Deze theorie heb ik wel vaker gelezen en klinkt vrij reeël. De basis van deze theorie komt van de oude Sumerierse goddienst de basis voor de oudste beschaving tot nu toe, die gebaseerd was op dat goden de mens als 'arbeider' gebruikten. Het Babelonyse rijk is uit dit Sumerierse rijk voort gekomen en in dit Babalonys rijk was het waar de eerste drie boeken van het oude testament, de boeken van Mozes, geschreven zijn, tijdens de Babelonyse ballingschap, uit de tekst van deze boeken blijkt al dat veel is gebaseerd op Sumerierse overleveringen.
Sumerische Goden
Volgens de Sumeriers kwamen de goden van de planeet Nibiru (Kruisende planeet), de Babyloniers noemde deze Marduk (na hun hoofdgod). De Sumeriers hebben geschreven dat 1 jaar op Nibiru gelijk is 3600 aardse jaren. Vergis je niet, dit is niet geschreven door mensen in de 20ste eeuw, maar terug gevonden in teksten van wel 4000/5000 jaar oud.
Scheppingsverhaal van de mens
De Sumeriers geloofden in goede en slechte goden, hun scheppingsverhaal gaat zo:
Bij het begin der tijden waren er alleen goede en slechte Goden op aarde. De goden moesten werken om het land te verbouwen, zodat ze te eten hadden. Dit was hard en moeilijk. Elke God had een taak, de ene god was waterdrager de ander verwijderde onkruid. Deze gang van zaken ontstemde de Goden en ze kwamen bijeen om te vergaderen opdat zij tot een oplossing zouden komen die hun arbeid zou verlichten.
De goden zochten raad bij Enki, wie wijs en slim was, Enki sliep vast in zijn onderwater huis. Enki suggereerde dat hij wezens zou creëren wie dienen door het land te bewerken, zodat het leven van de Goden verlicht zou worden. De goden gingen hiermee akkoord en Enki verzamelde klei, van rond zijn waterhuis, gebruikte het om de 'arbeider' te maken.
Een vertaald kleitablet schrijft:
'Schenk het leven aan een wezen, schep werkers
Schep een werker,
die voor ons de last kan dragen
Laat hem de taak uitvoeren die door Enlil wordt opgedragen,
laat de werker het gezwoeg van de goden overnemen'
Vervolgens blies Enki leven in de figuren van klei maar limiteerde hun levenstijd, alleen de goden leefde eeuwig. De mens/arbeider (In het Sumerisch: Lu wat zowel mens als arbeider betekend), werd vervolgens te werk gezet in het veld, in dienst voor de Goden.
De hof van Eden
[Genesis 2:15]
En de Here God nam de mens en plaatste hem in de hof van Eden om die te bewerken en te bewaren.
De gedachte van een paradijs is millenniums oud, toch spreekt de bijbel niet over een paradijs, de bijbel spreekt over de hof van Eden. Het woord paradijs komt van het Perzische 'pardes' wat 'park'/'tuin' betekend, echter het woord Eden komt waarschijnlijk van het Sumerische woord 'Edin' wat 'vlakte'/'steppe' betekend.
Toch kennen de Sumeriers ook een paradijs: Tilmun, het is een schoon landschap waar de leeuw niet doodt en waar de wolf en het schaap naast elkaar leven.
Naar verluit was deze mens, gecreeed als slaaf en niet in staat tot voorplanting, nog niet homo sapain, pas na een tweede interventie zou de homo sapain gecreëerd zijn, deze twee-stappen-creatie is iets wat mij wel vaag in het hoofd hangt, maar iets wat ik nog niet zeker durf te schrijven (zal het opzoeken), het belang hiervan is echter gering. Echter door een twee-stappen-creatie, wordt dit scheppingsverhaal gelijk aan die van uit de bijbel. Enzo schrijf ik pas na dit gemeld te hebben: zo werd Adapa (Adam) als evenbeeld gemaakt. Nadat Adam de vrucht der kennis heeft genuttigd schrijft de bijbel:
[Genesis 3:22]
En de Here zeide: Zie, de mens is geworden als Onzer een door de kennis van goed en kwaad; nu dan, laat hij zijn niet uitstrekken en ook van de boom des levens nemen en eten, zodat hij in eeuwigheid zou leven.
[Genesis 4:1]
De mens nu had gemeenschap met Eva, zijn vrouw, en zij werd zwanger en baarde Kaïn; en zeide: Ik heb met des Heren hulp een man gekregen.
Mens of slaaf?
