Als je uitgaat van het volgende:
1: De Aarde is een perfecte bol.
2: De Aarde is homogeen van dichtheid en samenstelling.
3: De Aarde staat stil.
4: Er is behalve de Aarde verder geen massa aanwezig (impliceert dus ook totaal vacuum).
5: Er zit een gat in de Aarde van de ene kant naar de andere kant, precies door het middelpunt.
6: Er wordt een massa op de hoogte van de rand van dat gat gehouden en dan los gelaten (v
0 = 0 en a
0 = 0).
Dan gaat die massa een oneindig aantal maal van de ene kant naar de andere kant (simpele oscillerende beweging) met aan de beide einden van het gat a=max en v=0 en in het midden a=0 en v=max.
Zou je:
1) De massa niet aan de rand van het gat loslaten maar 1 meter daarboven, dan wordt alleen de amplitude van de oscillatie groter. De massa zal dus aan beide kanten van het gat 1 meter er bovenuit komen.
2) De massa niet loslaten aan de rand maar erin
gooien (a
0 != 0), dan krijg je hetzelfde effect als bij 1, want de acceleratie die je toevoegt aan de massa door te gooien is makkelijk om te rekenen naar extra acceleratie door de massa hoger los te laten.
3) Iets veranderen aan stelling 1 t/m 6, dan zou het geen oneindige simpele oscillerende beweging worden maar een eindige met lineair kleiner wordende amplitude en zal de massa uiteindelijk tot stilstand komen. Als er dus naast de (perfecte) Aarde ook een (1) Maan zou zijn, dan zou deze maan ook een aantrekkingskracht op de massa hebben en dus in een van de richtingen de acceleratie vergroten en in de andere richting verkleinen. De massa zal dan tot stilstand komen, maar niet in het middelpunt van de Aarde, maar in het middelpunt van het totale krachtensysteem (dus incl. die Maan). Dit zal in dit voorbeeld neerkomen op zeer dicht bij het middelpunt van de Aarde, maar lichtelijk verschoven in de richting van de Maan.
Het maakt overgens niet uit of we het hier over een Maan hebben met grote massa of een electron, het verschil is hier dan alleen hoelang het duurt voordat de massa tot stilstand komt en de mate van verschuiving t.o.v. het middelpunt van de Aarde. Hieruit volgt dat de massa
nooit precies in het middelpunt kan stilstaan.
Een grote uitzondering op het bovenstaande is als je twee externe massa's zou hebben waarvan de krachten elkaar opheffen.
Dus als je b.v. twee exact dezelfde Manen (Maan A en Maan

zou hebben, elk aan een andere kant van de Aarde (en dan zo dat als je beide Manen met een lijn verbindt, deze lijn door het middelpunt van de Aarde gaat), dan zou Maan A in zijn richting de acceleratie vergroten en in de richting van Maan B de acceleratie verkleinen, en Maan B zou het tegenovergestelde doen, waarbij de acceleraties elkaar opheffen.
Als je in begin dus uitgaat van een totaal vacuum in de buis en niet daarbuiten, dan zal de massa tot stilstand komen. (Tenzij de krachten extern aan de Aarde elkaar opheffen.)
Every morning is the dawn of a new error.