Wellicht kan iemand die wat recentere (school)ervaring heeft met wiskunde dan dat ik heb, mij even op weg helpen met een snijpuntenprobleem van twee cirkels. (Toepassing: ik wil een (water)leidingenstelsel tekenen op een grid, waarbij leidingen op een tegel in dat grid over/onder elkaar doorlopen). Ik heb het probleem tot het volgende weten te beperken:
Men neme een vierkant V (zijden Boven, Rechts, Onder en Links met lengte L). De hoek linksonder noemen we Qlo, de hoek rechtsboven noemen we Qrb. Deze Q's zijn middelpunten van cirkels met beiden dezelfde straal R, met 0 <= R <= L. Van beide cirkels valt (dus) een kwart binnen het vierkant V. De omtrek van de cirkel om Qlo loopt van zijde Links naar Onder en die om Qrb loopt van zijde Rechts naar Boven.
De afstand tussen Qlo en Qrb is altijd Sqrt(L2 + L2), aldus Pythagoras. Als beide cirkels elkaar raken, hebben ze dus een Rraak van Sqrt(L2 + L2) / 2. Als R kleiner is, dan raken of snijden de cirkels elkaar niet, maar als R groter is, dan zijn er twee snijpunten A en B. De hoeken die de lijnstukken Rlo-A en Rlo-B maken maken met zijde Links heten respectievelijk α en β. Gegeven is (volgens mij) dat 90 - α = β (of (π/2) - α = β).
Hoe druk ik α uit als functie van R waarbij Rraak < R <= L? Met andere woorden: Hoe neemt de lengte van lijnstuk A-B toe als R groter wordt? (Zowel A als B liggen altijd op de diagonaal haaks op de diagonaal Rlo-Rrb, toch?)
Ik weet dat x2 + y2 = r2 en dat bijv x = sin(t) met y = cos(t) en als ik Google op "circles intersections" kom ik bijvoorbeeld bij Wolfram die het met net wat andere condities best mooi uitlegt, maar mijn wiskunde is al veel te ver weggezakt om dit even om te schrijven naar α en β.
Men neme een vierkant V (zijden Boven, Rechts, Onder en Links met lengte L). De hoek linksonder noemen we Qlo, de hoek rechtsboven noemen we Qrb. Deze Q's zijn middelpunten van cirkels met beiden dezelfde straal R, met 0 <= R <= L. Van beide cirkels valt (dus) een kwart binnen het vierkant V. De omtrek van de cirkel om Qlo loopt van zijde Links naar Onder en die om Qrb loopt van zijde Rechts naar Boven.
De afstand tussen Qlo en Qrb is altijd Sqrt(L2 + L2), aldus Pythagoras. Als beide cirkels elkaar raken, hebben ze dus een Rraak van Sqrt(L2 + L2) / 2. Als R kleiner is, dan raken of snijden de cirkels elkaar niet, maar als R groter is, dan zijn er twee snijpunten A en B. De hoeken die de lijnstukken Rlo-A en Rlo-B maken maken met zijde Links heten respectievelijk α en β. Gegeven is (volgens mij) dat 90 - α = β (of (π/2) - α = β).
Hoe druk ik α uit als functie van R waarbij Rraak < R <= L? Met andere woorden: Hoe neemt de lengte van lijnstuk A-B toe als R groter wordt? (Zowel A als B liggen altijd op de diagonaal haaks op de diagonaal Rlo-Rrb, toch?)
Ik weet dat x2 + y2 = r2 en dat bijv x = sin(t) met y = cos(t) en als ik Google op "circles intersections" kom ik bijvoorbeeld bij Wolfram die het met net wat andere condities best mooi uitlegt, maar mijn wiskunde is al veel te ver weggezakt om dit even om te schrijven naar α en β.
My opinions may have changed but not the fact that I am right ― Ashleigh Brilliant