(geen nacontrole gedaan - dus negeer taalfouten. Ik moet er vantussen en heb geen tijd om het nog te controleren tot morgen - maar ik wil het mensen niet onthouden)
Parapsychologisch onderzoek houdt zich bezig met extra-sensorische perceptie (ESP). Dat wil zeggen dat men probeert aan te tonen dat mensen beschikken over capaciteiten om dingen waar te nemen die zij fysiek niet kunnen waarnemen. Weinig lijken te beseffen dat de parapsychologie interessante ontwikkelingen heeft doorgemaakt:
Psychokinese
Psychokinese is ook wel bekend als ‘mind over matter’. Men heeft sins 1934 uitgebreid onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van de mens om psychokinetische invloed uit te oefenen op de omgeving.
In het begin maakte men gebruik van dobbelstenen die naar beneden vielen. De proefpersoon moest proberen de dobbelsteen (zonder het fysiek aan te raken) op een bepaalde kant laten vallen. De gebruikte constructies werden steeds uitgebreider en geavanceerder om alle mogelijke interferentie uit te sluiten. Ook wisselde men dobbelstenen om te voorkomen dat een ongelijkheid van de dobbelsteen voor valse resultaten zou zorgen. De meeste onderzoeken werden gedaan door dr. J.B Rhine aan de Duke University.
De opmerkelijkste experimenten werden gedaan door dr. Helmut Schmidt, die zijn experimenten uitvoerde met een apparaat dat een ‘quantummechanische toevalsgenerator’ genoemd kan worden. Schmidt heeft, volgens zijn rapporten, herhaalbaarheid mogelijk gemaakt.
Tegenwoordig maakt men ook wel gebruik van computerprogrammas. In sommige series wats de kans dat de resultaten door kans waren ontstaan 1 op een miljard (Schmidt, 1969).
ESP en dromen
ESP staat voor extra sensory experience. Mogelijk zijn proefpersonen gedurende de REM-slaap eerder vatbaar voor dit vermogen. Dit is proefondervindelijk aangetoond door Ullman in het Maimonides ziekenhuis in New York (Ullman, 1970).
Wanneer een proefpersoon in REM-slaap terecht kwam werd de proefleider gewaarschuwd. Deze kreeg de opdracht om op mentale wijze de droomervaring van der slaper te beinvloeden. Dit werd (meestal) gedaan doordat de proefleider een random pakketje met doelen opende die sterk emotioneel van karakter waren. Soms werden de doelen begeleid door visualisaties. De proefleider kreeg vervolgens een periode de tijd om de slaper te ‘beinvloeden’ waarna deze weer verdween. De proefpersoon werd, nog steeds in REM-slaap, van afstand gewekt en kreeg de kans om zijn/haar droom in te spreken op een taperecorder. Daarna werden het verslag en de doelen voorgelegd aan beoordeelaars. Deze kregen niet te horen welke verslagen bij welke doelen hoorden – en hen werd gevraagd ze bij elkaar te zoeken (blind matching). Gedurende de eerste jaren werden significante resultaten gemeld. Daarna waren de onderzoeken minder succesvol.
ESP en white noise
Door Honorton werd bovenstaand principe op een andere manier toegepast. De proefpersoon kreeg twee halve pingpongballen over zijn ogen (homogeen wit veld) en een koptelefoon met white noise op. Na een tijdje werd de proefpersoon een aantal emotioneel geladen dia’s getoond (die hij/zij niet letterlijk kon zien). De responses van de proefpersoon werden gemeten en geevalueerd. Een aantal bemoedigende resultaten zijn gemeld – ook door andere centra. Toch blijft de herhaalbaarheid een probleem en wil het niet altijd even succesvol zijn.
ESP en buiten-experimentele situaties
Een aantal parapsychologen raakten overtuigd van de gedachte dat ESP zelden correct optreedt in laboratorium omgevingen en dat het alleen optreedt als de proefpersoon er werkelijk baat bij heeft. Om dit aan te tonen nam men een experiment mee ‘het veld’ in.
