Ik kreeg laatst een vraag van iemand die Nederlands aan het leren is. Zie de volgende bijzin:
Die 2e variant klinkt natuurlijk fout, maar wat maakt die zin fout? Dit is iets wat veel mensen die Nederlands aan het leren zijn fout doen. Het klinkt zo triviaal, maar ik heb eigenlijk geen idee waarom dit zo is.
Mijn kennis over Nederlandse grammatica is een beetje roestig geworden... Nederlands is volgens mij een SVO taal, dus het onderwerp komt voor het werkwoord. Het onderwerp is hij, wil leren zijn de werkwoorden. Wil is een hulpwerkwoord, leren is het hoofdwerkwoord.
Ik kan de zin anders formuleren:
Wat maakt dat hij achter het werkwoord wil moet staan zodra je het woordje nu voor wil zet?
Ik kom alleen maar voorbeelden tegen dat de 1e variant correct is, maar niet waarom die dan correct is.
Waarom is deze zin niet..., maar nu wil hij Nederlands leren.
?..., maar nu hij wil Nederlands leren.
Die 2e variant klinkt natuurlijk fout, maar wat maakt die zin fout? Dit is iets wat veel mensen die Nederlands aan het leren zijn fout doen. Het klinkt zo triviaal, maar ik heb eigenlijk geen idee waarom dit zo is.
Mijn kennis over Nederlandse grammatica is een beetje roestig geworden... Nederlands is volgens mij een SVO taal, dus het onderwerp komt voor het werkwoord. Het onderwerp is hij, wil leren zijn de werkwoorden. Wil is een hulpwerkwoord, leren is het hoofdwerkwoord.
Ik kan de zin anders formuleren:
Dan staat het onderwerp weer voor het werkwoord wil. Het voelt alleen alsof de nadruk nu op hij ligt in plaats van nu...., maar hij wil nu Nederlands leren.
Wat maakt dat hij achter het werkwoord wil moet staan zodra je het woordje nu voor wil zet?
Ik kom alleen maar voorbeelden tegen dat de 1e variant correct is, maar niet waarom die dan correct is.