Ik neem aan dat de vraag van de TS is: welke vorm geeft de laagste wrijvingsweerstand. Niet: welke vorm heeft een regendruppel

.
Het ligt eraan, en het ligt eraan. Er is niet één beste vorm, want je moet rekening houden met wát je wilt 'vervoeren' in die aerodynamische vorm, en in welk soort stroming de vorm zich bevindt.
Als je een bepaald 'volume' wilt bewegen door een gas, en dat volume vrij vervormbaar is, heb je het voordeel van symmetrie en is er in veel gevallen een analytische (=exacte) oplossing te vinden aangenomen dat het oppervlak perfect glad is. Als dat niet zo is bestaat er enkel een numerieke optimalisatie waarvan je per definitie niet weet of hij het beste is. Als je een specifieke vorm hebt, bijvoorbeeld een baksteen, en daaromheen wil je iets bouwen dat zo aerodynamisch mogelijk is, is er ook geen analytische oplossing.
Het maakt heel erg uit in welke stroomomstandigheden je bent. Des te lager de stroomsnelheid en des te lager de viscositeit van het materiaal wat stroomt, des te lager zijn je Reynolds- en Machgetallen. Lage Reynoldsgetallen betekenen dat de stroom meer lijkt op een
potentiaaloplossing: er vormt zich dan nauwelijks tot geen zog 'achter' het object dat zich door de stroom beweegt. Voor dit soort omstandigheden is een 'druppelvorm' de meest aerodynamische oplossing (semipotential flow). In de praktijk komt dit voor bij bijvoorbeeld fietsers en (langzame) schepen. In het geval van een échte potentiële flow maakt het overigens geen bal uit welke vorm iets heeft.
Naarmate je reynoldsgetal hoger wordt (door viskeuzere danwel snellere stroming) krijg je last van turbulentie en zogvorming. Turbulentie bouwt zich op 'stroomafwaarts' van het punt waar de stroming voor het eerst het object raakt, langs de wand van het object, en manifesteert zich als een 'schilletje' van lucht om het object dat dikker is aan de achterkant dan aan de voorkant. Wanneer deze schil, de grenslaag, ook daadwerkelijk 'vastplakt' aan het object noemen we de stroming
aanliggend. Wanneer de stroming nog harder gaat kan de grenslaag loslaten van het object, hij is dan
gesepareerd en tussen de grenslaag en het object vormt zich een zog: lucht die min of meer even snel door de stroming beweegt als het object ('vastzit' aan het object). Om het zog te minimaliseren wil je je object zoveel mogelijk uitrekken met de stroming mee, want een object met een lange punt stroomafwaarts veroorzaakt een minder sterk zog dan met een korte punt. Het zog is naarmate het reynoldsgetal hoger wordt een steeds groter probleem.
Een hoger reynoldsgetal betekent ook een hoger machgetal. Bij mach 1 ga je even snel als geluidsgolven door dat medium. Aan de 'voorkant' van je object hopen zich nu geluidsgolven op: ze worden veroorzaakt door het object dat de stroming 'raakt' maar de golven kunnen niet stroomopwaarts bewegen, omdat... je zelf al zo snel stroomopwaarts aan het bewegen bent. Dit heeft ook effecten op de weerstand: voor snelheden in de buurt en boven mach 1 is het ongewenst om een 'bolle' voorkant te hebben, en wil je juist eigenlijk een messcherpe voorkant, want deze veroorzaakt minder grote problemen met geluidsgolf-ophoping (compressie-effecten).
Dus:
- De ideale vorm kan maar in een zeer beperkt aantal gevallen analytisch worden benaderd.
- Bij hele lage snelheden: 'dikke' druppelvorm
- Naarmate de snelheid hoger wordt maar <Mach 1: uitgetrokken druppelvorm
- in de buurt en boven mach 1: aan de 'voorkant' scherpe vorm.
- Als de vorm bepaald wordt door wat 'vervoerd' moet worden binnen de vorm: weinig over te zeggen, dat moet je met een numeriek programma oplossen en zelfs dan weet je nooit of dat de perfecte optimale vorm is.