging.
Tabel 6

7. Budgettaire aspecten
De tarieven van de energiebelasting worden aangepast, zodat een sterkere prikkel ontstaat om te verduurzamen. Daarnaast wordt de belastingvermindering op de energiebelasting verhoogd, zodat een lastenverlichting voor huishoudens optreedt.
- - - -
Artikelen XXI, onderdeel B, XXII, XXIII, XXIV, XXV, XXVI, XXVII en XXVIII (artikelen 59, 60 en 63 van de Wet belastingen op milieugrondslag) De artikelen XXI, onderdeel B, XXII, XXIII, XXIV, XXV, XXVI, XXVII en XXVIII bevatten zoals uiteengezet in het algemeen deel van deze memorie de voorstellen tot aanpassing van diverse in de Wbm opgenomen tarieven voor de energiebelasting conform de afspraken hierover in het Klimaatakkoord.
De eerste schijf van de energiebelasting op aardgas, opgenomen in artikel 59, eerste lid, onderdeel a, eerste aandachtsstreepje, Wbm wordt op grond van deze voorstellen per 1 januari 2020 verhoogd met 4 cent per m3. In de daaropvolgende 6 jaar wordt het tarief jaarlijks per 1 januari verhoogd met 1 cent per m3. In het verlengde hiervan wordt het zogenoemde blokverwarmingstarief, opgenomen in artikel 59, derde lid, Wbm, met dezelfde bedragen verhoogd.
—
De belastingvermindering in de energiebelasting, opgenomen in artikel 63 Wbm, wordt op grond van deze voorstellen per 1 januari 2020 verhoogd met € 178,14, per 1 januari 2021 verhoogd met € 20,54 en per 1 januari 2026 verlaagd met € 9,58. De eerste schijf van de energiebelasting op elektriciteit, opgenomen in artikel 59, eerste lid, onderdeel c, eerste aandachtsstreepje, Wbm wordt per 1 januari 2021 verlaagd met 0,49 cent per kilowattuur (kWh), per 1 januari 2022 verlaagd met 0,36 cent per kWh, per 1 januari 2023 verlaagd met 0,35 cent per kWh, per 1 januari 2024 verlaagd met 0,4 cent per kWh, per 1 januari 2025 verlaagd met 0,4 cent per kWh, per 1 januari 2026 verlaagd met 0,4 cent per kWh en per 1 januari 2028 verhoogd met 0,1 cent per kWh. De genoemde aanpassingen in de artikelen 59 en 60 Wbm zullen steeds plaatsvinden voordat de indexatie, bedoeld in artikel 90 Wbm, is toegepast. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de artikelen 59 en 60 Wbm op grond van artikel X van het Belastingplan 2018 eveneens worden gewijzigd per 1 januari 2020. Bij die wijziging wordt een tijdelijke tariefsverhoging voor de jaren 2018 en 2019 ongedaan gemaakt.
Bron: Wet+fiscale+maatregelen+Klimaatakkoord+memorie+van+toelichting.pdf
pag.8 en verder
3.1. Verschuiving energiebelasting van elektriciteit naar aardgas Het kabinet stelt voor de tarieven van de energiebelasting conform het Klimaatakkoord aan te passen zodat een sterkere prikkel ontstaat om te verduurzamen doordat investeringen in verduurzaming zich sneller terugverdienen. Door aardgas zwaarder te belasten en elektriciteit juist minder, wordt de overstap van aardgas naar elektrische en meer duurzame warmteopties aantrekkelijker. Daarnaast wordt de belastingvermindering op de energiebelasting verhoogd. Hier profiteren huishoudens meer van dan bedrijven zodat een lastenverlichting voor huishoudens optreedt. Dit geldt ook voor huishoudens die nu nog niet kunnen of willen investeren in verduurzaming. In 2023 zal worden bezien of de voorgenomen verhoging van de energiebelasting op aardgas, gelet op de autonome ontwikkeling van de marktprijzen van aardgas, nog nodig is om de gewenste verduurzamingsprikkels te behouden.
Concreet wordt de energiebelasting in de eerste schijf op aardgas in 2020 verhoogd met 4 cent per m3. In de 6 jaar daarna wordt dit tarief jaarlijks verder verhoogd met telkens 1 cent per m3.
— De budgettaire opbrengst van de verhoging van de energiebelasting op aardgas wordt gebruikt om de belastingvermindering in de energiebelasting te verhogen en de energiebelasting in de eerste schijf op elektriciteit te verlagen. Omdat naar verwachting richting 2030 steeds minder aardgas zal worden verbruikt, daalt ook de geraamde budgettaire opbrengst van de verhoging van de belasting op aardgas. Daarom wordt de terugsluis van deze opbrengst via een hogere belastingvermindering en een lagere belasting op elektriciteit in respectievelijk 2026 en 2028 bijgesteld.
