Wettelijke bepalingen mb.t. aantal reparatiepogingen

Pagina: 1
Acties:

Acties:
  • 0 Henk 'm!

  • Sefyu
  • Registratie: November 2006
  • Niet online
Situatieschets

Ik ben een eerstejaars rechtenstudent en momenteel ben ik met een projectgroep bezig met een project waar 3 verschillende groepen conflict behandelen met iedere groep als één partij, i.e. groep 1 klagende partij(belangenbehartiger v.d. consument), groep 2 verwerende partij(bedrijf) en partij 3 geschillencommissie. Ik behartig de belangen van de klagende partij in de zaak waar mijn volgende vraag betrekking op heeft:

is er ergens wettelijk vastgelegde informatie met betrekking tot het aantal reparatiepogingen dat redelijk is voordat er recht is op vervanging of ontbinding? Ik heb me rot gezocht en heb een interessant artikel gevonden die mijn zaak zeker helpt(http://europa.eu/legislat...umer_safety/l32012_nl.htm), maar ik kan er geen informatie in vinden m.b.t. het aantal reparatiepogingen dat redelijk geacht mag worden.
Ter informatie: in de zaak is er sprake van de aankoop van een hemelwaterinstallatie die gedurende de periode van 6 maanden na aankoop vrijwel continue defect en al vele reparatiepogingen(exacte aantal heb ik momenteel niet hier liggen, i.i.g. meer dan 6 keer) is en dus amper gebruikt is en er gemist voordeel is(waterbesparing).
Nu is het naar mijn mening en naar maatschappelijke norm alleszins redelijk om het grote aantal reparatiepogingen als onredelijke te beschouwen en grond te geven voor ontbinding, echter heb ik liever zoveel mogelijk zwart op wit staan en vroeg ik me dus af of er ergens een wettelijke basis is hiervoor of dat dit toch meer voortvloeit uit 'de geest van de wet'.

Acties:
  • 0 Henk 'm!

Anoniem: 84159

Hmm in de IT is een richtlijn 3 keer heb ik mij laten vertellen toen ik in een winkel werkte op de reparatie afdeling. Maar hier praat je over een product waarvoor misschien wel een soort keurmerk organisaties bestaan, zoals bouw-garant, dus wellicht dat je daar wat info uit kan halen. Succes

Acties:
  • 0 Henk 'm!

Anoniem: 63813

Daar is geen wetgeving over, dat is gebaseerd op jurisprudentie. Uit mijn hoofd weet ik het niet, maar er is volgens mij een uitspraak van een geschillencommissie waar van 3 keer uitgegaan wordt.

Let overigens op dat je een richtlijn quote. Als je nog geen inleiding Europees recht hebt gehad, kan dat wat verarrend zijn, maar op een richtlijn kan je je - in dit geval - niet direct beroepen. Hoogstens kan je gebruik maken van richtlijnconforme interpretatie. De richtlijn is overigens gewoon geimplementeerd in boek 7 BW.

Voor een eenvoudige inleiding zou ik je aanraden om naar je universiteitsbieb te gaan en het boekje "monografieen nieuw BW: Consumentenkoop" (B65b) te halen. Geschreven door M.B.M. Loos. Geeft een redelijk duidelijk overzicht waar je aan kunt denken.

[ Voor 64% gewijzigd door Anoniem: 63813 op 29-12-2009 12:03 ]


Acties:
  • 0 Henk 'm!

  • Sefyu
  • Registratie: November 2006
  • Niet online
Bedankt, ik zal die literatuur eens snel doorkijken, aangezien ik nu bezig met de laatste voorbereidingen, de zaak dient namelijk al op 5 januari.

Wat ik in die richtlijn gevonden had wat wat mij vooral aansprak is dit:
Onder »producent" wordt verstaan de fabrikant van een eindprodukt, de producent van een grondstof of de fabrikant van een onderdeel, alsmede een ieder die zich als producent presenteert door zijn naam, zijn merk of een ander onderscheidingsteken op het produkt aan te brengen. 2. Onverminderd de aansprakelijkheid van de producent, wordt een ieder die een produkt in de Gemeenschap invoert om dit te verkopen, te verhuren, te leasen of anderszins te verstrekken, in het kader van zijn commerciële activiteiten, beschouwd als producent in de zin van deze richtlijn; zijn aansprakelijkheid is dezelfde als die van de producent.
Gezien het feit dat de verwerende partij in hun verweerbrief het gooide op dat zij niet aansprakelijk zijn, maar de producent. Ik zal mijn wetboek erbij pakken en zoeken waar ik dit artikel uit de richtlijn terug kan vinden in Boek 7.

Ah, gevonden, niet boek 7, maar boek 6: art. 6:187 lid 2 BW bevat vrijwel letterlijk de tekst uit de richtlijn die voor mij van belang is.
Ik zal ook eens op zoek gaan naar de relevante uitspraken van de geschillencommissie met betrekking tot reparatieperikelen.

[ Voor 10% gewijzigd door Sefyu op 29-12-2009 12:22 ]


Acties:
  • 0 Henk 'm!

Anoniem: 63813

Ik zou m'n tijd daar niet aan besteden; als jij het boekje monografiën ophaalt, en wat daarin staat begrijpt dan heb je voor een 1e jaars al een goede poging ondernomen. Blijkbaar is jullie nog niet eens uitgelegd waar in Boek 7 BW je moet kijken; als jij het rijtje 7:5 (consumentenkoop) - 7:6 (dwingend recht) - 7:17 (conformiteitsvereiste) - 7:18 (bewijslast binnen 6 maanden na levering) - 7:21 (mogelijkheden koper bij non-conformiteit) - 7:22 (mogelijkheden ontbinding) kan hanteren lijkt het me dat je al ruim voldoet aan wat er minimaal van je verwacht wordt. In het kader van het feit dat het een blijkbaar een basisvak is zou je nog wat kunnen doen met 7:1 (definitie koop) 6:217 (totstandkoming overeenkomst) en het daarbij behorende rijtje van aanbod en aanvaarding, zijnde rechtshandelingen (3:33 BW).

Vergeet ook niet de mogelijkheden voor prijsvermindering 7:22 lid 1 sub b en de mogelijkheid van schadevergoeding 7:24

In het kader van ontbinding zou monografiën je ook voldoende aanknopingspunten kunnen geven. Voor bonuspunten noem je nog eens EU sales directive en hetgeen dat zegt over 'geringe betekenis' in relatie tot het recht tot ontbinding. Dan kan je nog eens leuk op zoek naar jurisprudentie (kijk eens of je de tekst & commentaar bij boek 7 BW te pakken kunt krijgen; misschien staat daarin wat nuttigs in de opmerkingen bij 7:17, 7:21 of 7:22 BW over je vraag).

Om je overigens hoop te geven: Met,
Nu is het naar mijn mening en naar maatschappelijke norm alleszins redelijk om het grote aantal reparatiepogingen als onredelijke te beschouwen en grond te geven voor ontbinding,
zit je kwa gedachten op de goede weg. Alleen moet je dus nog wel even het juridische rijtje (rechtshandelingen, overeenkomst, species: koopovereenkomst, species: consumentenkoop, gevolg: obligatoire verplichting tot leveren van conform goed onder dwingend recht, non-conformiteit van levering, rechtsgevolgen) netjes neerzetten.

Let overigens op dat 6:187 over productaansprakelijkheid gaat; het is de aansprakelijkheid van de producent wat niet per se je contractuele wederpartij - de verkoper - is. In het geval dat consument A iets van verkoper B koopt, wat geproduceerd is door producent C, ziet dat artikel dus op de aansprakelijkheid van C (en dus niet B, wat zoals ik het begrijp je wederpartij in dit geschil is).

[ Voor 52% gewijzigd door Anoniem: 63813 op 29-12-2009 12:39 ]


Acties:
  • 0 Henk 'm!

  • Sefyu
  • Registratie: November 2006
  • Niet online
Ik had het niet duidelijk gemaakt, maar uiteraard gaat er gebruik gemaakt worden van de 'normale' artikelen in boek 7 die je noemt, die hebben we uitgebreid behandeld, echter leer ik het liefst zoveel mogelijk hiervan en doe ik mijn beste best, mede met het feit dat de wederpartij nogal 'strebertjes' zijn op een niet prettige manier motiveert mij nog meer om nóg verder te gaan qua wetgeving en informatie.
Uiteraard weet ik dat de standaardartikelen uit boek 7 sufficiënt zullen zijn, echter wil ik de zaak ook winnen.

EU Sales Directive en tekst en commentaar zal ik proberen te pakken te krijgen zodra de school weer open is.
Let overigens op dat 6:187 over productaansprakelijkheid gaat; het is de aansprakelijkheid van de producent wat niet per se je contractuele wederpartij - de verkoper - is. In het geval dat consument A iets van verkoper B koopt, wat geproduceerd is door producent C, ziet dat artikel dus op de aansprakelijkheid van C (en dus niet B, wat zoals ik het begrijp je wederpartij in dit geschil is).
Nu twijfel ik naar aanleiding van de door mij verworven informatie:

art. 6:187 lid 3 BW stelt het volgende:

Onverminderd de aansprakelijkheid van de producent, wordt een ieder die een produkt in de Europese Economische Ruimte invoert om dit te verkopen, te verhuren, te leasen of anderszins te verstrekken in het kader van zijn commerciële activiteiten, beschouwd als producent; zijn aansprakelijkheid is dezelfde als die van de producent.