De God uit bijbel word boos wanneer de slang de mens de vrucht der kennis heeft aangereikt:
[Genesis 3:4]
De slang echter zeide tot de vrouw: Gij zult geenszins sterven,
[Genesis 3:5]
maar God weet dat ten dage, dat gij daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden, en gij als God zult zijn, kennende goed en kwaad.
Nou kom ik met een zelf bedachte theorie op de proppen eentje die ik op het moment niet kan staven met Sumerierse teksten. Maar misschien waren de goden hieral verdeeld en wou een deel van de goden de mens als arbeider/slaaf houden terwijl andere goden (de slang) de mens als evenbeeld wou maken. De verdeeldheid tussen goden over de mens, komt bij het Sumerische verhaal over Noach weer na boven.
'The missing link'
De 'missing link' is de verbintenis tussen de aap-mens of neanderthal en de moderne mens (cro-magnon man), theoretisch zijn we volgens de evolutie-theorie direct van de aap mens geëvolueerd naar de moderne mens, maar zoals het woord 'missing' al impliceert mist het bewijs voor deze 'link'.
Als een verklaring van de tijd voor Adapa, 'de tijd voor het denken van de mens', wordt in het Babyloniese helden epos van Gilgamesh iets interessants geschreven, wat aansluit op de 'missing link'. Namelijk de god Aruru (Ki) vormde een wezen, wat dichtbehaard was en het hoofdhaar van een vrouw had. Aldus schiep zij Enkidu. Enkidu werd als tegengewicht van Gilgamesh gecreëerd zodat zij, wanneer ze tezamen zouden zijn, een balans zouden vormen. Deze was als de oorspronkelijke mens; zoals de tekst aangeeft, 'de-mens-zoals-hij-was-in-het-begin'. Als een neanderthaller?
Deze krijger Enkidu was na zijn creatie in het bos geworpen en dronk samen met de dieren aan de waterpoelen. Op een dag zag een jager Enkidu. Verstijfd van angst ging de jager naar huis, vertelde zijn vader over de man in de bossen die de putten dichtgooit, de vallen kapotmaakt en de dieren laat ontsnappen. Als oplossing voor Enkidu was bedacht dat een dienares uit de tempel van Ishtar: Sjamhat, het menselijk in hem wakker moest maken, enzo geschiede, Sjamhat moest Enkidu opwachten bij een waterpoel en zich ontkleden.
Is dit dan wellicht de bron voor het verhaal van Tarzan, wat eeuwen lang in India rondwaarde?
'Wat betreft mensen, hun dagen zijn geteld'
De vrouw van Enkidu zegt tegen hem dat hij naar Uruk moet gaan om daar Gilgamesh, koning van Uruk te ontmoeten, waarvan Enikidoe geschapen is, naar de onstuimigheid van het hart van Gilgamesh. Zo wordt er geschreven in de 12 kleitabletten die het helden epos beschrijven van Gilgamesh.
Onderweg komen Enkidu en zijn vrouw Sjamhat herders tegen die hen brood en bier geven, na 7 kruiken bier pakte één van herders een mes en sneed het haar van het lichaam van Enkidu. Zo werd hij een mens als de andere herders. (Bijbelse Samson? Misschien Enkidu behoud echter wel zijn kracht)
In Uruk stelt Gilgamesh voor om samen met Enkidu naar het bos van Enlil te reizen om de bewaker daarvan te verslaan, de god Humbaba, omdat vertelt Gilgamesh:
'Wie, mijn vriend, kan opstijgen naar de hemelen? Alleen de goden leven voor altijd bij Sjamasj (de Zon). Wat betreft mensen, hun dagen zijn geteld, hun verworvenheden zijn slechts een zuchtje wind.'
Gilgamesh hoopt door de mond van Humbaba de hemelen te betreden:
'treedt men door de opening van zijn mond de hemelen binnen'.
Een God verteld Gilgamesh wanneer het moment komt om Humbaba te verslaan, dit alles speelt zich af op het vijfde tablet, waar het volgende stuk van ontbreekt. Vroegere verhalen beschrijven dat de strijders bomen begonnen om te hakken, waardoor Humbaba's woede werd opgewekt. Er volgde een strijd en Humbaba werd verslagen en onthoofd maar niet voordat hij een vloek uitsprak over de gene die onthoofde: Enkidu.
Na deze gebeurtenissen, werd de roem van Gilgamesh nog groter, zo groot dat de Godin Ishtar gemeenschap met hem wou. Gilgamesh weigert en beledigt haar door een lijst te noemen van mannen met wie zij sex heef gehad, wier allen een slechte lot toegemoed gekomen zijn. Ishtar, diep beledigt gaat terug de hemelen en vraagt haar vader Anu, om haar met de Stier der hemelen wraak te laten nemen op Gilgamesh en zijn stad. Anu wil eerst niet toegeven en zegt dat Gilgamesh niets meer dan de waarheid sprak, Ishtar begint vervolgens te dreigen dat zij de poorten van onderwereld zal openen en dat de doden de slevenden zulllen verslinden. Dan Anu Ishtar, na enig aandringen, de stier mee nemen naar Uruk.