Een aantal studenten kregen een normaal tentamen dat was aangevuld (zonder dat zij wisten dat dat voor een onderzoek was) met 8 essayvragen. De toetsen werden in op verzegelde envelopen die van binnen gevoerd waren met dik karton overhandigd aan de studenten (dan moet je toch wel iets verdenken
). In de envelop zat (omringd door folie – om optisch huidlezen onmogelijk te maken) een antwoordenvel dat voor 4 van de 8 vragen het goede antwoord bevatte (welke 4 varieerde op basis van een random generator).
De verwerking van de tests werd door professionele beoordelaars dmv blind-matching bepaalt die de antwoorden op een 5-punts schaal uitdrukten. In de eerste 2 experimenten wees de uitkomst op statistische significantie. In 1 op de 200 gevallen zou toeval in het spel zijn.
Bij een 3e experiment werden misleidende antwoorden opgenomen in het antwoordenvel. Men beantwoorde de vragen statistisch gezien inderdaad volgens die incorrecte antwoorden.
Deze test is herhaald in andere omgevingen (o.a. in het Parapsych. Instituut in Durham) en daar waren de resultaten ook significant. Ook bij verandering van de methode (bijv. door gebruik van computers) bleven de resultaten vergelijkbaar.
Problemen bij het onderzoek
Zoals blijkt is reproduceerbaarheid het grote probleem bij parapsychologisch onderzoek.
In het boekje ‘Parapsychologie’ door Martin Johnson worden meerdere onderzoeken aangehaald. Een deel was wat te ingewikkeld om hier op te nemen en die heb ik achterwege gelaten. De trend is echter steeds dat er wel degelijk resultaten geboekt worden, maar dat deze niet consistent zijn bij herhalingen.
Nu is de vraag waar dat door komt.
Het boekje is er duidelijk over: vervolgonderzoek is gewenst. Want de waargenomen verschijnselen zijn zondermeer interessant en het is te eenvoudig ze zomaar af te doen als moedwillige vervalsingen van onderzoekers.
Parapsychologisch onderzoek houdt zich bezig met extra-sensorische perceptie (ESP). Dat wil zeggen dat men probeert aan te tonen dat mensen beschikken over capaciteiten om dingen waar te nemen die zij fysiek niet kunnen waarnemen. Weinig lijken te beseffen dat de parapsychologie interessante ontwikkelingen heeft doorgemaakt:
Psychokinese
Psychokinese is ook wel bekend als ‘mind over matter’. Men heeft sins 1934 uitgebreid onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van de mens om psychokinetische invloed uit te oefenen op de omgeving.
In het begin maakte men gebruik van dobbelstenen die naar beneden vielen. De proefpersoon moest proberen de dobbelsteen (zonder het fysiek aan te raken) op een bepaalde kant laten vallen. De gebruikte constructies werden steeds uitgebreider en geavanceerder om alle mogelijke interferentie uit te sluiten. Ook wisselde men dobbelstenen om te voorkomen dat een ongelijkheid van de dobbelsteen voor valse resultaten zou zorgen. De meeste onderzoeken werden gedaan door dr. J.B Rhine aan de Duke University.
De opmerkelijkste experimenten werden gedaan door dr. Helmut Schmidt, die zijn experimenten uitvoerde met een apparaat dat een ‘quantummechanische toevalsgenerator’ genoemd kan worden. Schmidt heeft, volgens zijn rapporten, herhaalbaarheid mogelijk gemaakt.
Tegenwoordig maakt men ook wel gebruik van computerprogrammas. In sommige series wats de kans dat de resultaten door kans waren ontstaan 1 op een miljard (Schmidt, 1969).
