Decartes' bekende uitspraak, cogito erg sum, oftewel: "Ik denk, dus ik ben".
Ye who do not like philosophy, leave this thread.
Decartes kwam hierop via zijn beroemde twijfelexperiment. Hij zag in dat veel van onze 'zekerheden' eigenlijk helemaal niet zeker waren, en besloot om overal aan te gaan twijfelen. Hij nam niets meer voor zeker aan, zelfs de meest basale dingen verwierp hij. Totdat hij zich ging afvragen of hij zelf überhaupt wel bestond, zijn conclusie was dat het feit dat hij aan zijn bestaan twijfelde, betekende dat hij er was. Immers iets wat niet bestaat kan niet aan zijn bestaan twijfelen. Ik twijfel, dus ik ben.
Overigens wat Decartes hier niet de eerste meer. Al ver voor Christus waren enkele Indische filosofen op hetzelfde idee gekomen.
In dit topic wil ik deze uitspraak eens aan een grondige analyse onderwerpen. Ik ben namelijk van mening dat je met de uitspraak 'ik denk dus ik ben' wel degelijk een aantal verborgen aannames doet. Je twijfelt dus niet aan alles. Ik denk dus ik ben is helemaal niet de enige zekerheid die je hebt, het is in feite een zeer boude uitspraak.
Decartes' uitspraak is een implicatie. Denken impliceert bestaan. Maar het is ook meer dan dat, hij stelt tegelijkertijd dat de premisse waar is. Als ik denk, dan ben ik en ik ben.
Mijn probleem is drieledig. Ten eerste vraag ik mij af wat denken precies is. Ten tweede vraag ik mij af wie die 'ik' dan precies is die zou moeten denken. Ten derde vraag ik mij af wie die 'ik' is die zou moeten bestaan.
Wat is denken precies? Denken is het hebben van gedachten. Het is een proces van elkaar opvolgende gedachten. Een gedacht kan een flits zijn, een momentopname. Denken impliceert continuïteit, het impliceert een samenhanged geheel, iets wat het denken uitvoert. Dat is dan kennelijk die 'ik' waar Descartes het over had.
Maar ik zie geen reden om aan te nemen dat iets denkt. Er is een gedachte, zoveel is duidelijk. Maar ik zie niet in waar continuïteit wordt vereisd. Decartes impliceert een persoonlijkheid, iets wat langere tijd bestaat, en dus een verleden en toekomst heeft. Waar leidt hij dat uit af?
Ik denk? Een zeer boude uitspraak dus. Nauwkeuriger is het om te zeggen: Er zijn gedachten.
Nu het tweede deel. Ik besta? Maar wat is die ik? Waaruit leid je dat bestaan van die ik af? Ik denk dat we kunnen concluderen dat er gedachten bestaan, maar ik zou echt niet meer durven zeggen. De implicatie 'als iets denkt, dan bestaan het', klinkt nog steeds logisch, maar aangezien er niet noodzakelijkerwijs een ik is die denkt, hoeft er geen ik te bestaan. Er bestaan gedachten, maar dat wisten we al.
De enige zekerheid is dus niet 'cogito ergo sum', 'ik denk dus ik ben'. De enige zekerheid die je hebt is: Er zijn gedachten.
Ye who do not like philosophy, leave this thread.
Decartes kwam hierop via zijn beroemde twijfelexperiment. Hij zag in dat veel van onze 'zekerheden' eigenlijk helemaal niet zeker waren, en besloot om overal aan te gaan twijfelen. Hij nam niets meer voor zeker aan, zelfs de meest basale dingen verwierp hij. Totdat hij zich ging afvragen of hij zelf überhaupt wel bestond, zijn conclusie was dat het feit dat hij aan zijn bestaan twijfelde, betekende dat hij er was. Immers iets wat niet bestaat kan niet aan zijn bestaan twijfelen. Ik twijfel, dus ik ben.
Overigens wat Decartes hier niet de eerste meer. Al ver voor Christus waren enkele Indische filosofen op hetzelfde idee gekomen.
In dit topic wil ik deze uitspraak eens aan een grondige analyse onderwerpen. Ik ben namelijk van mening dat je met de uitspraak 'ik denk dus ik ben' wel degelijk een aantal verborgen aannames doet. Je twijfelt dus niet aan alles. Ik denk dus ik ben is helemaal niet de enige zekerheid die je hebt, het is in feite een zeer boude uitspraak.
Decartes' uitspraak is een implicatie. Denken impliceert bestaan. Maar het is ook meer dan dat, hij stelt tegelijkertijd dat de premisse waar is. Als ik denk, dan ben ik en ik ben.
Mijn probleem is drieledig. Ten eerste vraag ik mij af wat denken precies is. Ten tweede vraag ik mij af wie die 'ik' dan precies is die zou moeten denken. Ten derde vraag ik mij af wie die 'ik' is die zou moeten bestaan.
Wat is denken precies? Denken is het hebben van gedachten. Het is een proces van elkaar opvolgende gedachten. Een gedacht kan een flits zijn, een momentopname. Denken impliceert continuïteit, het impliceert een samenhanged geheel, iets wat het denken uitvoert. Dat is dan kennelijk die 'ik' waar Descartes het over had.
Maar ik zie geen reden om aan te nemen dat iets denkt. Er is een gedachte, zoveel is duidelijk. Maar ik zie niet in waar continuïteit wordt vereisd. Decartes impliceert een persoonlijkheid, iets wat langere tijd bestaat, en dus een verleden en toekomst heeft. Waar leidt hij dat uit af?
Ik denk? Een zeer boude uitspraak dus. Nauwkeuriger is het om te zeggen: Er zijn gedachten.
Nu het tweede deel. Ik besta? Maar wat is die ik? Waaruit leid je dat bestaan van die ik af? Ik denk dat we kunnen concluderen dat er gedachten bestaan, maar ik zou echt niet meer durven zeggen. De implicatie 'als iets denkt, dan bestaan het', klinkt nog steeds logisch, maar aangezien er niet noodzakelijkerwijs een ik is die denkt, hoeft er geen ik te bestaan. Er bestaan gedachten, maar dat wisten we al.
De enige zekerheid is dus niet 'cogito ergo sum', 'ik denk dus ik ben'. De enige zekerheid die je hebt is: Er zijn gedachten.
Build a man a fire, and he'll be warm for a day. Set a man on fire, and he'll be warm for the rest of his life - Terry Pratchett