De Stier der hemelen wordt naar Uruk gestuurd. Elke wanneer de stier briest slaat er krater in de grond en sterven honderden mannen. Echter Gilgamesh en Enkidu verslaan de stier, doordat Enkidu de stier bij de staart pakt, een mogelijkheid creeërt voor Gilgamesh wier op de nek sprinkt en mes diep in de hals door laat dringen. Ishtar razend, nu begint Enkidu haar ook te beledigen, zeggend dat zij de volgende zal zij en hij gooi een dijbeen van de stier in haar gezicht. Dit verhaal of beter gezegd deze verhalen zijn in de Griekse Mythologie terug vinden als Theseus en de minotaurus.
Enkidu wordt mede door de moord op Humbaba dood gemaakt door de Goden doormiddel van een 12 dagen duurden ziekte. Gilgamesh raakt hier door van slag en bang voor de dood en maakt een trektocht, met als doel Utnapishtim te vinden die onstervelijkheid heeft verkregen.
Het land Mashu
Uiteindelijk komt Gilgamesh aan bij de berg Mashu die waakt over het komen en gaan van Sjamasj (de Babylonyse zon). De ingang werd bewaakt door de twee 'schorpioenmensen' -Scorpioenmensen hebben een menselijk hoofd en romp, maar de onderhelft van het lichaam is als een vogel met een scorpioenen staart, zei dienden de Zonne God-, Gilgamesh verteld hun dat hij Utnapishtim (Zioesoedra/Ziusudra) zijn voorvader, wil opzoeken, die deel uitmaakt van de vergadering van de goden. En dat hij de dood en het leven wil ik leren kennen.
Gilgamesh ging de berg Mashu binnen; toen hij een 'dubbeluur' had gelopen was de duisternis diep, zelfs na zeven 'dubbeluren' was er nog duisternis. Bij het negende voelde hij de noordenwind in zijn gezicht. In het tiende zag hij licht. En op het elfde 'dubbeluur' kwam hij naar buiten. Voor hem lag een met bomen van de goden beplante tuin/paradijs, vóór hem lag Mashu. (Dit gedeelte is zeer van toepasbaar bij een inner aarde theorie).
Aan deze andere kant van de Berg Mashu ontmoet Gilgamesh, Utnapishtim, die Gilgamesh vertelt:
'De grote goden stelden de dood en het leven in, maar de tijd voor de dood hebben ze niet onthuld.'
Gilgamesh vraagt aan Utnapishtim:
"Maar jij, Utnapishtim, jouw gelaatstrekken zijn niet anders dan die van mij. Ik ben zoals jij. Hoe komt het dat jij behoort tot de vergadering van de goden en het eeuwige leven hebt verworven?"
Utnapishtim vertelde daarop zijn verhaal:
Noach
Op de zevende dag was het schip voltooid, de waterlating was moeilijk. Toen twee-derde van het voertuig in het water lag, legde ik alles wat ik had op haar, alles van zilver, alles van goud legde ik op haar. Mijn familie en nageslacht liet ik aan boord gaan, de dieren van het veld en de wilde dieren liet ik aan boord gaan, de bouwers van de boot liet ik aan boord gaan.
Zo staat geschreven in het Gilgamesh epos. Op het elfde kleitablet wordt een vloed beschreven, gelijk aan die van het oude testement. Deze kleitabletten zijn gedateerd op 2500 v.C. dit waar het bijbelse verhaal van Noach gedateerd is rond 1000 v.C. Utnapishtim verteld het verhaal van de stad Shurrupak, Utnapishtim was hoofdpriester en koning van deze stad. Het lawaai van de mensen in deze stad hield de god Enlil uit zijn slaap.
Ook een ouder en Sumerisch verhaal beschrijft gelijk aan het epos hoe; Enki de god was die Utnapishtim vertelde dat en hoe hij een schip moest maken opdat de mensheid de vernietigende overstroming kon overleven. De overstroming gemaakt door Enlil in overeenstemming met de andere goden bedoelt om de mens van de aardbodem weg te vagen. Echter was Enki gebonden aan de eed, die was gelegd tussen de goden, om de mens niks te vertellen of de aankomende vloed. Enki gebruikte een list en ging achter de muur staan van het huis waar Ziusudra woonde en zei tot hem: 'Door de muur zal ik tot u spreken' enzo deelde niet Enki maar de muur Ziusudra mede:
O Ziusudra, bewoner van Surippak, breek je huis af, bouw een schip, zie af van alle rijkdom, laat je bezittingen achter, red je leven. Veracht bezit en hou de ziel levend. Aanboord het schip zal je het zaad of van alle levende dingen nemen.
