Disclaimer: dit topic is niet bedoeld om te kijken of ik onder terugbetaling van toeslagen uit kan komen. Het is bedoeld om te bepalen of en waarom de Belastingdienst aannames doet en op basis waarvan. Als je dat niet wilt geloven reageer dan op de vraagstelling alsof het een hypothetische situatie betreft 
De situatie
Om het kort te houden in opsommingsvorm, als volgt:
- in 2009 komt iemand inwonen vanwege praktische redenen. Verder volledig gescheiden van elkaar geleefd (zij op logeerkamer) waarbij ik alle lasten ben blijven betalen en mijn huishoudster het huishouden is blijven doen. Volgens de definitie van de Belastingdienst is dit geen gezamenlijk huishouden*
- in 2011 krijg je een relatie met deze huisgenoot en besluiten we samen het huishouden te gaan betalen en hiermee vormen we volgens de Belastingdienst een gezamenlijk huishouden
- in 2013 kopen wij een huis en hebben wij een samenlevingscontract opgesteld.
Gevolg
De Belastingdienst gaat op basis van dit samenlevingscontract terug kijken vanaf welke datum wij op 1 adres wonen, 2009 dus, en constateert dat wij vanaf die dag een relatie hebben en dus een gezamenlijk huishouden vanwege het feit dat wij nu een samenlevingscontract hebben. Resultaat is dat mijn vriendin, van 2009 tot 2011 slechts huisgenoot, nu de zorgtoeslag van 2009 en 2010 mag terugbetalen omdat de Belastingdienst de aanname doet dat wij toen ook al samen woonden en ik daarom haar toeslagpartner was. Op basis waarvan ze dit dan constateren kon de medewerker van de Belastingtelefoon niet uitleggen maar ik vind dit wel erg gemakkelijk beredeneerd.
Ik ben vooral benieuwd:
- op basis waarvan de Belastingdienst de aanname doet, zonder enig bewijs, dat wij destijds al een gezamenlijk huishouden hadden en daarmee dus onterecht zorgtoeslag is verkregen;
- hoe ik of de BD nu kan en moet bewijzen of we al dan niet voor elkaar gezorgd hebben in 2009 en 2010 en op basis daarvan dus wel/geen gezamenlijk huishouden hadden**.
Saillant detail is overigens dat volgens deze criteria in 2013 mijn vriendin geen toeslagpartner zou zijn (los van dat ze dat in 2012 al wel was en dat we een samenlevingscontract hebben) als we vanaf dit jaar samen zouden zijn gaan wonen. De regels zijn dus zeer vrij interpreteerbaar en wijzigen blijkbaar ook nogal eens.
* Volgens de definitie van de Belastingdienst hebben we dan geen gezamenlijk huishouden:
Gezamenlijke huishouding
U hebt een gezamenlijke huishouding met uw medebewoner als u allebei uw hoofdverblijf in dezelfde woning hebt en u voor elkaar zorgt. U deelt bijvoorbeeld de kosten van de huishouding en doet allebei huishoudelijke taken.
U voert meestal geen gezamenlijke huishouding als u als student of religieuze samenwoont met iemand anders. Of als u in een verzorgingshuis of in een ander samenleefverband woont. U woont dan namelijk niet samen met het doel om voor elkaar te zorgen. Kies in deze situaties 'Nee'.
De Sociale Verzekeringsbank hanteert overigens bijgevoegde stelling en heeft daar ook jurisprudentie bij:
** De vraag of sprake is van het voeren van een gezamenlijke huishouding wordt beantwoord aan de hand van de omstandigheden welke objectief moeten zijn vast te stellen, aldus de Hoge Raad in zijn uitspraak van 20 maart 1992.
Om een gezamenlijke huishouding te kunnen aannemen moet zijn voldaan aan de volgende wettelijke criteria:
• de gerechtigde heeft zijn hoofdverblijf in dezelfde woning als een ander persoon én
• de betrokken personen geven blijk zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.
De situatie
Om het kort te houden in opsommingsvorm, als volgt:
- in 2009 komt iemand inwonen vanwege praktische redenen. Verder volledig gescheiden van elkaar geleefd (zij op logeerkamer) waarbij ik alle lasten ben blijven betalen en mijn huishoudster het huishouden is blijven doen. Volgens de definitie van de Belastingdienst is dit geen gezamenlijk huishouden*
- in 2011 krijg je een relatie met deze huisgenoot en besluiten we samen het huishouden te gaan betalen en hiermee vormen we volgens de Belastingdienst een gezamenlijk huishouden
- in 2013 kopen wij een huis en hebben wij een samenlevingscontract opgesteld.
Gevolg
De Belastingdienst gaat op basis van dit samenlevingscontract terug kijken vanaf welke datum wij op 1 adres wonen, 2009 dus, en constateert dat wij vanaf die dag een relatie hebben en dus een gezamenlijk huishouden vanwege het feit dat wij nu een samenlevingscontract hebben. Resultaat is dat mijn vriendin, van 2009 tot 2011 slechts huisgenoot, nu de zorgtoeslag van 2009 en 2010 mag terugbetalen omdat de Belastingdienst de aanname doet dat wij toen ook al samen woonden en ik daarom haar toeslagpartner was. Op basis waarvan ze dit dan constateren kon de medewerker van de Belastingtelefoon niet uitleggen maar ik vind dit wel erg gemakkelijk beredeneerd.
Ik ben vooral benieuwd:
- op basis waarvan de Belastingdienst de aanname doet, zonder enig bewijs, dat wij destijds al een gezamenlijk huishouden hadden en daarmee dus onterecht zorgtoeslag is verkregen;
- hoe ik of de BD nu kan en moet bewijzen of we al dan niet voor elkaar gezorgd hebben in 2009 en 2010 en op basis daarvan dus wel/geen gezamenlijk huishouden hadden**.
Saillant detail is overigens dat volgens deze criteria in 2013 mijn vriendin geen toeslagpartner zou zijn (los van dat ze dat in 2012 al wel was en dat we een samenlevingscontract hebben) als we vanaf dit jaar samen zouden zijn gaan wonen. De regels zijn dus zeer vrij interpreteerbaar en wijzigen blijkbaar ook nogal eens.
* Volgens de definitie van de Belastingdienst hebben we dan geen gezamenlijk huishouden:
Gezamenlijke huishouding
U hebt een gezamenlijke huishouding met uw medebewoner als u allebei uw hoofdverblijf in dezelfde woning hebt en u voor elkaar zorgt. U deelt bijvoorbeeld de kosten van de huishouding en doet allebei huishoudelijke taken.
U voert meestal geen gezamenlijke huishouding als u als student of religieuze samenwoont met iemand anders. Of als u in een verzorgingshuis of in een ander samenleefverband woont. U woont dan namelijk niet samen met het doel om voor elkaar te zorgen. Kies in deze situaties 'Nee'.
De Sociale Verzekeringsbank hanteert overigens bijgevoegde stelling en heeft daar ook jurisprudentie bij:
** De vraag of sprake is van het voeren van een gezamenlijke huishouding wordt beantwoord aan de hand van de omstandigheden welke objectief moeten zijn vast te stellen, aldus de Hoge Raad in zijn uitspraak van 20 maart 1992.
Om een gezamenlijke huishouding te kunnen aannemen moet zijn voldaan aan de volgende wettelijke criteria:
• de gerechtigde heeft zijn hoofdverblijf in dezelfde woning als een ander persoon én
• de betrokken personen geven blijk zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.