Ik twijfel echter nog over de definitie "invoeren", moet ik hier importeren lezen?

Daarnaast heb ik deze bron nog gevonden:
http://www.euronorm.net/content/template2.php?itemID=1912
Daar wordt gesteld:

Voor consumenten producten kan een ieder in de verkoop keten kan daarvoor worden aansprakelijk worden gesteld. Bij industriële producten is de fabrikant (of zijn Europese vertegenwoordiger) degene die aansprakelijk gesteld kan worden.

Eenieder in de verkoopketen kan dus aansprakelijk gesteld worden in het geval van schade door een ondeugdelijk product. Ik twijfelde nog over de definitie van industriëel product, maar hier heb ik uitsluitsel gevonden:

http://books.google.nl/bo...strieel%20product&f=false

Het vervelende nu is echter dat die site van Euronorm geen rechtsbron geeft waardoor ik de informatie niet met vertrouwen kan gebruiken.


Ik weet dat ik behoorlijk sterk sta in de zaak, echter wil ik per se naar een hoger niveau tillen voor mezelf. Je geeft aan in je voorbeeld dat partij C(de fabrikant) aansprakelijk is, indien mijn informatie onjuist is, en ook daadwerkelijk aansprakelijk is*, waar zou jij het op gooien?

* In casu gaat het om een hemelwaterinstallatie die gefabriceerd wordt door bedrijf Y, evenals geleverd wordt door bedrijf Y en geïnstalleerd door bedrijf X(mijn tegenpartij).

Acties:
  • 0 Henk 'm!

Anoniem: 63813

Het gaat daarbij om invoeren naar binnen de Europese Unie. Achterliggende gedachte is ongetwijfeld dat de consument niets heeft aan rechten tegen de producent, als die in China zit. Daarom heb je dezelfde rechten tegenoven de Europese invoerder; daartegen kan je immers - relatief - eenvoudig je rechten ten gelde maken. Het artikel heeft niet veel van doen met de locale wasmachineboer; die zal doorgaans niet zelf de artikelen naar de EU in voeren en daarnaast heb je jegens hem - als contractuele wederpartij - al sterkere rechten op basis van boek 7 BW. Aangezien je een rechtzaak behandelt tegen een wederpartij wat - zoals ik het begrijp - de verkoper is, heb je dus eigenlijk niets van doen met 6:187 BW.

edit:

Als X je tegenpartij is - die slechts de boel geïnstalleerd heeft -, is X dus niet de producent onder art. 6.187 BW. Wat je jezelf moet afvragen is, of X te kwalificeren valt als de verkoper van het product, of slechts als installateur. Meer juridisch: is de rechtsverhouding met X er één van slechts een opdrachtovereekomst (de installatie) of één van (consumenten-)koop (namelijk de verkoop van de machine).

[ Voor 105% gewijzigd door Anoniem: 63813 op 29-12-2009 13:11 ]


Acties:
  • 0 Henk 'm!

  • Sefyu
  • Registratie: November 2006
  • Niet online
Ik las je reply voor je edit en ik heb het gevoel dat er iets mis gaat...

Om het te verduidelijken:

X= mijn tegenpartij
Y=fabrikant van het product

Consument heeft de hemelwaterinstallatie gekocht bij bedrijf X, bedrijf X heeft vervolgens bedrijf Y ingeschakeld om het product te leveren, vervolgens in de installatie uitgevoerd door bedrijf X.

Ik hoop dat dat het wat duidelijk maakt.

Edit:

De consument heeft dus daadwerkelijk het product gekocht van bedrijf X en is overeengekomen dat bedrijf X het product zou installeren, het feit dat bedrijf Y het product maakt en aflevert doet voor zover ik weet niets af aan de aansprakelijkheid van X, ik dacht hieraan ook aan het wetsartikel over hulppersonen, waar de persoon die de hulppersoon inschakelt, toerekenbaar is voor het doen en laten van deze hulppersoon.

[ Voor 34% gewijzigd door Sefyu op 29-12-2009 13:16 ]


Acties:
  • 0 Henk 'm!

Anoniem: 63813

Ik begrijp dat het verweer van X is, dat zij geen verkoper is van de waterinstallatie (maar slechts installateur?) en er dus geen sprake is van een koop in de zin van art. 7:1 BW. Jij zal moeten betogen dat X wél de verkoper van de waterinstallatie is en dat er dus wel zin is van een koop in de zin van 7:1 BW (en een consumentenkoop, 7.5 en etc. (zie rijtje eerder)).

Aan 6:187 BW heb je niets; daarmee kan je een 'hogere schakel' aansprakelijk stellen (de producent - Y). Maar aangezien Y je wederpartij niet is, heb je daar nu niets aan.

Acties:
  • 0 Henk 'm!

  • Sefyu
  • Registratie: November 2006
  • Niet online
Allereerst nogmaals dank voor je hulp, ik denk dat ik het nu wel aankan. Nog een laatste woord ter informatie, voor als je nog een definitieve reactie wil geven.

De exacte woorden in het verweerschrift van de tegenpartij zijn als volgt:
Overigens is Witschge(bedrijf X) ervan overtuigd dat hem niets te verwijten valt en gaf aan dat hij graag onverhinderd reparatiepogingen wenst te doen.
Verder verwees deze wat betreft de aansprakelijkheid voor de geleden schade, door naar de fabrikant(bedrijf Y).
De tegenpartij beroept zich hier op overmacht, blijkbaar hebben zij een eerder document van mij niet goed gelezen, waar ik stel:
Art. 6:76 BW stelt:
Maakt de schuldenaar bij de uitvoering van een verbintenis gebruik van de hulp van andere personen, dan is hij voor hun gedragingen op gelijke wijze als voor eigen gedragingen aansprakelijk. De tekortkoming in de nakoming kan dus worden toegerekend aan Witschge, gezien het feit dat zij de leverancier, die een rechtspersoon is, gebruikt om aan de overeenkomst te voldoen. In het geval dat Witschge zich wil beroepen op overmacht volgens art. 6:75 BW zal zij dus falen, immers kan elke gedraging van de hulppersoon toegerekend worden aan Witschge.
Tevens stelt de tegenpartij dat volgens art. 6:185 BW bedrijf Y aansprakelijk gesteld kan worden, echter stelt dat artikel:
De producent is aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door een gebrek in zijn produkt, tenzij:
a. hij het produkt niet in het verkeerd heeft gebracht;
[...]
Het is dus aannemelijk dat de tegenpartij zal proberen te betogen dat bedrijf X het product niet in het verkeerd heeft gebracht, maar dat bedrijf Y dat gedaan heeft, wat nog een hele klus kan worden om het tegendeel te bewijzen...
Wat me ook aan lachen maakte is het feit dat de tegenpartij stelt dat de consument bedrijf X verhindert in de nakoming van de verbintenis omdat de consument niet meer wilt dat bedrijf X nog verdere reparatiepogingen onderneemt, ja nogal wiedes na tig gefaalde pogingen...

Acties:
  • 0 Henk 'm!

Anoniem: 63813

Sefyu schreef op dinsdag 29 december 2009 @ 13:36:
Allereerst nogmaals dank voor je hulp, ik denk dat ik het nu wel aankan. Nog een laatste woord ter informatie, voor als je nog een definitieve reactie wil geven.

De exacte woorden in het verweerschrift van de tegenpartij zijn als volgt:


[...]


De tegenpartij beroept zich hier op overmacht, blijkbaar hebben zij een eerder document van mij niet goed gelezen, waar ik stel:
Ik zie hier geen beroep op overmacht in. Wat je tegenpartij hier doet is zeggen "wij willen wel repareren, maar zijn niet aansprakelijk voor schade, omdat we een ander (Y) kunnen aanwijzen die aansprakelijk is."

Dat Y aansprakelijk zou kunnen zijn onder art. 6:185 BW kan wel kloppen, maar dat heeft géén invloed op de aansprakelijkheid van X.
[...]
Het stuk over hulppersonen begrijp ik niet - maar dat kan dus komen omdat ik niet de hele casus ken. Hulppersonen ziet doorgaans op de situatie dat A met B een overeenkomst sluit en dat B vervolgens iemand in huurt om een deel van die overeenkomst uit te voeren. Als die derde persoon de boel dan verprutst, dan kan B zich daarvoor niet aan aansprakelijkheid onttrekken.

In de situatie dat een koper (a) iets van een verkoper (b) koopt en de verkoper heeft het product op zijn beurt weer van de fabrikant (c) gekocht, is c niet een hulppersoon in de uitvoering tussen de overeenkomst tussen a en b.
Tevens stelt de tegenpartij dat volgens art. 6:185 BW bedrijf Y aansprakelijk gesteld kan worden, echter stelt dat artikel:


[...]
Hiermee wordt bedoelt dat je als producent niet aansprakelijk bent voor een product dat je zelf nooit 'uitgegeven' hebt. Maar nogmaals: het hele verhaal of de producent aansprakelijk is of niet, is niet relevant voor de vraag of je wederpartij aansprakelijk is. X is ook geen producent zoals ik het begrijp, maar slechts een verkoper. Hij is dus niet aansprakelijk op grond van art. 6:185 BW, maar op grond van 7:25 BW.
Het is dus aannemelijk dat de tegenpartij zal proberen te betogen dat bedrijf X het product niet in het verkeerd heeft gebracht, maar dat bedrijf Y dat gedaan heeft, wat nog een hele klus kan worden om het tegendeel te bewijzen...
zie hierboven: het hele artikel 6:185 is voor zover ik uit je casus begrijp niet relevant voor het geschil tussen partijen.
Wat me ook aan lachen maakte is het feit dat de tegenpartij stelt dat de consument bedrijf X verhindert in de nakoming van de verbintenis omdat de consument niet meer wilt dat bedrijf X nog verdere reparatiepogingen onderneemt, ja nogal wiedes na tig gefaalde pogingen...
Daar zit overigens wel een juridisch punt in: aan ontbinding (7:22 BW) kom je bij een consumentekoop pas toe nadat de verkoper niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan. In eerste instantie zal je als koper niet ontbinding kunnen eisen, maar slechts reparatie of vervanging.