ESP en dromen
ESP staat voor extra sensory experience. Mogelijk zijn proefpersonen gedurende de REM-slaap eerder vatbaar voor dit vermogen. Dit is proefondervindelijk aangetoond door Ullman in het Maimonides ziekenhuis in New York (Ullman, 1970).
Wanneer een proefpersoon in REM-slaap terecht kwam werd de proefleider gewaarschuwd. Deze kreeg de opdracht om op mentale wijze de droomervaring van der slaper te beinvloeden. Dit werd (meestal) gedaan doordat de proefleider een random pakketje met doelen opende die sterk emotioneel van karakter waren. Soms werden de doelen begeleid door visualisaties. De proefleider kreeg vervolgens een periode de tijd om de slaper te ‘beinvloeden’ waarna deze weer verdween. De proefpersoon werd, nog steeds in REM-slaap, van afstand gewekt en kreeg de kans om zijn/haar droom in te spreken op een taperecorder. Daarna werden het verslag en de doelen voorgelegd aan beoordeelaars. Deze kregen niet te horen welke verslagen bij welke doelen hoorden – en hen werd gevraagd ze bij elkaar te zoeken (blind matching). Gedurende de eerste jaren werden significante resultaten gemeld. Daarna waren de onderzoeken minder succesvol.
ESP en white noise
Door Honorton werd bovenstaand principe op een andere manier toegepast. De proefpersoon kreeg twee halve pingpongballen over zijn ogen (homogeen wit veld) en een koptelefoon met white noise op. Na een tijdje werd de proefpersoon een aantal emotioneel geladen dia’s getoond (die hij/zij niet letterlijk kon zien). De responses van de proefpersoon werden gemeten en geevalueerd. Een aantal bemoedigende resultaten zijn gemeld – ook door andere centra. Toch blijft de herhaalbaarheid een probleem en wil het niet altijd even succesvol zijn.
ESP en buiten-experimentele situaties
Een aantal parapsychologen raakten overtuigd van de gedachte dat ESP zelden correct optreedt in laboratorium omgevingen en dat het alleen optreedt als de proefpersoon er werkelijk baat bij heeft. Om dit aan te tonen nam men een experiment mee ‘het veld’ in.
Een aantal studenten kregen een normaal tentamen dat was aangevuld (zonder dat zij wisten dat dat voor een onderzoek was) met 8 essayvragen. De toetsen werden in op verzegelde envelopen die van binnen gevoerd waren met dik karton overhandigd aan de studenten (dan moet je toch wel iets verdenken
De verwerking van de tests werd door professionele beoordelaars dmv blind-matching bepaalt die de antwoorden op een 5-punts schaal uitdrukten. In de eerste 2 experimenten wees de uitkomst op statistische significantie. In 1 op de 200 gevallen zou toeval in het spel zijn.
Bij een 3e experiment werden misleidende antwoorden opgenomen in het antwoordenvel. Men beantwoorde de vragen statistisch gezien inderdaad volgens die incorrecte antwoorden.
Deze test is herhaald in andere omgevingen (o.a. in het Parapsych. Instituut in Durham) en daar waren de resultaten ook significant. Ook bij verandering van de methode (bijv. door gebruik van computers) bleven de resultaten vergelijkbaar.
Problemen bij het onderzoek
Zoals blijkt is reproduceerbaarheid het grote probleem bij parapsychologisch onderzoek.
In het boekje ‘Parapsychologie’ door Martin Johnson worden meerdere onderzoeken aangehaald. Een deel was wat te ingewikkeld om hier op te nemen en die heb ik achterwege gelaten. De trend is echter steeds dat er wel degelijk resultaten geboekt worden, maar dat deze niet consistent zijn bij herhalingen.
Nu is de vraag waar dat door komt.
Het boekje is er duidelijk over: vervolgonderzoek is gewenst. Want de waargenomen verschijnselen zijn zondermeer interessant en het is te eenvoudig ze zomaar af te doen als moedwillige vervalsingen van onderzoekers.