3.2. Opslag duurzame energie Daarnaast doet het kabinet een voorstel voor de tarieven van de opslag duurzame energie (ODE) voor 2020. Tot op heden is bij de tariefstelling van de ODE steeds het uitgangspunt gehanteerd dat de helft van de lasten neerslaat bij huishoudens, en de andere helft bij bedrijven. Het kabinet stelt nu voor de tarieven zo vast te stellen dat 33% van de lasten neerslaat bij huishoudens, en 67% bij bedrijven. Om dit te bereiken is in het Klimaatakkoord afgesproken de ODE in de 3e en 4e schijf verder te verhogen. Deze verhoging slaat neer bij grootverbruikers. De opbrengst van deze verhoging wordt gebruikt om de belastingvermindering in de energiebelasting te verhogen. Dit zorgt voor een lastenvermindering voor met name huishoudens. Per saldo resulteert dit in de beoogde lastenverdeling tussen huishoudens en bedrijven.
Lastenverdeling —
Tot op heden was het uitgangspunt voor de ODE een lastenverdeling waarbij 50% van de lasten op huishoudens en 50% van de lasten op bedrijven drukten. Deze lastenverdeling is in dit wetsvoorstel opnieuw gewogen. Het kabinet is daarbij van mening dat met name grootverbruikers, waaronder de industrie, een hogere ODE-bijdrage moeten leveren. In dit wetsvoorstel wordt daarom de lastenverdeling tussen huishoudens en bedrijven aangepast, waarbij per 2020 33% van de lasten drukken op huishoudens en 67% op bedrijven. De totale bijdrage van huishoudens aan de ODE daalt in 2020 ten opzichte van 2019.
Voorgestelde tarieven
De hierna opgenomen tabellen geven inzicht in de voorgestelde tarieven en opbrengst van de ODE voor 2020. Onderdeel van de tariefstelling van de ODE voor 2020 is een verhoging van de belastingvermindering in de energiebelasting met € 55.
— Daarom heeft het kabinet besloten de belastingvermindering in de energiebelasting te verhogen als onderdeel van de tariefstelling van de ODE.
Tabel 4
Tabel 5
3.3. Verlaging belastingdeel energierekening huishoudens Naast de aanpassing in de energiebelasting en de andere lastenverdeling in de ODE stelt het kabinet middelen beschikbaar om het belastingdeel van de energierekening voor een huishouden met een gemiddeld verondersteld verbruik9 in 2020 met € 100 te verlagen, in 2021 niet te laten stijgen en de stijging na 2021 te beperken. Hiertoe wordt de belastingvermindering in de energiebelasting verhoogd. Het verhogen van de belastingvermindering zorgt voor een verlaging van het belastingdeel binnen de energierekening. De laagste en middeninkomensgroepen profiteren relatief gezien het meest van deze wijziging.
Tabel 6
7. Budgettaire aspecten
De tarieven van de energiebelasting worden aangepast, zodat een sterkere prikkel ontstaat om te verduurzamen. Daarnaast wordt de belastingvermindering op de energiebelasting verhoogd, zodat een lastenverlichting voor huishoudens optreedt.
- - - -
Artikelen XXI, onderdeel B, XXII, XXIII, XXIV, XXV, XXVI, XXVII en XXVIII (artikelen 59, 60 en 63 van de Wet belastingen op milieugrondslag) De artikelen XXI, onderdeel B, XXII, XXIII, XXIV, XXV, XXVI, XXVII en XXVIII bevatten zoals uiteengezet in het algemeen deel van deze memorie de voorstellen tot aanpassing van diverse in de Wbm opgenomen tarieven voor de energiebelasting conform de afspraken hierover in het Klimaatakkoord.
De eerste schijf van de energiebelasting op aardgas, opgenomen in artikel 59, eerste lid, onderdeel a, eerste aandachtsstreepje, Wbm wordt op grond van deze voorstellen per 1 januari 2020 verhoogd met 4 cent per m3. In de daaropvolgende 6 jaar wordt het tarief jaarlijks per 1 januari verhoogd met 1 cent per m3. In het verlengde hiervan wordt het zogenoemde blokverwarmingstarief, opgenomen in artikel 59, derde lid, Wbm, met dezelfde bedragen verhoogd.
—
De belastingvermindering in de energiebelasting, opgenomen in artikel 63 Wbm, wordt op grond van deze voorstellen per 1 januari 2020 verhoogd met € 178,14, per 1 januari 2021 verhoogd met € 20,54 en per 1 januari 2026 verlaagd met € 9,58. De eerste schijf van de energiebelasting op elektriciteit, opgenomen in artikel 59, eerste lid, onderdeel c, eerste aandachtsstreepje, Wbm wordt per 1 januari 2021 verlaagd met 0,49 cent per kilowattuur (kWh), per 1 januari 2022 verlaagd met 0,36 cent per kWh, per 1 januari 2023 verlaagd met 0,35 cent per kWh, per 1 januari 2024 verlaagd met 0,4 cent per kWh, per 1 januari 2025 verlaagd met 0,4 cent per kWh, per 1 januari 2026 verlaagd met 0,4 cent per kWh en per 1 januari 2028 verhoogd met 0,1 cent per kWh. De genoemde aanpassingen in de artikelen 59 en 60 Wbm zullen steeds plaatsvinden voordat de indexatie, bedoeld in artikel 90 Wbm, is toegepast. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de artikelen 59 en 60 Wbm op grond van artikel X van het Belastingplan 2018 eveneens worden gewijzigd per 1 januari 2020. Bij die wijziging wordt een tijdelijke tariefsverhoging voor de jaren 2018 en 2019 ongedaan gemaakt.