Acties:
  • 0 Henk 'm!

  • Sefyu
  • Registratie: November 2006
  • Niet online
Ik zie hier geen beroep op overmacht in. Wat je tegenpartij hier doet is zeggen "wij willen wel repareren, maar zijn niet aansprakelijk voor schade, omdat we een ander (Y) kunnen aanwijzen die aansprakelijk is."
Je hebt gelijk, op basis van wat je daar ziet, ik was niet helemaal helder toen ik dat stukje uit het verweerschrift van de wederpartij citeerde, er is dus een stukje weggevallen waar ze zich wel letterlijk beroepen op overmacht, maar dat vormt niet zo'n probleem voor mij.
Dat Y aansprakelijk zou kunnen zijn onder art. 6:185 BW kan wel kloppen, maar dat heeft géén invloed op de aansprakelijkheid van X.
Ik ben weer wat wijzer! Ik zat net te stoeien met 6:185, ik had absoluut nooit gedacht dat X én Y allebei aansprakelijk kunnen zijn op basis van 2 verschillende artikelen, toptip, thanks d:)b

Over de hulppersonen: de consument heeft dus de hemelwaterinstallatie gekocht van X, maar deze is gefabriceerd en geleverd door Y, waardoor ik de conclusie trek dat Y dan de hulppersoon is omdat deze in opdracht van X handelingen uitvoert die mogelijk gezorgd hebben voor het defect(zij hebben het immers geproduceerd en geleverd). Vandaar dat ik aangeef dat er van overmacht geen sprake is.
Hiermee wordt bedoelt dat je als producent niet aansprakelijk bent voor een product dat je zelf nooit 'uitgegeven' hebt. Maar nogmaals: het hele verhaal of de producent aansprakelijk is of niet, is niet relevant voor de vraag of je wederpartij aansprakelijk is. X is ook geen producent zoals ik het begrijp, maar slechts een verkoper. Hij is dus niet aansprakelijk op grond van art. 6:185 BW, maar op grond van 7:25 BW.
Nu ik dus weet dat X én Y aansprakelijk zijn snap ik je hier ook helemaal. Ik zat wel een hele tijd te stoeien met de definitie van 'in het verkeer brengen', blijkt dat er nog hele discussie over bestond(http://books.google.nl/bo...verkeer%20brengen&f=false), gelukkig heb ik dit nu niet meer nodig.
Daar zit overigens wel een juridisch punt in: aan ontbinding (7:22 BW) kom je bij een consumentekoop pas toe nadat de verkoper niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan. In eerste instantie zal je als koper niet ontbinding kunnen eisen, maar slechts reparatie of vervanging.
Ik heb hier een mooie remedie op gevonden, ik kopiëer even voor het gemak het stukje dat ik geschreven voor mezelf voor gebruik tijdens de zaak:

Witschge=X
Cliënt=consument
4. De cliënt heeft door de vele reparatiepogingen overlast ondervonden in de vorm van continue werkzaamheden aan en rond zijn huis alsmede in de vorm van geruzie met Witschge. Tevens is de periode van 18 maanden waarin Witschge B.V. de zaak probeerde te repareren om zo zijn haar kant van de overeenkomst na te komen onredelijk lang.
Art. 7:22 lid 1 BW stelt: Beantwoordt het afgeleverde niet aan de overeenkomst, dan heeft bij een consumentenkoop de koper voorts de bevoegdheid om:
a. de overeenkomst te ontbinden, tenzij de afwijken van het overeengekomene, gezien haar geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt
b.[…]

lid 2 van hetzelfde artikel stelt dat de bovengenoemde bevoegdheden pas ontstaan wanneer herstel en vervanging onmogelijk zijn of van de verkoper niet gevergd kunnen worden, danwel de verkoper tekort is geschoten in een verplichting als bedoel in artikel 21 lid 3
Art. 7:21 lid 3 stelt dat: de verkoper verplicht is om, mede gelet op de aard van de zaak en op het bijzondere gebruik van de zaak dat bij de overeenkomst is voorzien, binnen een redelijke termijn en zonder ernstige overlast voor de koper, zijn in lid 1 bedoelde verplichtingen na te komen.
De verplichtingen uit lid 1 die hier bedoeld worden zijn als volgt:
Beantwoordt het afgeleverde niet aan de overeenkomst, dan kan de koper eisen:
a. aflevering van het ontbrekende;
b. herstel van de afgeleverde zaak, mits de verkoper hier redelijkerwijs aan kan voldoen;
c. vervanging van de afgeleverde zaak[…]

Hetgeen waar Witschge toe verplicht is volgens lid 1, is herstel van de afgeleverde zaak, voorts is Witschge verplicht om aan deze verplichting te voldoen inachtnemend het nopende uit lid 3, dat stelt dat aan de betreffende verplichtingen uit lid 1 binnen redelijke termijn en zonder ernstige overlast voldaan moet worden.
Betoogd is dat de periode waarin Witschge trachtte na te komen en dat nog steeds wenst te doen, wat de periode verlengt, naar redelijke maatstaven onredelijk lang is. Tevens is betoogd dat de cliënt het slachtoffer is geworden van ernstig overlast, dit betoog behoeft geen verdere uitleg.

De voorgaande punten leiden tot de conclusie dat Witschge niet heeft voldaan aan de verplichtingen uit art. 7:21 lid 3 BW wat ten gevolge heeft dat de cliënt toekomt: de bevoegdheden uit art. 7:21 lid 1 BW, kennende ontbinding van de overeenkomst.
Kort gezegd kan er ontbonden worden op grond van art. 7:22 lid 2 BW

Waarom ik dacht dat de aansprakelijkheid van de fabrikant op grond van art. 6:185 BW de aansprakelijkheid van X teniet deed is omdat art. 7:24 BW stelt:
1.
Indien op grond van een consumentenkoop een zaak is afgeleverd die niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten, heeft de koper jegens de verkoper recht op schadevergoeding overeenkomstig de afdelingen 9 en 10 van titel 1 van Boek 6.

2.
Bestaat de tekortkoming in een gebrek als bedoeld in afdeling 3 van titel 3 van Boek 6, dan is de verkoper niet aansprakelijk voor schade als in die afdeling bedoeld, tenzij

a.
hij het gebrek kende of behoorde te kennen,

b.
hij de afwezigheid van het gebrek heeft toegezegd of
[...]
Afdeling 3 van Titel 3 van Boek 6 omvat art. 6:185 BW, vandaar de verwarring, ik begrijp nog niet precies wat ik verkeerd geïnterpreteerd heb, maar ik vat wel waar het om gaat.

Acties:
  • 0 Henk 'm!

Anoniem: 63813

Nouja, het is technisch gezien wel zo dat de verkoper niet aansprakelijk gehouden kan worden voor schade die je onder art. 6:185 BW kan vorderen, maar ik begrijp uit de casus dat er slechts schade bestaat uit een gemist voordeel. Of heb ik dat verkeerd begrepen? Onder 6:185 valt slechts schade door dood of lichamelijk letsel en aan andere zaken die in de privésfeer gebruikt worden. Gemist voordeel lijkt mij daar niet onder te vallen.

Het klopt inderdaad dat je volgens de letter van de wet niet zowel schade kunt claimen uit hoofde van 6:185 BW en 7:24, maar tot een bedrag van €500 kan je niets via 6:185 vorderen. Gemakshalve ging ik er vanuit dat er niet meer dan dat bedrag als schade was geleden.

Dus ik moet een beetje terugkomen op wat ik eerder zei; het verweer kán relevant zijn, afhankelijk van de aard (en evt. hoogte) van de schade. Sorry voor de onduidelijkheid!

Verder kan je als koper nog kijken of je iets met HR 27 april 2001, NJ 2002, 213 kunt. Hierin heeft de HR de verkoper wél aansprakelijk geacht voor schade die eigenlijk onder 6:185 BW valt. (de verkoper kan dan zijn schade evt. weer via regresvorderingen zelf de producent verhalen). Over 7:24 lid 2 is overigens naast rechtspraak ook véél (kritische - en dus voor de koper prettige) literatuur te vinden. Als je het monografieën boekje even op haalt dan kijk je naar pag. 64-68 ; voldoende stof om je mee te vermaken zou ik zeggen :). Helaas geen google-books versie beschikbaar (geloof ik). Als je het in de bieb even in kijkt kan je de overige bronnen die daarin genoemd worden er ook zo bij vinden; WPNR enzo moet daar allemaal makkelijk te vinden zijn voor je!

[ Voor 93% gewijzigd door Anoniem: 63813 op 29-12-2009 21:48 ]


Acties:
  • 0 Henk 'm!

