Onderstaande vraag is een vraag die uit een test komt. Al de andere vragen vind ik, maar aan deze twijfel ik eerlijk gezegd. Misschien kan iemand mij hierbij helpen.
Een trein rijdt met een snelheid van 0.8c (c= lichtsnelheid=300000 km/s) door een station langs het perron. De bestuurder (vooraan) en de conducteur (achteraan) sturen elk een geelgroen lichtsignaal naar elkaar toe. Deze lichtsignalen bereiken gelijktijdig een waarnemer die zich juist in het midden van de trein bevindt. De stationchef op het perron ziet dat, juist op het ogenblik dat de waarnemer in de trein de stationchef passeert. Ten opzichte van de stationchef zullen de kleuren van de lichtsignalen respektievelijk zijn:
a: blauw en blauw
b: rood en blauw
c: geelgroen en geelgroen
d: rood en rood
e: blauw en rood
Het kan geenzins antwoord C zijn omdat de waarnemer een andere golflengte waarneemt dan de stationschef. T.o.v. de waarnemer staat het geelgroen licht stil; t.o.v. de stationschef beweegt het "geelgroen" licht --> stationschef neemt een andere golflengte waar,
formule: "nieuwe golflengte = golflenge (geelgroenlicht)*wortel uit ((1 + v/c)/(1-v/c))"
met v=snelheid van de lichtbron (hier 2 verschillende geel-groene-lichten)
c = lichtsnelheid
Nu denk ik dat de snelheid van het ene geelgroen-licht positief is en van de andere negatief, waardoor de stationschef ofwel rood en blauw ofwel blauw en rood.
Er zouden meerdere antwoorden mogelijk kunnen zijn. (is niet zeker)
Ik denk dat er maar één antwoord mogelijk is. Anders zouden 2 verschillende mensen andere dingen kunnen zien op dezelfde plaats. Als je begrijpt wat ik bedoel. De stationschef kan maar één combinatie waarnemen. Een andere zal deze ook moeten waarnemen op dezelfde plaats onder de zelfde omstandigheden.
Iemand enig idee? Alvast bedankt
Een trein rijdt met een snelheid van 0.8c (c= lichtsnelheid=300000 km/s) door een station langs het perron. De bestuurder (vooraan) en de conducteur (achteraan) sturen elk een geelgroen lichtsignaal naar elkaar toe. Deze lichtsignalen bereiken gelijktijdig een waarnemer die zich juist in het midden van de trein bevindt. De stationchef op het perron ziet dat, juist op het ogenblik dat de waarnemer in de trein de stationchef passeert. Ten opzichte van de stationchef zullen de kleuren van de lichtsignalen respektievelijk zijn:
a: blauw en blauw
b: rood en blauw
c: geelgroen en geelgroen
d: rood en rood
e: blauw en rood
Het kan geenzins antwoord C zijn omdat de waarnemer een andere golflengte waarneemt dan de stationschef. T.o.v. de waarnemer staat het geelgroen licht stil; t.o.v. de stationschef beweegt het "geelgroen" licht --> stationschef neemt een andere golflengte waar,
formule: "nieuwe golflengte = golflenge (geelgroenlicht)*wortel uit ((1 + v/c)/(1-v/c))"
met v=snelheid van de lichtbron (hier 2 verschillende geel-groene-lichten)
c = lichtsnelheid
Nu denk ik dat de snelheid van het ene geelgroen-licht positief is en van de andere negatief, waardoor de stationschef ofwel rood en blauw ofwel blauw en rood.
Er zouden meerdere antwoorden mogelijk kunnen zijn. (is niet zeker)
Ik denk dat er maar één antwoord mogelijk is. Anders zouden 2 verschillende mensen andere dingen kunnen zien op dezelfde plaats. Als je begrijpt wat ik bedoel. De stationschef kan maar één combinatie waarnemen. Een andere zal deze ook moeten waarnemen op dezelfde plaats onder de zelfde omstandigheden.
Iemand enig idee? Alvast bedankt