Bruinbaard schreef op zondag 10 januari 2010 @ 01:10:
hmm ok, dat al dat ik de a in T niet helemaal goed deed. De stoel is echt binnen een fractie van een seconde al op de maximale/constante snelheid, dus betekent dat dat a, en daarmee T dan velen malen groter wordt?
Als de stoel binnen een fractie van een seconde op volle snelheid is betekent dat de motor+overbrenging ruim voldoende koppel hebben om naast het koppel benodigd voor het overwinnen van de wrijving nog een flinke versnelling te genereren. Wanneer je eenmaal een constante rotatiesnelheid hebt bereikt
verandert de snelheid dus niet meer, waardoor er ook geen rotatieversnelling is, en T nul wordt. Je hebt slechts koppel nodig om alle wrijving en andere verliezen te compenseren.
We hebben geen tijd meer om nog meer metingen te doen,
Zonde in dit geval kun je dus niet bepalen hoe groot het koppel is dat nodig is om het systeem in beweging te krijgen. Je kunt natuurlijk wel concluderen dat jullie aanname niet klopt: volgens de formule is er slechts een zeer klein koppel nodig om het systeem in beweging te brengen. Het komt vaak voor dat een eerste experiment niet lukt. Als je kunt aangeven waarom het mislukte en aanbevelingen kunt doen voor een volgende keer is dit geen probleem en een waardevolle les. Dus: Waarom klopt de formule niet? Wanneer is de formule wel geldig? Hoe zou je het een volgende keer aanpakken, Etc.
Ik wou zelf het rendement bepalen n=Pn/Pin met Pn=T(de benodigde koppel, die ik al heb berekend)*w en Pin=U*I ( hebben we gemeten). Dan kan ik ongeveer zeggen hoeveel koppel of vermogen er in de motor,tandwielen,lagers as verloren gaan.
In theorie wel...
Voordat het systeem uberhaupt in beweging komt moet je echter eerst de coulombse wrijving overwinnen. Pas wanneer deze wrijving is overwonnen kun je het aandeel in T berekenen dat daarnaast nodig is om het systeem
binnen een bepaalde tijd op volle snelheid te krijgen (daarna geeft jullie formule immers 0). Bij dit soort trage systemen zal dat aandeel waarschijnlijk te verwaarlozen zijn tov het wrijvingsaandeel.
Daarnaast heeft rendement betrekking op
wat jij nuttig vindt voor het systeem en dien je je vergelijking hier op aan te passen. Twee voorbeelden:
- Wanneer je kijkt naar het rendement van het totale systeem zou je kunnen stellen dat de ingang het electrisch vermogen is en de uitgang de energie die nodig is voor het roteren van de persoon. Bij een constante snelheid is deze laaste 0: alle toegevoerde energie gaat op aan het overwinnen van wrijving en het rendement van het totale systeem is 0.
- Wanneer je kijkt naar het deelsysteem bestaande uit alleen de motor + overbrenging, maar zonder de draaischijf zelf kun je stellen dat de ingang wederom het electrisch vermogen is en de uitgang het mechanisch vermogen is dat beschikbaar is aan de uitgang van de tandwielkast. Dit rendement is groter dan nul (waarschijnlijk +/- 60%) en vertelt wat over de aandrijving.
De berekeningen aan het systeem lijken een stuk complexer te zijn dan je aanvankelijk dacht. Gezien de resterende tijd lijkt het onmogelijk om nog alles te doorgronden. Misschien kun je je het beste richten op de vragen die ik eerder in deze post stelde: wat heb je geleerd, waarom voldoen de basis VWO vergelijkingen niet en wat zijn je aanbevelingen aan leerlingen die volgend jaar een soortgelijke proef willen doen?
[
Voor 0% gewijzigd door
AFR op 10-01-2010 15:11
. Reden: typo ]