  • Sefyu
  • Registratie: November 2006
  • Niet online
In casu zijn er 2 soorten schade, de eerste is gederfd voordeel, met een hemelwaterinstallatie kan je immers regenwater opvangen en zo op je waterkosten besparen, echter doordat de installatie grotendeels de gehele periode na aankoop defect was, is er gederfd voordeel á €1.900,-
De andere schade is schade die er nog niet direct is, is de schade wanneer de koop ontbonden wordt, dan moet je hemelwaterinstallatie weer verwijderd worden(een deel van installatie is ingegraven in de tuin) en de schade die zal ontstaan aan de tuin is door een onafhankelijke aannemer begroot op €9.000,-(om de tuin weer op orde te maken, that is).

Totale vordering tot schadevergoeding(excl. rente)= €10.500,-
Het originele aankoop- en installatiebedrag is trouwens €15.000,- , dus het is een behoorlijke klap voor bedrijf X.
Het is dus indien je de verkoper én de fabrikant aansprakelijk kan stellen met respectievelijk 7:24 en 6:185 wel mogelijk om van één van hen schadevergoeding te vorderen? Of gaat dat ook niet op?

Ik zal die uitspraken van de hoge raad morgen eens bekijken, mijn hoofd is al veel te moe van al die droge stof...
Monografiën zal ik zeker ook erbij pakken wanneer ik toegang heb tot de mediatheek.

Acties:
  • 0 Henk 'm!

  • CodeCaster
  • Registratie: Juni 2003
  • Niet online

CodeCaster

Can I get uhm...

Nu weet ik gelukkig weinig tot niets van rechtspraak, maar ik weet wel dat 1900 euro waterverbruik in 6 maanden voor de gemiddelde consument niet reëel is.

Hoe kom je aan dat bedrag?

[ Voor 8% gewijzigd door CodeCaster op 29-12-2009 22:36 ]

https://oneerlijkewoz.nl
Het ergste moet nog komen / Het leven is een straf / Een uitgestrekte kwelling van de wieg tot aan het graf


Acties:
  • 0 Henk 'm!

  • SayWhatAgain!
  • Registratie: Januari 2004
  • Laatst online: 18:08

SayWhatAgain!

I dare you, I double dare you!

Om even in te haken op je vraag uit de TS: waar ik werk mag een produkt maximaal 3x opgestuurd worden met dezelfde klacht. Bij een 4e keer wordt hij wel opgestuurd maar als de klacht wederom hetzelfde is moet de leverancier crediteren.

Ik heb overigens geen juridische achtergrond, alleen praktijkervaring :)

Acties:
  • 0 Henk 'm!

Anoniem: 63813

Sefyu schreef op dinsdag 29 december 2009 @ 22:25:
In casu zijn er 2 soorten schade, de eerste is gederfd voordeel, met een hemelwaterinstallatie kan je immers regenwater opvangen en zo op je waterkosten besparen, echter doordat de installatie grotendeels de gehele periode na aankoop defect was, is er gederfd voordeel á €1.900,-
De andere schade is schade die er nog niet direct is, is de schade wanneer de koop ontbonden wordt, dan moet je hemelwaterinstallatie weer verwijderd worden(een deel van installatie is ingegraven in de tuin) en de schade die zal ontstaan aan de tuin is door een onafhankelijke aannemer begroot op €9.000,-(om de tuin weer op orde te maken, that is).

Totale vordering tot schadevergoeding(excl. rente)= €10.500,-
Het originele aankoop- en installatiebedrag is trouwens €15.000,- , dus het is een behoorlijke klap voor bedrijf X.
Het is dus indien je de verkoper én de fabrikant aansprakelijk kan stellen met respectievelijk 7:24 en 6:185 wel mogelijk om van één van hen schadevergoeding te vorderen? Of gaat dat ook niet op?

Ik zal die uitspraken van de hoge raad morgen eens bekijken, mijn hoofd is al veel te moe van al die droge stof...
Monografiën zal ik zeker ook erbij pakken wanneer ik toegang heb tot de mediatheek.
Het systeem is zo dat wanneer een producent aansprakelijk is op grond van 6:185, de koper niet de verkoper aansprakelijk kan stellen op grond van 7:24 BW (zie lid 2 van dat artikel).

Volgens mij valt gederfde winst niet onder 6:185 BW. De schade aan de grond zou je mogelijk over kunnen twisten; het is schade aan een 'andere zaak' die mogelijk onder de noemer 'voor privé gebruik' valt. Wellicht valt die schade dus wel onder 6:185 BW (en kan je die schade dus niet via 7:24 van de verkoper vorderen). Ik zou in zo'n verweer zeggen: primair: de schade valt niet onder 6:185 (dat geldt sowieso voor de gederfde winst), subsidiair: de schade is niet het gevolg van een gebrek als bedoeld wordt in art. 6:184 BW (het product biedt immers wel de "veiligheid" die je mag verwachten, maar slechts niet de functionaliteit) en meer subsidiar; zelfs als het schade betreft waarvoor onder 6:185 BW de producent aansprakelijk is, verhindert dit niet een beroep op art. 7:24 BW, daar de schade naar verkeersopvattingen voor rekening van de verkoper dient te komen (HR 27 april 2001, NJ 2002, 213 (Oerlemans/Driessen) en weer meer subsidiar dient de verkoper in ieder geval aansprakelijk te zijn voor de de schade tot een bedrag van EUR 500, daar het 'franchisebedrag' uit art. 6:190 als een 'aftrekfranchise' gelezen moet worden en dus niet verhaalbaar is op de fabrikant. (over dat laatste punt bestaat in de literatuur overigens discussie).
CodeCaster schreef op dinsdag 29 december 2009 @ 22:36:
Nu weet ik gelukkig weinig tot niets van rechtspraak, maar ik weet wel dat 1900 euro waterverbruik in 6 maanden voor de gemiddelde consument niet reëel is.

Hoe kom je aan dat bedrag?
vrij makkelijk; het is een fictieve casus ;)

[ Voor 12% gewijzigd door Anoniem: 63813 op 30-12-2009 00:22 ]


  • Sefyu
  • Registratie: November 2006
  • Niet online
Dus als ik het goed begrijp is voor schadeaansprakelijkheid volgens art. 6:185 lid 1 BW vereist dat het product gebrekkig is zoals gedefineerd in art. 6:173 BW. Hier komt dan de tweesplitsing om de hoek kijken: hier kan primair gemotiveerd worden dat de fabrikant niet aansprakelijk is voor de schade omdat het product wel de veiligheid biedt, maar niet de functionaliteit die men in de gegeven omstandigheden mag aannemen(lid 1). Lid 2 biedt echter een uitzondering dat als het product niet aan de in lid 1 gestelde voorwaarden voldoet, dat de fabrikant tóch aansprakelijk is ook al ontstond het gebrek nádat het product in het verkeer was gebracht, hier kan dus subsidiair aangevoerd worden dat naar redelijkheid en billijkheid de schade niet voor rekening van de consument mag komen en dat in het kader van snelle procesgang en klanttevredenheid, de verkoper door middel van art. 7:25 BW(Regresrecht) de vordering kan 'doorspelen' naar de fabrikant.

De vordering die betrekking heeft op de gederfde winst wordt hoogstwaarschijnlijk toegewezen omdat het geen zaakschade betreft.

In het geval van de schade aan de grond die zal ontstaan als gevolg van de ontbinding die met zich meebrengt dat de installatie uitgegraven moet worden lijkt me weinig discussie te zullen ontstaan, naar mijn mening hoeft art. 6:185 BW hier helemaal niet aan de orde te komen, Art. 6:277 lid 1 BW stelt immers:
Wordt een overeenkomst geheel of gedeeltelijk ontbonden, dan is de partij wier tekortkoming een grond voor ontbinding heeft opgeleverd, verplicht haar wederpartij de schade te vergoeden die deze lijdt, doordat geen wederzijdse nakoming doch ontbinding van de overeenkomst plaatsvindt.
Al is van dat artikel alleen sprake als de tekortkoming toegerekend kan worden aan de verkoper, wat nog zal moeten blijken, mogelijk zal die schade aan de zaak die 'voor privé gebruik' is toch der discussie gesteld worden en zal er nog subsidiaire argumentatie geformuleerd moeten worden.

Nu lijkt het toch wel wat té ingewikkeld te worden...

Mijn gedachtegang op dit moment is dat het er dus uiteindelijk toch weer op neer zal komen wie nou aansprakelijk/toerekenbaar is, en de schade die zal ontstaan als gevolg van ontbinding volgens de wet voor rekening moet komen voor degene wier tekortkoming grond gaf voor de ontbinding.
Als mijn verstand me niet in de steek laat is alleen hard te maken dat de verkoper aansprakelijk is op basis van verkeersopvattingen. Ik heb de uitspraak van de Hoge Raad gelezen, maar gebruik het nog niet helemaal, ik moet er nog een aantal maal doorheen om het volledig te snappen.
Voor zover ik het begrijp conflicteert de uitspraak van de Hoge Raad met deze uitspraak:
Het systeem is zo dat wanneer een producent aansprakelijk is op grond van 6:185, de koper niet de verkoper aansprakelijk kan stellen op grond van 7:24 BW (zie lid 2 van dat artikel).
Dit dus omdat art. 7:24 lid 2 BW stelt dat de verkoper niet aansprakelijk gesteld kan worden als de fabrikant aansprakelijk is op grond van art. 6:185 BW.

Zijn mijn vindingen correct?

