De Sony A7R IV met de FE 200-600. Een prijzige combi. Het is omdat ik op mijn leeftijd (65) wat geld over lijk te houden aan het einde van de rit. Dat gaat dan toch maar de belasting. Dan kan je er beter wat leuk speelgoed van kopen. Verder heb ik het grootste deel van mijn fotografische leven nooit zo geloofd in een grote meerwaarde van dure spullen. Nu heb ik het heb moet ik ook laten zien dat ik er mee kan omgaan. Ik weet niet of ik daar goed genoeg in ben
Afgezien van de kosten vraag ik me af of die 200-600 nu wel zo’n handige lens is. Daarmee bedoel ik in het bijzonder het formaat. Plannen doe ik zelden aan in de fotografie. Ik probeer de camera zo veel mogelijk bij me te hebben en doe aan ad hoc fotografie. Snapshots dus. Mijn ambitie is daarin het betere snapshot te maken. Niet meer of niet minder.
Bij fietsen en wandelen is het dus een flink stuk extra gewicht en volume dat je mee moet sjouwen. Afgelopen zomer heb ik dat drie dagen geprobeerd in Piemonte. Maar het was met mijn 70-300 sigma op APS-C een stuk makkelijker in de keuze wel of niet meenemen.
Mijn persoonlijke ervaring: Hoe dan ook geldt de wet van de mindere meeropbrengst. D.w.z. de kwaliteitswinst tegen kosten gebruiks(on)gemak. Het geringe scherptediepteveld is soms een zegen maar soms ook een vloek. Het valt me op dat ik vooral in het 600mm bereik bezig ben en veel minder in de kortere brandpuntsafstanden. Over het algemeen geldt dat je, indien mogelijk, beter met een kortere lens dichtbij je onderwerp kunt proberen te komen.
In de serie zitten een paar (bewerkings)artefacten. Een grotere en een paar kleinere. Ik ben benieuwd of die meteen opvallen. Daarmee bedoel ik in de eerst minuut. Niet na een zoektocht met de loep.
Foto1:

Albaretto della Torre. 720 meter hoog en op 1500 meter afstand. Met op de achtergrond de Monviso. 3841 meter hoog en op 79 km afstand. In de diepte ligt het westelijke begin van de Povlakte. Op zo’n 450 meter hoogte. Genomen vanaf de Strada Romantica. Een weg die hoofdzakelijk de kam volgt met weergaloze uitzichten rondom. Kan met de auto maar met de fiets zie je zoveel meer.
Foto2:

Dezelfde Monviso maar nu op 105 km afstand. Op de voorgrond Moncalvo op 3 km afstand. Daarachter het heuvelland van Monferrato, waarvan de heuveltoppen bezaaid zijn met pittoreske ongerepte dorpjes. Dit heuvelland eindigt westelijk tamelijk abrupt bij de Povlakte van Cuneo. Moncalvo zelf heeft nogal wat aanvullende nieuwbouw gekend en is daarmee niet het fraaiste plaatsje van Monferrato geworden.
Deze fototrip heb ik dus wel gepland. Op de kortste nacht van het jaar ben ik vroeg opgestaan om het vroege ochtendlicht op dorpen en bergen te vangen. En om de dampvorming overdag nog voor te zijn. Dat je de bergkam überhaupt kunt zien is eerder uitzondering dan regel. Ook op zonovergoten dagen. Het was een klim van een kleine honderd meter vanuit ons vakantiehuisje naar de top van de huisberg van ons vakantiedorpje. De muggen waren erg blij met mijn komst.
Foto3:

Vanaf dezelfde heuveltop: Het buurdorp Cereseto met haar Castello. Ook op 3 kilometer afstand met als achtergrond de Povlakte (vanaf 10 km) met vloedbossen en rijstvelden.
Foto4:

Dit is de Corno Bianco op de grens van Aosta en Piemonte. 3320 meter hoog en op 26 kilometer afstand. Normaal gesproken valt dit topje helemaal niet zo op in het hoogte geweld van de nabije Walliser Alpen. Maar door de kleine beeldhoek en het “bescheiden” voorgebergte van pakweg 2000 meter ontstaat toch een berg met een forse “fotografische” dominantie en prominentie. Schijnbaar de kampioen van de weidse omgeving. Onder de vergroting heb een foto bijgeplaatst hoe het echt zit.
Foto5:

Fouragerende Heilige Ibissen in natte rijstcultuur. In Italië zijn vogels een graag geziene gast op de menukaart. Ze houden dus altijd een gepaste afstand aan. Dichterbij proberen te komen lukt dus echt niet.
In de Thumbs versie lijkt het wel wat. In de grote valt ie wat tegen. In de massa had ik erg veel moeite een consistent scherpstelveld te vinden. Bovendien kon ik op het dijkje tussen de rijstterrassen geen afsteuning vinden. Het moest dus uit de hand. Het ging me om de combinatie Ibis, rijstvelden en een karakteristieke achtergrond. In de relatieve leegheid van de Povlakte zijn toch nog enorm veel storende achtergronden aanwezig. Deze rijstboerderij is een aangename uitzondering.
Foto6:

Uitrustende en onderhoud plegende Ibissen op een dijkje. Het is hartje zomer en een uurtje voor de hoogste zonnestand. Harder kan het licht bijna niet. Veel detail kunnen we in de koppen niet meer vinden maar de contouren tegen een sterk optisch vervaagde achtergrond heeft ook wel wat.
Foto7:

