Een dikke vier jaar geleden heeft Ameneh Bahrami door Majid Movahedi een hoeveelheid zuur in haar gezicht gegooid gekregen. De beweegreden van hem (Majid) was dat hij van haar hield. Zij wilde niets van hem weten. Het resultaat van de aanval is dat zij blind is en haar gezicht volledig verminkt is. Zij heeft op dit moment geen geld voor verdere corrigerende operaties.
Vorig jaar heeft de rechtbank besloten gehoor te geven aan haar verzoek en vandaag heeft de rechtbank zijn tegenwerping verworpen. Zij wilde geen bloedgeld, zoals gebruikelijk schijnt te zijn bij dergelijke incidenten, maar zij verzocht de rechter dat hij hetzelfde zou ondergaan als zij. Althans in genuanceerde vorm. Hij zal, onder verdoving, zuur in zijn ogen krijgen. Zijn gezicht zal ongeschaad blijven. Haar beweegreden is dat er een afschrikwerkende werking van uit zal gaan.
Mensen rechten activisten spreken schande van de uitspraak van de rechtbank, maar ook van het verzoek van Bahrami zelf.
Bron, zie ook video-tab
Vanuit een Westerse optiek, waarbij lijfstraffen niet meer voorkomen, kan ik deze kritiek me goed voorstellen. Maar wanneer ik vanuit de positie van Bahrami, een vrouw in het Midden Oosten redeneer, ontdek ik dat er veel meer aspecten meespelen die in de Westerse wereld in een veel grotere mate als vanzelfsprekend beschouwd worden. De aspecten waar ik op doel zijn de positie van de vrouw en het feit dat lijfstraffen in die regio nu eenmaal voorkomen.
Er zijn zodoende drie scenario's;
1. Vroeger in het Midden-Oosten; het vrouwelijk slachtoffer accepteert het bloedgeld. De vrouw heeft hierbij een ondergeschikte positie en lijfstraffen worden niet toegepast ondanks dat ze toegepast kunnen worden binnen de grenzen van de wet.
2. Deze uitkomst; het vrouwelijk slachtoffer accepteert het bloedgeld niet, maar wil dat de dader zwaarder gestraft wordt. De vrouw heeft hierbij een positie gelijk aan die van de man (emancipatie van de vrouw) en lijfstraffen worden binnen de grenzen van de wet toegepast.
3. Huidig in het Westen; de dader zal een gevangenisstraf krijgen en draait op voor de kosten van de corrigerende operaties van het vrouwelijk slachtoffer. De vrouw heeft hierbij een positie gelijk aan die van de man, _mits_ de grenzen van de wet aangepast worden en ook mannen geen aanspraak op lijfstraffen kunnen maken.
Wanneer men de derde situatie bekijkt vanuit het oogpunt van het vrouwelijk slachtoffer, is een reeel beeld denkbaar dat zij van mening is dat haar recht alsnog ondergeschikt is omdat zij een vrouw is en de dader er eenvoudig vanaf komt omdat hij een man is.
Hoe beschouwen jullie dit?
Vorig jaar heeft de rechtbank besloten gehoor te geven aan haar verzoek en vandaag heeft de rechtbank zijn tegenwerping verworpen. Zij wilde geen bloedgeld, zoals gebruikelijk schijnt te zijn bij dergelijke incidenten, maar zij verzocht de rechter dat hij hetzelfde zou ondergaan als zij. Althans in genuanceerde vorm. Hij zal, onder verdoving, zuur in zijn ogen krijgen. Zijn gezicht zal ongeschaad blijven. Haar beweegreden is dat er een afschrikwerkende werking van uit zal gaan.
Mensen rechten activisten spreken schande van de uitspraak van de rechtbank, maar ook van het verzoek van Bahrami zelf.
Bron, zie ook video-tab
Vanuit een Westerse optiek, waarbij lijfstraffen niet meer voorkomen, kan ik deze kritiek me goed voorstellen. Maar wanneer ik vanuit de positie van Bahrami, een vrouw in het Midden Oosten redeneer, ontdek ik dat er veel meer aspecten meespelen die in de Westerse wereld in een veel grotere mate als vanzelfsprekend beschouwd worden. De aspecten waar ik op doel zijn de positie van de vrouw en het feit dat lijfstraffen in die regio nu eenmaal voorkomen.
Er zijn zodoende drie scenario's;
1. Vroeger in het Midden-Oosten; het vrouwelijk slachtoffer accepteert het bloedgeld. De vrouw heeft hierbij een ondergeschikte positie en lijfstraffen worden niet toegepast ondanks dat ze toegepast kunnen worden binnen de grenzen van de wet.
2. Deze uitkomst; het vrouwelijk slachtoffer accepteert het bloedgeld niet, maar wil dat de dader zwaarder gestraft wordt. De vrouw heeft hierbij een positie gelijk aan die van de man (emancipatie van de vrouw) en lijfstraffen worden binnen de grenzen van de wet toegepast.
3. Huidig in het Westen; de dader zal een gevangenisstraf krijgen en draait op voor de kosten van de corrigerende operaties van het vrouwelijk slachtoffer. De vrouw heeft hierbij een positie gelijk aan die van de man, _mits_ de grenzen van de wet aangepast worden en ook mannen geen aanspraak op lijfstraffen kunnen maken.
Wanneer men de derde situatie bekijkt vanuit het oogpunt van het vrouwelijk slachtoffer, is een reeel beeld denkbaar dat zij van mening is dat haar recht alsnog ondergeschikt is omdat zij een vrouw is en de dader er eenvoudig vanaf komt omdat hij een man is.
Hoe beschouwen jullie dit?