Uiteraard zal ik nog wel die monografie Consumentenkoop en Tekst & Commentaar BW erbij pakken, daar ze in de mediatheek van mijn school makkelijk verkrijgbaar zijn, maar ik heb liever op dit moment zoveel mogelijk op orde omdat de school opengaat op 4 januari en de zitting op 5 januari is.

Acties:
  • 0 Henk 'm!

Anoniem: 63813

Sefyu schreef op donderdag 31 december 2009 @ 16:40:
Dus als ik het goed begrijp is voor schadeaansprakelijkheid volgens art. 6:185 lid 1 BW vereist dat het product gebrekkig is zoals gedefinieerd in art. 6:173 BW.
Ik zie dat ik een foutje had gemaakt; ik typte 6:184, terwijl het 6:186 had moeten zijn:

"1. Een produkt is gebrekkig, indien het niet de veiligheid biedt die men daarvan mag verwachten, alle omstandigheden in aanmerking genomen [..]"

In dat artikel wordt dus een "gebrekkig product" voor de bepalingen aangaande produktenaansprakelijkheid gegeven (art. 6:185 - 6:193 BW). Een non-conform (7:17) product is dus niet per definitie een gebrekkig product in de zin van de afdeling omtrent produktaansprakelijkheid. In jouw casus: als de waterzuiveringsinstallatie niet werk (hij gaat bijvoorbeeld niet aan) dan is het product duidelijk niet in overeenstemming met wat de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten ( maw: het product is non-conform in de zin van 7:17 BW). Zo'n gebrek maakt het product echter niet een "gebrekkig product" in de zin van art. 6:186 BW; het is immers niet een gebrek in de veiligheid. Voor schade die daaruit volgt, is er dus dus geen aansprakelijkheid van de producent, waardoor artikel 7:24 lid 2 er niet aan in de weg staat dat de koper de verkoper aansprakelijk stelt.

Je noemt overigens ook 6:173 BW; let op, dat artikel gaat over een andere afdeling en heeft niets met je huidige casus te maken. 6:173 gaat niet over het gebrek zoals gebruikt in 6:185; daarvoor moet je (dus) naar 6:186 BW kijken!
Hier komt dan de tweesplitsing om de hoek kijken: hier kan primair gemotiveerd worden dat de fabrikant niet aansprakelijk is voor de schade omdat het product wel de veiligheid biedt, maar niet de functionaliteit die men in de gegeven omstandigheden mag aannemen(lid 1).
Dat klopt - ik ga er vanuit dat je met lid 1 7:24 lid 1 bedoelt. Je blijft echter altijd motiveren naar het standpunt dat de verkoper aansprakelijk is. Je primaire standpunt is dus inderdaad dat lid 2 van artikel 7:24 niet in de weg staat dat je de verkoper op grond van 7:24 lid 1 aansprakelijk stelt, omdat de producent niet aansprakelijk is, omdat het geen 'gebrek' in de zin van 6:186 BW inhield. (nogmaals: dat hangt dus wel een beetje van het specifieke gebrek uit de casus af!)
Lid 2 biedt echter een uitzondering dat als het product niet aan de in lid 1 gestelde voorwaarden voldoet, dat de fabrikant tóch aansprakelijk is ook al ontstond het gebrek nádat het product in het verkeer was gebracht, hier kan dus subsidiair aangevoerd worden dat naar redelijkheid en billijkheid de schade niet voor rekening van de consument mag komen en dat in het kader van snelle procesgang en klanttevredenheid, de verkoper door middel van art. 7:25 BW(Regresrecht) de vordering kan 'doorspelen' naar de fabrikant.
Ik begrijp niet zo goed naar wel "lid 2" je verwijst. Het vervolg van de argumentatie kan ik ook niet zonder meer volgen.
De vordering die betrekking heeft op de gederfde winst wordt hoogstwaarschijnlijk toegewezen omdat het geen zaakschade betreft.
Het lijkt mij inderdaad geen schade te zijn die onder 6:185 BW valt; derhalve staat art. 7:24 lid 2 er niet aan de weg dat de verkoper aansprakelijk gesteld wordt op grond van 7:24 lid 1 BW. Dit argument lijkt mij overigens subsidiair aan het vorige (immers: als er überhaupt geen gebrek is die 6:185 'triggert', dan is het irrelevant wat voor een schade het betrof).
In het geval van de schade aan de grond die zal ontstaan als gevolg van de ontbinding die met zich meebrengt dat de installatie uitgegraven moet worden lijkt me weinig discussie te zullen ontstaan, naar mijn mening hoeft art. 6:185 BW hier helemaal niet aan de orde te komen, Art. 6:277 lid 1 BW stelt immers:

[...]

Al is van dat artikel alleen sprake als de tekortkoming toegerekend kan worden aan de verkoper, wat nog zal moeten blijken, mogelijk zal die schade aan de zaak die 'voor privé gebruik' is toch der discussie gesteld worden en zal er nog subsidiaire argumentatie geformuleerd moeten worden.
Je zou daar inderdaad naar kunnen verwijzen. Wanneer je ontbindt op grond van art. 7:22 BW, is ingevolge 7:22 lid 3 BW ook de bepalingen van titel 5 afd. 5 van boek 6 (waaronder art. 6:277 staat) van toepassing, voor zover daar niet vanaf geweken is in boek 7 (volgens mij wordt daar niet vanaf geweken, maar dat weet ik niet 100%).

Je zou dan kunnen betogen dat je de schade niet vordert op grond van 7:24 lid 1 BW, maar op grond van 6:277 (jo. 7:22 lid 3) BW. In dat geval heb je inderdaad niet te maken met de beperking van 7:24 lid 2 BW. Ik zie overigens geen reden waarom je het niet op grond van beide (subsidiair/primair) zou proberen te vorderen.
Nu lijkt het toch wel wat té ingewikkeld te worden...
Oké, dan even een recap:

Eerst zal je betogen dat er een overeenkomst was (waarschijnlijk niet betwist). Vervolgens dat er sprake was van koop, species: consumentenkoop. Gevolg: 7:6 BW dicteert dat bepaalde bepalingen uit boek 7 BW dwingend recht zijn. Vervolgens argumenteer je dat het product non-conform (7:17)was en dat je daarom reparatie/vervanging mocht eisen op grond van 7:21 BW. Tot zo ver denk ik dat het niet echt spannend juridisch geweld oplevert.

Het geschil begint zoals ik het begrijp pas echt bij de volgende twee wegen:

1. Kan je schade vorderen van de verkoper?

Ja dat mag; de schade valt onder 7:24 lid 1 BW. De verkoper zal dat misschien betwisten, maar in ieder geval 7:24 lid 2 inroepen; de producent is aansprakelijk en hij dus niet. Daartegen breng je:
primair: Er is niet sprake van een gebrek in de zin van art. 6:186 BW (dus producent is niet aansprakelijk voor enige schade)
subsidiair: (Er is geen schade zoals bedoeld onder 6:190 BW. Dit geldt vrij evident voor de 'misgelopen besparing' en voor schade aan de grond is het discussieerbaar)
meer subsidiair: Het klopt inderdaad dat volgens de letter van de wet, de verkoper niet aansprakelijk is als de producent dat al is (7:24 lid 2BW). Daar is op grond van jurisprudentie en literatuur wat tegen in te brengen. Als opmerking: de uispraak van de HR, ging over een overeenkomst tussen 2 professionele partijen (dus geen consument! en art 7:24 lid 2 was daar dan ook niet van toepassing). Quote uit monografieën (niet compleet, aangezien het een lapje tekst is):
"Ik zie niet in waaroom de detailhandelaar bij een consumentenkoop tegenover een consument op dit punt meer bescherming zou verdienen dan bij een koop tussen professionele partijen, waar het bovendien vaak op aanmerkelijk hogere (gevolg)-schade zal gaan dan bij een consumentenkoop. [..] . De wettelijke regeling dwingt daardoor tot het maken van een rechtens niet goed te rechtvaardigen onderscheid tussen schade voor welke de verkoper en voor welke hij niet aansprakelijk is. Art. 7:24 lid 2 wordt in de literatuur dan ook terecht (zeer) kritisch bejegend, zie bijvoorbeeld Mon. Nieuw BW-65a (Wessels, nr. 53; Asser-Hijma, nr. 445; Rossel, WPNR 1992, p. 539, 541; Broekema-Engelen, WPNR 1993, p. 711; Dommering-van Rongen, Productenaansprakelijkheid, p. 95."
Kortom: je meer subsidiaire standpunt is op zulke literatuur gebaseerd. Toepassing van art. 7:24 lid 2 zou tot onredelijke consequenties leiden (of iets in die trant - ik zou gewoon die literatuur even lezen)
meer subsidiair kan je als laatste aanvoeren dat de producent in ieder geval niet voor schade tot een bedrag van €500 aansprakelijk is, op grond van 6:190 lid 1 onder b. De 'Franchise' daar moet gelezen worden als een 'aftrekfranchise', waardoor de producent nooit voor de eerste € 500 aansprakelijk is. (voor verdere behandeling van dit argument, zie ook monografieën, p. 66-67).

Wat betreft schade kan je verder - wat betreft schade aan de grond - je beroepen op art. 6:277 BW. Ik heb het idee dat je dat zelf genoeg door hebt ; vereiste daarvoor is - uiteraard - wel dat je kunt ontbinden.

