Toen ik archeologie studeerde werd bij mijn opleiding veel nadruk gelegd op het feit dat de menselijke hersenen gekenmerkt worden door structuren die door iedereen gedeeld worden die invloed hebben op de organisatie van taal. Hierdoor zijn er, ook al klinken talen heel verschillend, basale regels voor grammatica en syntax te formuleren.
De invloedrijke linguist Noam Chomsky stelt dat sommige basisregels voor taal genetisch bepaald zijn en in ieders hersenen opgeslagen zijn. Dat zou ervoor zorgen dat kinderen specifieke taalregels oppikken en imiteren. Als ze in principe op alle omgevingsgeluiden gefocussed waren en daar willekeurig uit selecteerden zouden ze even goed kunnen proberen vogelgefluit, hondengeblaf of motorgeronk ter communicatie te gebruiken. Dat doen ze echter over het algemeen niet.
Steven Pinker houdt er soortgelijke ideeen op na. In zijn boek The blank slate stelt hij dat onze hersenen geen onbeschreven blad zijn, maar gepreprogrammeerd om bepaalde dingen op te pikken. Daardoor zijn wij genegen syntactisch georganiseerde taal op te pikken. In zijn meer recente boek The stuff of thought stelt hij zelfs dat er universele structuren zijn in onze taal, die de organisatie van onze hersenen weerspiegelen. Analyse van gemeenschappelijke taalconstructies zou dus licht kunnen werpen op hoe wij, gevormd door evolutionaire druk, tijd, beweging en misschien zelfs moraliteit bezien.
Analyse van de vorm van taal lijkt dit soort ideeen vaak te bevestigen. Zo staat in Science vandaag een paper waarin een analyse van de rijkdom aan verschillende klanken van talen wereldwijd gepresenteerd wordt. De klankenrijkdom van Centraal en Zuidelijk Afrikaanse talen is het grootst en die klankenrijkdom neemt af, hoe verder een taal van Centraal/Zuidelijk Afrika verwijderd is. De basisaanname (die door linguistisch werk bevestigd lijkt te worden) is dat, hoe groter de klankenrijkdom, hoe ouder de taal. Door migraties van een kleine groepen mensen weg van de moedertaal zou klankvariatie (net als genetische variatie) snel verloren gaan. Dit doet vermoeden dat taal 1 bron van oorsprong kent, in Afrika. Dat is interessant, want genetica lijken een grotendeels eender scenario voor het onstaan van onze soort te ondersteunen.
Nu de crux:
Een paper in press in Nature presenteert een phylogenetische analyse van structuren die vaak aan een universal grammar toegeschreven worden. Hier een lekenverslag van de BBC. Deze anayse suggereert dat dit soort syntactische structuren in verschillende taalfamilies onafhankelijk van elkaar zijn ontstaan.
Voor mij is dat erg interessant, maar ook wat verwarrend: dit zou betekenen dat de mensen die wij als vroegste moderne mensen zien wel erg gecompliceerd gedrag konden vertonen, maar nog niet op onze geraffineerde wijze via syntactisch georganiseerde taal met elkaar konden communiceren. Dat laatste wordt vaak gezien als het voordeel over andere homiden dat ons in staat stelde de wereld te koloniseerde.
Uit het aangehaalde Science artikel:
Interessanter misschien is het feit dat, hoewel de configuratie van regels verschilt per taalfamilie verschilt, er nog steeds grote overeenkomst is in het soort regels dat talen kenmerkt, vandaar dat men uberhaupt aan een "universal grammar" kon denken. Er zijn dus dingen in onze hersenen gehardwired die ons taalgevoel organiseren. Gezien het feit dat die structuren gedeeld zijn tussen alle mensen, maar de specifieke taalregels niet, zouden die hersenstructuren dus ouder moeten/kunnen zijn dan taal zelf. Dan zouden ze misschien dus geevolueerd zijn onder selectiedruk voor ander gedrag en zou taal een bijproduct van deze evolutie kunnen zijn.
Welk gedrag zou onder evolutionaire druk een hersenstructuur bevorderen waarmee syntactische taal ontwikkeld kan worden?
Disclaimer: deze ideeen werken alleen maar als men uitgaat van een evolutionaire verklaring voor het ontstaan van de mens en zijn gedrag. Ik ben niet zo geinteresseerd te discussieren over de vraag of evolutie klopt. Het lijkt door de feiten ondersteund te worden en de enige andere verklaring die de lading zou kunnen dekken is imho "last thursdayism". Intelectueel gezien lijkt me een debat daarover niet heel interessant.