Toen de vloed aan zijn einde kwam, voer het schip op een berg:
Vijf dagen en nog een zesde dag hield de berg Nisir het schip vast zonder het te laten wankelen. Toen de zevende dag kwam, zond ik een duif uit en liet haar los. De duif vloog weg en keerde terug: zij zag geen rustplaatst, daarom kwam zij terug
Hierna wordt er nog een zwaluw los gelaten echter komt deze ook terug, de raaf die hierna wordt los gelaten komt niet meer terug, enzo weet Utnapishtim dat het water verdwenen is.
Iedereen die de bijbel kent, of christelijk is groot gebracht herkent hier onmiddelijk het verhaal van Noach in, die ook een duif los liet nadat ook hij op een berg gestrand was. Utnapishtim maakt, nadat hij uit de boot is gekomen, een offer voor de goden boven op de berg. De goden komen hier op af "als vliegen", de godin Ishtar zegt vervolgens dit de offer voor alle goden is behalve voor Enlil wier zijn schuld de vloed is.
Enlil de God die de vloed had gemaakt was ontstemd toen hij leerde over de overleving van Ziusudra, zo vertelt het epos van Gilgames dan weer: Enki verweet Enlil vervolgens dat hij de zondvloed had veroorzaakt en legde toen uit hoe het geheim was ontdekt in een visioen dat aan Utnapishtim was gegeven. Over zijn lot moest Enlil beslissen en die kondigde toen aan dat Utnapishtim en zijn vrouw als goden zullen worden. En de goden brachten hen met een boot naar het verafgelegen land.
Koningen der mensen
De Sumerierse Koningslijst gaat honderdduizenden jaren terug in de tijd, van de deze periodes staat geschreven dat koningen regeerden voor duizenden jaren, ook deze lijst is deels overgenomen in de bijbel. De lange levensduur van koningen suggereert dat het Goden waren, weliswaar onsterfelijk voor de mensen die ze mee gemaakt hebben maar toch is ook hier er een limit aan het leven van een god.
De Sumeriers deelden de koningslijst op in twee grote periodes. Het eerst beschrijft de lijn der koningen voor de overstroming, het tweede beschrijft de lijn der koningen na de vloed. De lijn der koningen van de eerste periode schijnt 10 Koningsnamen te noemen die op hun beurt weer stroken met de 10 aarsvaders van Adam tot Noach.
|
|
Babel
[Genesis 11:2]Toen zij oostwaartst trokken, vonden zij een vlakte in het land Sinear, waar zij zich verstigen.
Sinear is de bijbelse benaming voor Mesopotamie, ofwel Sumerie. Voor de stichting van de Sumerische beschaving waren de Sumeriers nomaden stammen die, dus, vanuit het oosten naar het Huidige Irak waren trokken. Hier bouwden zij een stad:
[Genesis 11:3]En zij zeiden tot elkander: Welaan, laten wij tichelen maken en die goed baken. En de tichelen diende hun tot steen en het asfalt diende kun tot leem.
[Genesis 11:4]Ook zeiden zij: Welaan, laten wij ons een stad bouwen met een toren, waarvan de top tot de hemel reikt, en laten wij ons een naam maken, opdat wij niet over de gehele aarde verstrooid worden.
Waarom bouwden deze nomaden nou juist torens? Torens want de bijbelse toren is lang niet enige, in het gehele gebied zijn nog steeds overblijfsels van torens te vinden. Een aannemelijk verklaring is dat de Sumeriers torens maakte om een volgende vloed te overleven, maar waarom bouwden ze die dan op al natuurlijke hoog gelegen plaatsen?
Een andere theorie is dat deze Nomaden hun goden aanbeden op bergen, en dat ze nu als een nieuwe natie hun eigen bergen maakten vanwaar zij de goden aanboden. Of wellicht diende deze als observatie ruimtes van het helaal.
|
Alle gequote stukken uit tableten zijn door mij vertaald van de meest elementaire Engelse vertallingen.
[Ik ook hoop het nog een beetje uit te kunnen breiden maar het idee lijkt mij nu wel duidelijk

, ik schrijf het ook meer voor mijzelf op zodat ik de fragmenten in mijn hoofd opschrijf en niet bang hoef te zijn dat ik deze vergeet :P]
[
Voor 255% gewijzigd door
Verwijderd op 02-01-2004 14:24
]