Allereerst bedankt voor je uitgebreide reacties! Zeer gewaardeerd!
Dat begrijp ik.
Uit het prijswijzigingsbeding volgt niet dat de prijswijziging aangekondigd moet worden,
dus ik snap niet goed waar je die stelling op baseert. Het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) stelt die vereiste slechts aan prijswijzigingen
anders dan indexatie op grond van een berekening door een overheidsorgaan zoals het CBS (
HvJEU 21 maart 2013, ECLI:EU:C:2013:180 en
HvJEU 26 november 2015, ECLI:EU:C:2015:782).
Aan de inflatiecorrectie ging een wijziging van de AV vooraf waarin het eerder geciteerde artikel gewijzigd werd. In de aankondiging van de wijzigingen per e-mail stond het volgende:
Het moment waarop we de prijzen van de vaste en overige abonnementen kunnen aanpassen op basis van de CBS consumentenprijsindex (inflatie), verandert naar 1 juli. Als we dit doen, dan hoor je dat minimaal 1 maand van tevoren.
Hier heb ik de maand vooraf vandaan.
Ik heb de wijzigingen toen gecheckt en besloten te blijven (volgens de mail mocht ik kosteloos opzeggen; kennelijk beschouwden ze de wijziging als nadelig).
Zou er een prijswijzigingsbeding overeen zijn gekomen waaruit volgt dat de prijs anders dan indexatie kan worden aangepast vanwege reden XYZ en jij bevoegd bent om op te zeggen, dan moet je ook de reëele mogelijkheid hebben om op te zeggen en te zoeken naar een alternatief bedrijf. Maar voor indexatie is een opzegbevoegdheid geen verplichting, want het HvJEU ziet indexatie als een correctie op de prijs die niemand bevoordeelt of benadeelt.
Je kunt dus prima een indexatiebeding overeenkomen dat automatisch van toepassing is.
In diezelfde AV staat, in een ander artikel (12), ook het volgende:
We kunnen de overeenkomst, waaronder de voorwaarden die van toepassing zijn op de overeenkomst, en de afgesproken tarieven wijzigen. Als we een wijziging doorvoeren, laten we u dat minimaal 1 maand van tevoren weten. We vertellen u ook welke redenen we voor de wijziging hebben.
Indexeren van tarieven is (in mijn ogen) een verhoging van de absolute prijs. Het te betalen tarief wordt immers anders. Maar uit jouw reactie begrijp ik dat een inflatiecorrectie dus niet gezien moet worden als
prijsverhoging maar een
prijscorrectie. Artikel 12 daarmee dus niet van toepassing op deze situatie, vermoed ik. Dan nog: de maand vooraf is door hen (schriftelijk per e-mail) gecommuniceerd specifiek voor prijsindexatie (al maakt de mail wellicht geen onderdeel uit van de overeenkomst, ze hebben er wel naar gehandeld).
Maar: dit indexatiebeding geeft het bedrijf dus slechts de bevoegdheid tot indexeren. Dat is m.i. weliswaar onvoldoende transparant, maar ik betwijfel of consumenten op grond daarvan een andere keuze maken. Je wordt immers ook niet slechter van een prijsverhoging die maximaal de CPI betreft.
Dat klopt natuurlijk (ware het niet dat de CPI natuurlijk een gemiddeld mandje is en dat de verhoging natuurlijk de 'persoonlijke inflatie' kan overstijgen waardoor het in gevallen wel nadelig kan uitpakken).
Alleen komt er nu weer een nieuw konijn uit de hoge hoed: een negatieve prijsindexatie leidt blijkbaar niet tot een prijsverlaging. En dát zou mogelijk wél kunnen leiden tot de conclusie dat het beding onredelijk bezwarend is. De soepele omgang met de indexatie door het HvJEU hangt immers samen met het idee dat indexatie een correctie is waar iedereen mee te maken heeft in het maatschappelijk verkeer. Dus waarom zou de prijs niet verlaagd kunnen worden?
Die zin viel me ook op, maar omdat het in de praktijk niet voorkomt, viel ik daar niet over.
Ik denk dat je het prijswijzigingsbeding (mogelijk) kunt vernietigen door de combinatie van het ontbreken van voldoende transparantie én de onmogelijkheid dat de prijs verlaagd wordt bij een negatieve CPI. Het maakt niet uit of de mogelijkheid op een negatieve CPI waarschijnlijk is of niet. Na vernietigen heb je recht op restitutie van eerdere prijsverhogingen en kan het bedrijf ook geen nieuwe prijsverhogingen doorvoeren.
