Volgens de specificatie zijn de eerste 48 bits van een ipv6-adres de global routing prefix, die bijvoorbeeld uniek voor een bepaalde provider is. De volgende 16 bits vormen het subnet-id, uniek voor de abonnee. De laatste 64 bits zijn het host-id, bedoeld voor individuele apparaten. Het host-deel kan bijvoorbeeld op het mac-adres gebaseerd zijn, het unieke nummer dat elke netwerkadapter door zijn fabrikant krijgt toegewezen.
Ik meende dat ISPs over het algemeent een /32 blok krijgen (en groter kan aangevraagd worden), /48 naar een klant routeren en de klant kan dan weer /64 blokken indelen. Een ISP mag hier van afwijken, maar bijvoorbeeld xs4all doet het ook zo. Ook tunnels zoals sixxs bieden een /48-blok aan.
Als we de RIPE NCC documenten erbij pakken wordt een LIR als volgt gedefinieerd:
A Local Internet Registry is an IR that primarily assigns address space to the users of the network services that it provides. LIRs are generally ISPs whose customers are primarily End Users and possibly other ISPs.
Later in het document wordt het volgende gezegd over de initial size van een LIR-allocatie:
Organisations that meet the initial allocation criteria are eligible to receive a minimum allocation of /32.
Organisations may qualify for an initial allocation greater than /32 by submitting documentation that reasonably justifies the request. If so, the allocation size will be based on the number of existing users and the extent of the organisation's infrastructure.