2. mag de koper ontbinden

Dat is eigenlijk een discussie afhankelijk van 7:17, 7:21 en 7:22 BW. Daar zit je volgens mij ook zelf op het goede pad. Nogmaals; volgens mij is daar dus ergens wel een uitspraak van een geschillencommissie van, maar ik zou niet weten waar.
[...]

Dit dus omdat art. 7:24 lid 2 BW stelt dat de verkoper niet aansprakelijk gesteld kan worden als de fabrikant aansprakelijk is op grond van art. 6:185 BW.

Zijn mijn vindingen correct?
Klopt
Uiteraard zal ik nog wel die monografie Consumentenkoop en Tekst & Commentaar BW erbij pakken, daar ze in de mediatheek van mijn school makkelijk verkrijgbaar zijn, maar ik heb liever op dit moment zoveel mogelijk op orde omdat de school opengaat op 4 januari en de zitting op 5 januari is.
Ik begrijp je probleem; gewoon 's morgens ophalen. Nogmaals: het is een bijzonder doorgrondelijk boekje en de relevante pagina's voor je vragen zijn beperkt (61-68). De door mij eerder geciteerde werken (Mon. Nieuw BW-65a (Wessels, nr. 53; Asser-Hijma, nr. 445; Rossel, WPNR 1992, p. 539, 541; Broekema-Engelen, WPNR 1993, p. 711; Dommering-van Rongen, Productenaansprakelijkheid, p. 95) zou je - over het algemeen - ook vrij eenvoudig even moeten kunnen vinden.

Acties:
  • 0 Henk 'm!

  • Sefyu
  • Registratie: November 2006
  • Niet online
Ik heb helaas geen tijd om een uitgebreide inhoudelijke reactie te typen door allerlei schoolwerk en andere zaken die ik nog moet regelen, maar ik apprecieer je input zeer!
Ik neem alles mee in de zaak en zal er het beste van maken.

Acties:
  • 0 Henk 'm!

Anoniem: 22659

En uiteraard nog even uitgebreid verslag doen van het verloop van de fictieve zitting (inclusief gebruikte argumenten en uitspraak) :)

Acties:
  • 0 Henk 'm!

  • Sefyu
  • Registratie: November 2006
  • Niet online
Ik denk dat ik er nu wel klaar mee ben gezien het feit dat ik ook nog mijn voorzittersrol voor een andere zaak moet voorbereiden.
Het enige wat ik er nog in moet verwerken is de informatie uit de literatuur die ik nog moet inzien.

EDIT: @ mig29
Uiteraard, maar niet té uitgebreid, gezien het feit dat ik binnenkort ook weer tentamens heb :+

Als je geïnteresseerd bent in wat ik nu op papier heb voor gebruik tijden de zaak:


Argumentatie:

1. Consumentenkoop
Er is sprake van een consumentenkoop, art. 7:5 lid 1 BW: Witschge B.V. is een bedrijf, onze cliënt is een natuurlijk persoon die ten tijde van de aankoop niet handelde in uitoefening van een beroep of in naam van een bedrijf.
Artikel 7:6 lid 1 BW dicteert dat van de afdelingen 1-7 van de 1e titel van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van dwingend recht zijn, en hierin niet mag worden afgeweken ten nadele van de koper.

2. Non-conformiteit
De geleverde zaak is niet conform volgens art. 7:17 lid 1 en lid 2 BW, de zaak beantwoord niet aan de overeenkomst doordat deze niet de eigenschappen bezit die onze cliënt op grond van overeenkomst mocht verwachten, kennende een goed functionerende hemelwaterinstallatie.
Artikel 7:18 lid 3 BW versterkt dit argument:
Indien in geval van een koop de verkoper verplicht is zorg te dragen voor de installatie van de zaak en deze installatie ondeugdelijk is uitgevoerd, wordt dit gelijkgesteld aan een gebrek aan overeenstemming van de zaak aan de overeenkomst.

3. Gebrekkig product

Het betoog van de tegenpartij dat stelt dat niet Witschge, maar de fabrikant aansprakelijk is voor schade, faalt.

De geleverde zaak is niet gebrekkig, art 6:186 stelt:
Een product is gebrekkig, indien het niet de veiligheid biedt die men daarvan mag verwachten, alle omstandigheden in aanmerking genomen, en in het bijzonder:
a. de presentatie van het product;
b. het redelijkerwijs te verwachten gebruik van het product;
c. het tijdstip waarop het product in het verkeer werd gebracht.

Het product kan niet als onveilig bestempeld worden omdat het simpelweg niet onveilig is en dit ook nooit bewezen is, danwel gepoogd dit te insinueren. Het is slechts non-conform.

4. Schade-eis
Op grond van art. 7:24 lid 1 BW eisen wij schadevergoeding. Art. 7:24 BW stelt het volgende:

1. Indien op grond van een consumentenkoop een zaak is afgeleverd die niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten, heeft de koper jegens de verkoper recht op schadevergoeding overeenkomstig de afdelingen 9 en 10 van titel 1 van Boek 6.

2. Bestaat de tekortkoming in een gebrek als bedoeld in afdeling 3 van titel 3 van Boek 6, dan is de verkoper niet aansprakelijk voor schade als in die afdeling bedoeld, tenzij

a. hij het gebrek kende of behoorde te kennen,

b. hij de afwezigheid van het gebrek heeft toegezegd of

c. het betreft zaakschade terzake waarvan krachtens afdeling 3 van titel 3 van Boek 6 geen recht op vergoeding bestaat op grond van de in die afdeling geregelde franchise, onverminderd zijn verweren krachtens de afdelingen 9 en 10 van titel 1 van Boek 6.

Het is gebleken dat er sprake is geweest van een consumentenkoop en dat de geleverde zaak non-conform is. Lid 2 bevrijdt de verkoper tot betaling van schadevergoeding mits de schade veroorzaakt is door een tekortkoming in een gebrek als bedoeld in afdeling 3 van titel 3 van Boek 6 van het Burgerlijk wetboek, het gaat hier in essentie om art. 6:185 BW en art. 6:186 BW. Eerder hebben wij aangetoond dat deze artikelen niet toepasbaar zijn binnen deze zaak. Sub a, b en c behoeven geen verdere behandeling daar deze alleen in het nadeel kunnen werken van de tegenpartij en ons verder geen aanzienlijk voordeel opleveren.

De schade die wij vorderen bestaat uit:
Misgelopen voordeel door het niet kunnen gebruiken van de installatie: €1.900,-
Kosten voor het in oorspronkelijke staat herstellen van de tuin: €9.000,-
Misgelopen rente over het aankoopbedrag (4% wettelijke rente): € 600,-
______+
Totaal: €11.500,-

5. Toerekening schade

Onze cliënt heeft door de vele reparatiepogingen overlast ondervonden in de vorm van continue werkzaamheden aan en rond zijn huis alsmede in de vorm van geruzie met Witschge. Tevens is de periode van 18 maanden waarin Witschge de zaak probeerde te repareren om zo haar kant van de overeenkomst na te komen onredelijk lang.
Art. 7:22 lid 1 BW stelt:
Beantwoordt het afgeleverde niet aan de overeenkomst, dan heeft bij een consumentenkoop de koper voorts de bevoegdheid om:
a. de overeenkomst te ontbinden, tenzij de afwijking van het overeengekomene, gezien haar geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt
b.[…]

lid 2 van hetzelfde artikel stelt dat de bovengenoemde bevoegdheden pas ontstaan wanneer herstel en vervanging onmogelijk zijn of van de verkoper niet gevergd kunnen worden, danwel de verkoper tekort is geschoten in een verplichting als bedoel in artikel 21 lid 3
Art. 7:21 lid 3 stelt dat de verkoper verplicht is om, mede gelet op de aard van de zaak en op het bijzondere gebruik van de zaak dat bij de overeenkomst is voorzien, binnen een redelijke termijn en zonder ernstige overlast voor de koper, zijn in lid 1 bedoelde verplichtingen na te komen.
De verplichtingen uit lid 1 die hier bedoeld worden zijn als volgt:
Beantwoordt het afgeleverde niet aan de overeenkomst, dan kan de koper eisen:
a. aflevering van het ontbrekende;
b. herstel van de afgeleverde zaak, mits de verkoper hier redelijkerwijs aan kan voldoen;
c. vervanging van de afgeleverde zaak[…]

Hetgeen waar Witschge toe verplicht is volgens lid 1, is herstel van de afgeleverde zaak, voorts is Witschge verplicht om aan deze verplichting te voldoen inachtnemend het nopende uit lid 3, dat stelt dat aan de betreffende verplichtingen uit lid 1 binnen redelijke termijn en zonder ernstige overlast voldaan moet worden voldaan.
Betoogd is dat de periode waarin Witschge trachtte na te komen en dat nog steeds wenst te doen -wat de periode verlengt- naar redelijke maatstaven onredelijk lang is. Tevens is betoogd dat onze cliënt het slachtoffer is geworden van ernstig overlast, dit betoog behoeft geen verdere uitleg.

De voorgaande punten leiden tot de conclusie dat Witschge niet heeft voldaan aan de verplichtingen uit art. 7:21 lid 3 BW wat ten gevolge heeft dat onze cliënt toekomt: de bevoegdheden uit art. 7:21 lid 1 BW, kennende ontbinding van de overeenkomst.