Wat nu?
Je kunt grofweg twee paden bewandelen als je denkt dat het beding onredelijk bezwarend is:
Schriftelijk het prijswijzigingsbeding op grond van art. 6:233 BW en bovengenoemde argumentatie vernietigen, en vervolgens
- optie 1: de prijsverhoging (eventueel onder protest) betalen en zelf procederen
- optie 2: de prijsverhoging niet betalen en wachten dat je gedagvaard wordt
Het nadeel van optie twee is uiteraard dat je mogelijk geen dienst geleverd meer krijgt en als wanbetaler aangemerkt wordt. Als dat gebeurt moet je uiteraard ook vorderen dat je weer van zo'n lijst wordt verwijderd en de gevolgen op kosten van de dienstverrichter ongedaan worden gemaakt (ook bij derden zoals kredietbureaus) op straffe van een dwangsom, maar dat zal alleen gebeuren als je ook in het gelijk wordt gesteld.
Optie 1 is dus veel veiliger, maar vereist ook meer investeringen vooraf. Je zult een dagvaarding moeten (laten) schrijven en laten betekenen door een gerechtsdeurwaarder. Als de dienstverrichter in het ongelijk wordt gesteld is de kans groot dat de dienstverrichter in hoger beroep gaat en zo nodig zelfs in cassatieberoep. In hoger beroep moet je een advocaat stellen als je verweer wil voeren. Daar staat wel tegenover dat ook in hoger beroep de rechter gehouden is aan ambtshalve toetsing van de aanwezigheid van een eventueel oneerlijk prijswijzigingsbeding, dus ook als je verstek laat gaan zou je gelijk kunnen krijgen. Maar dat is wel een vrij grote gok.
Optie 1 zou ik nog wel overwegen, maar de kans op hoger beroep en cassatie met bijbehorende kosten (en stress) is het me niet waard.
In optie 2 heb ik sowieso geen zin

De gevolgen van afsluiting (nummer kwijt) + negatieve BKR is me te groot.
Sommige bedrijven zijn aangesloten bij een buitengerechtelijke geschillencommissie, maar de kwaliteit van die uitspraken is niet altijd om over naar huis te schrijven. Daarnaast past een geschillencommissie soms ten onrechte geen dwingend of semi-dwingend consumentenrecht toe en ook ambtshalve toetsing is geen vanzelfsprekendheid. Kortom, bij een geschillencommissie ben je mogelijk niet beter af. Maar het is wel veel goedkoper en eenvoudiger. Let op: in de regel zal een uitspraak van een geschillencommissie bindend zijn en kun je ook in rechte geen vernietiging verwachten omdat het een uitspraak is op basis van een vaststellingsovereenkomst (vso). Alleen onder zeer uitzonderlijke omstandigheden kan een rechter een vso vernietigen, maar de kans is vrij klein.
De leverancier heeft mijn schriftelijke klacht niet schriftelijk willen beantwoorden. Dat frustreerde mij. Daarom heb ik een klacht ingediend bij de GC. Deze route heb ik bewandeld en is me niet zo goed bevallen (los van de uitspraak; traag, zitting leek me een hamerstuk). De GC heeft uitspraak gedaan en in 2 zinnen de leverancier in het gelijk gesteld. De onderbouwing of motivering vind ik nogal, tja, summier. Uitspraak nog niet gepubliceerd.
Dus is de vraag eigenlijk nog steeds: wat nu? Laat je het erbij of ga je hierover nadere stappen zetten?
Doel van dit topic was eigenlijk toetsen of ik het nu helemaal verkeerd zie of dat ik ergens wel een punt heb. Ik las over marginale toetsing (
https://www.degeschillenc...ens-ben-met-de-uitspraak/). Hoewel velen het ogenschijnlijk niet met me eens zijn, zijn er ook een paar 'medestanders'. Inb4: TS leest alleen wat ie wil lezen... Is marginale toetsing hetzelfde als de door jou genoemde optie 1 (eerdere deel-quote)?
Hou er zoals ik schreef wel rekening mee dat het op een forum zoals dit niet mogelijk is om alle feiten te overzien en uitzonderingen of omstandigheden relevant zijn. Mede daarom blijft elk risico dat samenhangt met handelen naar wat ik noem bij jou.