De invloedrijke linguist Noam Chomsky stelt dat sommige basisregels voor taal genetisch bepaald zijn en in ieders hersenen opgeslagen zijn. Dat zou ervoor zorgen dat kinderen specifieke taalregels oppikken en imiteren. Als ze in principe op alle omgevingsgeluiden gefocussed waren en daar willekeurig uit selecteerden zouden ze even goed kunnen proberen vogelgefluit, hondengeblaf of motorgeronk ter communicatie te gebruiken. Dat doen ze echter over het algemeen niet.
Steven Pinker houdt er soortgelijke ideeen op na. In zijn boek The blank slate stelt hij dat onze hersenen geen onbeschreven blad zijn, maar gepreprogrammeerd om bepaalde dingen op te pikken. Daardoor zijn wij genegen syntactisch georganiseerde taal op te pikken. In zijn meer recente boek The stuff of thought stelt hij zelfs dat er universele structuren zijn in onze taal, die de organisatie van onze hersenen weerspiegelen. Analyse van gemeenschappelijke taalconstructies zou dus licht kunnen werpen op hoe wij, gevormd door evolutionaire druk, tijd, beweging en misschien zelfs moraliteit bezien.
Analyse van de vorm van taal lijkt dit soort ideeen vaak te bevestigen. Zo staat in Science vandaag een paper waarin een analyse van de rijkdom aan verschillende klanken van talen wereldwijd gepresenteerd wordt. De klankenrijkdom van Centraal en Zuidelijk Afrikaanse talen is het grootst en die klankenrijkdom neemt af, hoe verder een taal van Centraal/Zuidelijk Afrika verwijderd is. De basisaanname (die door linguistisch werk bevestigd lijkt te worden) is dat, hoe groter de klankenrijkdom, hoe ouder de taal. Door migraties van een kleine groepen mensen weg van de moedertaal zou klankvariatie (net als genetische variatie) snel verloren gaan. Dit doet vermoeden dat taal 1 bron van oorsprong kent, in Afrika. Dat is interessant, want genetica lijken een grotendeels eender scenario voor het onstaan van onze soort te ondersteunen.
Nu de crux:
Een paper in press in Nature presenteert een phylogenetische analyse van structuren die vaak aan een universal grammar toegeschreven worden. Hier een lekenverslag van de BBC. Deze anayse suggereert dat dit soort syntactische structuren in verschillende taalfamilies onafhankelijk van elkaar zijn ontstaan.
Voor mij is dat erg interessant, maar ook wat verwarrend: dit zou betekenen dat de mensen die wij als vroegste moderne mensen zien wel erg gecompliceerd gedrag konden vertonen, maar nog niet op onze geraffineerde wijze via syntactisch georganiseerde taal met elkaar konden communiceren. Dat laatste wordt vaak gezien als het voordeel over andere homiden dat ons in staat stelde de wereld te koloniseerde.
Uit het aangehaalde Science artikel:
Moet dat idee op de schop? Is taal niet zo bijzonder? Geeft het sowieso wel evolutionair voordeel?Truly modern language, akin to languages spoken today, may thus have been the key cultural innovation that allowed the emergence of these and other hallmarks of behavioral modernity and ultimately led to our colonization of the globe.
Interessanter misschien is het feit dat, hoewel de configuratie van regels verschilt per taalfamilie verschilt, er nog steeds grote overeenkomst is in het soort regels dat talen kenmerkt, vandaar dat men uberhaupt aan een "universal grammar" kon denken. Er zijn dus dingen in onze hersenen gehardwired die ons taalgevoel organiseren. Gezien het feit dat die structuren gedeeld zijn tussen alle mensen, maar de specifieke taalregels niet, zouden die hersenstructuren dus ouder moeten/kunnen zijn dan taal zelf. Dan zouden ze misschien dus geevolueerd zijn onder selectiedruk voor ander gedrag en zou taal een bijproduct van deze evolutie kunnen zijn.
Welk gedrag zou onder evolutionaire druk een hersenstructuur bevorderen waarmee syntactische taal ontwikkeld kan worden?
Disclaimer: deze ideeen werken alleen maar als men uitgaat van een evolutionaire verklaring voor het ontstaan van de mens en zijn gedrag. Ik ben niet zo geinteresseerd te discussieren over de vraag of evolutie klopt. Het lijkt door de feiten ondersteund te worden en de enige andere verklaring die de lading zou kunnen dekken is imho "last thursdayism". Intelectueel gezien lijkt me een debat daarover niet heel interessant.
La majestueuse égalité des lois, qui interdit au riche comme au pauvre de coucher sous les ponts, de mendier dans les rues et de voler du pain. - Anatole France