Als gevolg van de ontbinding ontstaan er volgens art. 6:271 BW ongedaanmakingsverbintenissen. Deze ongedaanmakingsverbintenissen dienen all ontvangen prestaties die door de beide partijen waartussen de oorspronkelijke overeenkomst gold, terug te draaien, mits de aard van de prestatie uitsluit dat zij ongedaan gemaakt wordt.. Een overzicht volgt:
Onze cliënt heeft recht op de door hem betaalde aankoop- en- installatiekosten van € 15.000,-
De prestaties die Witschge toekomen zijn: het bezit van de hemelwaterinstallatie, de verrichte arbeid.

De aard van de laatste prestatie, arbeid, sluit overduidelijk uit dat zij ongedaan gemaakt wordt, immers, de prestatie bestaande uit arbeid die onze cliënt ontvangen heeft, kan niet ‘teruggegeven’ worden. Ergo treedt hiervoor een vergoedingen in de plaats ten belope van haar waarde op het tijdstip van ontvangst.

Echter, art. 6:277 lid 1 BW stelt:
Wordt een overeenkomst geheel of gedeeltelijk ontbonden, dan is de partij wier tekortkoming een grond voor ontbinding heeft opgeleverd, verplicht haar wederpartij de schade te vergoeden die deze lijdt, doordat geen wederzijdse nakoming doch ontbinding van de overeenkomst plaatsvindt.
In het verweerschrift van de verwerende partij wordt gesteld dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst.
Citaat:

“1.Tekortkoming in de nakoming? Ja, hiervan is sprake, want de prestatie beantwoordt niet aan de overeenkomst. Het was immers de bedoeling een werkende hemelwaterinstallatie te leveren en te installeren, wat duidelijk niet het geval is. “
Hieruit blijkt ondubbelzinnig dat Witschge verplicht is de schade te vergoeden die onze cliënt lijdt als gevolg van de ontbinding.
De vergoeding voor de verrichte arbeid door Witschge die voor rekening zou komen van onze cliënt, zou vermogensschade veroorzaken bij onze cliënt. Zoals hiervoor is betoogd, komt geleden schade aan de kant van onze cliënt voor rekening van Witschge, omdat haar tekortkoming grond voor ontbinding heeft opgeleverd.
Naast dit primair betoog, betogen wij subsidiair het volgende:
Art. 6:272 BW stelt het volgende:
1. Sluit de aard van de prestatie uit dat zij ongedaan wordt gemaakt, dan treedt daarvoor een vergoeding in de plaats ten belope van haar waarde op het tijdstip van de ontvangst.
2. Heeft de prestatie niet aan de verbintenis beantwoord, dan wordt deze vergoeding beperkt tot het bedrag van de waarde die de prestatie voor de ontvanger op dit tijdstip in de gegeven omstandigheden werkelijk heeft gehad.
In casu is het overduidelijk dat de prestatie niet aan de verbintenis heeft beantwoord, C. Zwijnenberg heeft immers niet de vruchten kunnen plukken van zijn aankoop, en heeft last gehad in de vorm van continue werkzaamheden in zijn tuin, telefoongesprekken met Witschge omwille het repareren van de hemelwaterinstallatie en administratieve rompslomp, deze negatieve gevolgen hebbende entiteiten zouden nooit vorm gekregen hebben als de prestatie wel aan de verbintenis had beantwoord. De prestatie had op het tijdstip van ontvangen en onder de gegeven omstandigheden slechts een verwaarloosbare waarde gezien het feit dat Witschge in de eerste plaats al een non-conform product heeft geleverd. Had Witschge wel een deugdelijk product geleverd, dan had zij verder ook niet hoeven te presteren.

6. Regresrecht
Wij willen de tegenpartij er vriendelijk op wijzen dat zij, mits zij veroordeeld worden tot het betalen van schadevergoeding op grond van art. 7:24 BW, d.m.v. het gebruik van art. 7:25 BW gebruik kunnen maken van het regresrecht om zo schadevergoeding te eisen van de fabrikant. Gezien het feit dat de tegenpartij overtuigd is van het feit dat de schuld bij de fabrikant ligt, achten wij dat zij voldoende capabel zijn om dit in een zaak tegen de fabrikant hard te maken. Wij bevelen de tegenpartij ten zeerste aan om de mogelijkheden te bekijken die hen rechtens toekomen.

Onze vorderingen samengevat:
Betaling van misgelopen voordeel: € 1.900,-
Betaling v.d. kosten v.h. in oorspronkelijke staat herstellen van de tuin: € 9.000,-
Terugbetaling aankoopbedrag: €15.000,-
Betaling van de misgelopen rente over €15.000,- (4% wettelijke rente): € 600,- ______+
Totaal: €26.500,-


De tegenpartij had al eerder aangegeven dat ze de schadepost van €9.000,- niet voldoende toegelicht vonden, dus heb ik ook zelf een leuke offerte van een hoveniersbedrijf opgemaakt om ze de mond te snoeren.

Acties:
  • 0 Henk 'm!

Anoniem: 22659

Sefyu schreef op zaterdag 02 januari 2010 @ 20:44:

EDIT: @ mig29
Uiteraard, maar niet té uitgebreid, gezien het feit dat ik binnenkort ook weer tentamens heb :+
Het leuke van topics als deze is dat mensen zonder juridische achtergrond belangrijke inzichten kunnen opdoen in gebieden waar velen van ons wel eens mee te maken hebben (het SF forum staat vol met problemen mbt garanties/andere problemen met bedrijven). Het posten van de afloop van de zaak kan voor velen van ons leiden tot een beter inzicht in hoe het recht in elkaar steekt. Daarnaast heb ik mockingbird zeer uitgebreide reacties zien schrijven zonder zich te beroepen op andere activiteiten (waarvoor hulde!).

Het zou dus voor velen leuk zijn als je de moeite neemt om -desnoods in delen- toch een soort totaal overzicht van de zaak kunt schrijven ;)

Acties:
  • 0 Henk 'm!

  • Sefyu
  • Registratie: November 2006
  • Niet online
Dat was ik ook zeker van plan, alleen niet de komende tijd, ik loop ietwat achter op andere stof. Maar een uitgebreid verslag komt er zeker. Alleen kan ik niet beloven of het ook echt informatie zal opleveren voor de werkelijkheid daar de geschillencommissie in de zaak ook maar bestaan uit 3 eerstejaarsstudenten die mogelijk bepaalde zaken niet correct overwegen. Ik hoop wel dat onze inhoudelijk begeleider de boel goed zal toelichten, want ik(en de rest van de groep ook, hoop ik) leren hier ook heel veel van.
De de zaak dient op 5 januari, op dezelfde dag wordt uitspraak gedaan, maar de schriftelijke, meer uitgebreide versie van de uitspraak(die uiteraard van groter belang is) komt wat later, ik weet niet exact wanneer. De tentamenweek begint op 18 januari en is tot 25 januari. Ik zal tussendoor sowieso wel zaken noteren, maar het uitgebreide verslag zal dus waarschijnlijk pas eind januari/begin februari komen.
You have my word :)

Acties:
  • 0 Henk 'm!

Anoniem: 63813

Even kort wat opmerkingen:
Sefyu schreef op zaterdag 02 januari 2010 @ 20:44:
Ik denk dat ik er nu wel klaar mee ben gezien het feit dat ik ook nog mijn voorzittersrol voor een andere zaak moet voorbereiden.
Het enige wat ik er nog in moet verwerken is de informatie uit de literatuur die ik nog moet inzien.

EDIT: @ mig29
Uiteraard, maar niet té uitgebreid, gezien het feit dat ik binnenkort ook weer tentamens heb :+

Als je geïnteresseerd bent in wat ik nu op papier heb voor gebruik tijden de zaak:


Argumentatie:
Hiervoor zou je eigenlijk nog kunnen zeggen dat er sprake was van een overeenkomst (6:217 BW, namelijk aanbod/aanvaarding, zijnde wilsuitingen (3:33 BW) en dat de overeenkomst een koopovereenkomst (7:1 BW) was, waardoor titel 7 van toepassing is. Hoe uitgebreid je dat doet hangt er een beetje vanaf wat je docent verwacht. Het blijft een eerstejaars academisch stuk, dus wellicht willen ze wel dat je het hele stappenplan uitlegt, zodat je laat zien dat je het systeem begrijpt.
1. Consumentenkoop
Er is sprake van een consumentenkoop, art. 7:5 lid 1 BW: Witschge B.V. is een bedrijf, onze cliënt is een natuurlijk persoon die ten tijde van de aankoop niet handelde in uitoefening van een beroep of in naam van een bedrijf.
Artikel 7:6 lid 1 BW dicteert dat van de afdelingen 1-7 van de 1e titel van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van dwingend recht zijn, en hierin niet mag worden afgeweken ten nadele van de koper.

2. Non-conformiteit
De geleverde zaak is niet conform volgens art. 7:17 lid 1 en lid 2 BW, de zaak beantwoord niet aan de overeenkomst doordat deze niet de eigenschappen bezit die onze cliënt op grond van overeenkomst mocht verwachten, kennende een goed functionerende hemelwaterinstallatie.
Artikel 7:18 lid 3 BW versterkt dit argument:
Indien in geval van een koop de verkoper verplicht is zorg te dragen voor de installatie van de zaak en deze installatie ondeugdelijk is uitgevoerd, wordt dit gelijkgesteld aan een gebrek aan overeenstemming van de zaak aan de overeenkomst.
Mogelijk kan je ook iets met 7:18 lid 2 BW; dat kan je bewijslast t.a.v. non-conformiteit aanzienlijk verlichten.
3. Gebrekkig product

Het betoog van de tegenpartij dat stelt dat niet Witschge, maar de fabrikant aansprakelijk is voor schade, faalt.