Een purperreiger. Vanuit de auto. Kop en nek liggen mooi in het scherptevlak. Persoonlijk vind ik het wel een aardig resultaat voor een niet vogelfotograaf.
Foto8:

Tenslotte nog een cliché onderwerp van hiero tot gunder. Ik ben geraakt door de optische separatie eigenschappen van deze lens op maximum lengte.
Afgezien van de kosten vraag ik me af of die 200-600 nu wel zo’n handige lens is. Daarmee bedoel ik in het bijzonder het formaat. Plannen doe ik zelden aan in de fotografie. Ik probeer de camera zo veel mogelijk bij me te hebben en doe aan ad hoc fotografie. Snapshots dus. Mijn ambitie is daarin het betere snapshot te maken. Niet meer of niet minder.
Bij fietsen en wandelen is het dus een flink stuk extra gewicht en volume dat je mee moet sjouwen. Afgelopen zomer heb ik dat drie dagen geprobeerd in Piemonte. Maar het was met mijn 70-300 sigma op APS-C een stuk makkelijker in de keuze wel of niet meenemen.
Mijn persoonlijke ervaring: Hoe dan ook geldt de wet van de mindere meeropbrengst. D.w.z. de kwaliteitswinst tegen kosten gebruiks(on)gemak. Het geringe scherptediepteveld is soms een zegen maar soms ook een vloek. Het valt me op dat ik vooral in het 600mm bereik bezig ben en veel minder in de kortere brandpuntsafstanden. Over het algemeen geldt dat je, indien mogelijk, beter met een kortere lens dichtbij je onderwerp kunt proberen te komen.
In de serie zitten een paar (bewerkings)artefacten. Een grotere en een paar kleinere. Ik ben benieuwd of die meteen opvallen. Daarmee bedoel ik in de eerst minuut. Niet na een zoektocht met de loep.
Foto1:
Albaretto della Torre. 720 meter hoog en op 1500 meter afstand. Met op de achtergrond de Monviso. 3841 meter hoog en op 79 km afstand. In de diepte ligt het westelijke begin van de Povlakte. Op zo’n 450 meter hoogte. Genomen vanaf de Strada Romantica. Een weg die hoofdzakelijk de kam volgt met weergaloze uitzichten rondom. Kan met de auto maar met de fiets zie je zoveel meer.
Foto2:
Dezelfde Monviso maar nu op 105 km afstand. Op de voorgrond Moncalvo op 3 km afstand. Daarachter het heuvelland van Monferrato, waarvan de heuveltoppen bezaaid zijn met pittoreske ongerepte dorpjes. Dit heuvelland eindigt westelijk tamelijk abrupt bij de Povlakte van Cuneo. Moncalvo zelf heeft nogal wat aanvullende nieuwbouw gekend en is daarmee niet het fraaiste plaatsje van Monferrato geworden.
Deze fototrip heb ik dus wel gepland. Op de kortste nacht van het jaar ben ik vroeg opgestaan om het vroege ochtendlicht op dorpen en bergen te vangen. En om de dampvorming overdag nog voor te zijn. Dat je de bergkam überhaupt kunt zien is eerder uitzondering dan regel. Ook op zonovergoten dagen. Het was een klim van een kleine honderd meter vanuit ons vakantiehuisje naar de top van de huisberg van ons vakantiedorpje. De muggen waren erg blij met mijn komst.
Foto3:
Vanaf dezelfde heuveltop: Het buurdorp Cereseto met haar Castello. Ook op 3 kilometer afstand met als achtergrond de Povlakte (vanaf 10 km) met vloedbossen en rijstvelden.
Foto4:
Dit is de Corno Bianco op de grens van Aosta en Piemonte. 3320 meter hoog en op 26 kilometer afstand. Normaal gesproken valt dit topje helemaal niet zo op in het hoogte geweld van de nabije Walliser Alpen. Maar door de kleine beeldhoek en het “bescheiden” voorgebergte van pakweg 2000 meter ontstaat toch een berg met een forse “fotografische” dominantie en prominentie. Schijnbaar de kampioen van de weidse omgeving. Onder de vergroting heb een foto bijgeplaatst hoe het echt zit.
Foto5:
Fouragerende Heilige Ibissen in natte rijstcultuur. In Italië zijn vogels een graag geziene gast op de menukaart. Ze houden dus altijd een gepaste afstand aan. Dichterbij proberen te komen lukt dus echt niet.
In de Thumbs versie lijkt het wel wat. In de grote valt ie wat tegen. In de massa had ik erg veel moeite een consistent scherpstelveld te vinden. Bovendien kon ik op het dijkje tussen de rijstterrassen geen afsteuning vinden. Het moest dus uit de hand. Het ging me om de combinatie Ibis, rijstvelden en een karakteristieke achtergrond. In de relatieve leegheid van de Povlakte zijn toch nog enorm veel storende achtergronden aanwezig. Deze rijstboerderij is een aangename uitzondering.
Foto6:
Uitrustende en onderhoud plegende Ibissen op een dijkje. Het is hartje zomer en een uurtje voor de hoogste zonnestand. Harder kan het licht bijna niet. Veel detail kunnen we in de koppen niet meer vinden maar de contouren tegen een sterk optisch vervaagde achtergrond heeft ook wel wat.
Foto7:
Een purperreiger. Vanuit de auto. Kop en nek liggen mooi in het scherptevlak. Persoonlijk vind ik het wel een aardig resultaat voor een niet vogelfotograaf.
Foto8:

Tenslotte nog een cliché onderwerp van hiero tot gunder. Ik ben geraakt door de optische separatie eigenschappen van deze lens op maximum lengte.