Twee oude vrienden komen elkaar na vele jaren tegen en er ontstaat het volgende gesprek:
a: Heb je kinderen?
b: Ja, ik heb drie kinderen.
a: Hoe oud zijn ze?
b: Ik geef je aanwijzingen waaruit je zelf
moet herleiden hou oud ze zijn. Het
produkt van de leeftijden is 36.
a: Ik weet het antwoord niet en heb nog een
aanwijzing nodig.
b: De som van de leeftijden komt overeen met
het huisnummer van het huis waar wij
vroeger schaakten.
a: Ik weet het nog niet.
b: De oudste van de drie lijkt op mij.
a: Nu weet ik het. De leeftijden zijn...
Hoe oud zijn de kinderen van b? Een sluitende redenatie is mogelijk!
a: Heb je kinderen?
b: Ja, ik heb drie kinderen.
a: Hoe oud zijn ze?
b: Ik geef je aanwijzingen waaruit je zelf
moet herleiden hou oud ze zijn. Het
produkt van de leeftijden is 36.
a: Ik weet het antwoord niet en heb nog een
aanwijzing nodig.
b: De som van de leeftijden komt overeen met
het huisnummer van het huis waar wij
vroeger schaakten.
a: Ik weet het nog niet.
b: De oudste van de drie lijkt op mij.
a: Nu weet ik het. De leeftijden zijn...
Hoe oud zijn de kinderen van b? Een sluitende redenatie is mogelijk!