De geleverde zaak is niet gebrekkig, art 6:186 stelt:
Een product is gebrekkig, indien het niet de veiligheid biedt die men daarvan mag verwachten, alle omstandigheden in aanmerking genomen, en in het bijzonder:
a. de presentatie van het product;
b. het redelijkerwijs te verwachten gebruik van het product;
c. het tijdstip waarop het product in het verkeer werd gebracht.

Het product kan niet als onveilig bestempeld worden omdat het simpelweg niet onveilig is en dit ook nooit bewezen is, danwel gepoogd dit te insinueren. Het is slechts non-conform.
Een eerste opmerking is dat ik dit argument in jouw argumentatie niet goed kan plaatsen. Het lijkt mij logischer dat je eerst uitlegt waarom de vraag of de producent aansprakelijk is uberhaupt relevant is. (dat doe je in je volgende punt). Bij dit argument kan je uit nog wat meer (subsidiaire) argumenten putten: de schade valt er (gedeeltelijk) niet onder, je kan met beroep op literatuur iets zeggen over 7:24 lid 2 en je kunt iets doen met de 'franchise' die van toepassing is bij produktaansprakelijkheid.
4. Schade-eis
Op grond van art. 7:24 lid 1 BW eisen wij schadevergoeding. Art. 7:24 BW stelt het volgende:

1. Indien op grond van een consumentenkoop een zaak is afgeleverd die niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten, heeft de koper jegens de verkoper recht op schadevergoeding overeenkomstig de afdelingen 9 en 10 van titel 1 van Boek 6.

2. Bestaat de tekortkoming in een gebrek als bedoeld in afdeling 3 van titel 3 van Boek 6, dan is de verkoper niet aansprakelijk voor schade als in die afdeling bedoeld, tenzij

a. hij het gebrek kende of behoorde te kennen,

b. hij de afwezigheid van het gebrek heeft toegezegd of

c. het betreft zaakschade terzake waarvan krachtens afdeling 3 van titel 3 van Boek 6 geen recht op vergoeding bestaat op grond van de in die afdeling geregelde franchise, onverminderd zijn verweren krachtens de afdelingen 9 en 10 van titel 1 van Boek 6.

Het is gebleken dat er sprake is geweest van een consumentenkoop en dat de geleverde zaak non-conform is. Lid 2 bevrijdt de verkoper tot betaling van schadevergoeding mits de schade veroorzaakt is door een tekortkoming in een gebrek als bedoeld in afdeling 3 van titel 3 van Boek 6 van het Burgerlijk wetboek, het gaat hier in essentie om art. 6:185 BW en art. 6:186 BW. Eerder hebben wij aangetoond dat deze artikelen niet toepasbaar zijn binnen deze zaak. Sub a, b en c behoeven geen verdere behandeling daar deze alleen in het nadeel kunnen werken van de tegenpartij en ons verder geen aanzienlijk voordeel opleveren.
Dat is inderdaad een goede conclusie. Maar voor de lezer is het misschien handiger als je dit eerst vertelt en daarna uitlegt waarom de producent niet aansprakelijk is (en dus 7:24 lid 2 je vordering niet in de weg staat).
De schade die wij vorderen bestaat uit:
Misgelopen voordeel door het niet kunnen gebruiken van de installatie: €1.900,-
Kosten voor het in oorspronkelijke staat herstellen van de tuin: €9.000,-
Misgelopen rente over het aankoopbedrag (4% wettelijke rente): € 600,-
______+
Totaal: €11.500,-

5. Toerekening schade

Onze cliënt heeft door de vele reparatiepogingen overlast ondervonden in de vorm van continue werkzaamheden aan en rond zijn huis alsmede in de vorm van geruzie met Witschge. Tevens is de periode van 18 maanden waarin Witschge de zaak probeerde te repareren om zo haar kant van de overeenkomst na te komen onredelijk lang.
Art. 7:22 lid 1 BW stelt:
Beantwoordt het afgeleverde niet aan de overeenkomst, dan heeft bij een consumentenkoop de koper voorts de bevoegdheid om:
a. de overeenkomst te ontbinden, tenzij de afwijking van het overeengekomene, gezien haar geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt
b.[…]

lid 2 van hetzelfde artikel stelt dat de bovengenoemde bevoegdheden pas ontstaan wanneer herstel en vervanging onmogelijk zijn of van de verkoper niet gevergd kunnen worden, danwel de verkoper tekort is geschoten in een verplichting als bedoel in artikel 21 lid 3
Art. 7:21 lid 3 stelt dat de verkoper verplicht is om, mede gelet op de aard van de zaak en op het bijzondere gebruik van de zaak dat bij de overeenkomst is voorzien, binnen een redelijke termijn en zonder ernstige overlast voor de koper, zijn in lid 1 bedoelde verplichtingen na te komen.
De verplichtingen uit lid 1 die hier bedoeld worden zijn als volgt:
Beantwoordt het afgeleverde niet aan de overeenkomst, dan kan de koper eisen:
a. aflevering van het ontbrekende;
b. herstel van de afgeleverde zaak, mits de verkoper hier redelijkerwijs aan kan voldoen;
c. vervanging van de afgeleverde zaak[…]

Hetgeen waar Witschge toe verplicht is volgens lid 1, is herstel van de afgeleverde zaak, voorts is Witschge verplicht om aan deze verplichting te voldoen inachtnemend het nopende uit lid 3, dat stelt dat aan de betreffende verplichtingen uit lid 1 binnen redelijke termijn en zonder ernstige overlast voldaan moet worden voldaan.
Betoogd is dat de periode waarin Witschge trachtte na te komen en dat nog steeds wenst te doen -wat de periode verlengt- naar redelijke maatstaven onredelijk lang is. Tevens is betoogd dat onze cliënt het slachtoffer is geworden van ernstig overlast, dit betoog behoeft geen verdere uitleg.

De voorgaande punten leiden tot de conclusie dat Witschge niet heeft voldaan aan de verplichtingen uit art. 7:21 lid 3 BW wat ten gevolge heeft dat onze cliënt toekomt: de bevoegdheden uit art. 7:21 lid 1 BW, kennende ontbinding van de overeenkomst.
Lijkt me een prima betoog. Let er op dat docenten in academische werkjes dol zijn op literatuur- en jurisprudentieverwijzingen.
Als gevolg van de ontbinding ontstaan er volgens art. 6:271 BW ongedaanmakingsverbintenissen. Deze ongedaanmakingsverbintenissen dienen all ontvangen prestaties die door de beide partijen waartussen de oorspronkelijke overeenkomst gold, terug te draaien, mits de aard van de prestatie uitsluit dat zij ongedaan gemaakt wordt.. Een overzicht volgt:
Onze cliënt heeft recht op de door hem betaalde aankoop- en- installatiekosten van € 15.000,-
De prestaties die Witschge toekomen zijn: het bezit van de hemelwaterinstallatie, de verrichte arbeid.

De aard van de laatste prestatie, arbeid, sluit overduidelijk uit dat zij ongedaan gemaakt wordt, immers, de prestatie bestaande uit arbeid die onze cliënt ontvangen heeft, kan niet ‘teruggegeven’ worden. Ergo treedt hiervoor een vergoedingen in de plaats ten belope van haar waarde op het tijdstip van ontvangst.

Echter, art. 6:277 lid 1 BW stelt:
Wordt een overeenkomst geheel of gedeeltelijk ontbonden, dan is de partij wier tekortkoming een grond voor ontbinding heeft opgeleverd, verplicht haar wederpartij de schade te vergoeden die deze lijdt, doordat geen wederzijdse nakoming doch ontbinding van de overeenkomst plaatsvindt.
In het verweerschrift van de verwerende partij wordt gesteld dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst.
Citaat:

“1.Tekortkoming in de nakoming? Ja, hiervan is sprake, want de prestatie beantwoordt niet aan de overeenkomst. Het was immers de bedoeling een werkende hemelwaterinstallatie te leveren en te installeren, wat duidelijk niet het geval is. “
Hieruit blijkt ondubbelzinnig dat Witschge verplicht is de schade te vergoeden die onze cliënt lijdt als gevolg van de ontbinding.
De vergoeding voor de verrichte arbeid door Witschge die voor rekening zou komen van onze cliënt, zou vermogensschade veroorzaken bij onze cliënt. Zoals hiervoor is betoogd, komt geleden schade aan de kant van onze cliënt voor rekening van Witschge, omdat haar tekortkoming grond voor ontbinding heeft opgeleverd.
Naast dit primair betoog, betogen wij subsidiair het volgende:
Art. 6:272 BW stelt het volgende:
1. Sluit de aard van de prestatie uit dat zij ongedaan wordt gemaakt, dan treedt daarvoor een vergoeding in de plaats ten belope van haar waarde op het tijdstip van de ontvangst.
2. Heeft de prestatie niet aan de verbintenis beantwoord, dan wordt deze vergoeding beperkt tot het bedrag van de waarde die de prestatie voor de ontvanger op dit tijdstip in de gegeven omstandigheden werkelijk heeft gehad.
In casu is het overduidelijk dat de prestatie niet aan de verbintenis heeft beantwoord, C. Zwijnenberg heeft immers niet de vruchten kunnen plukken van zijn aankoop, en heeft last gehad in de vorm van continue werkzaamheden in zijn tuin, telefoongesprekken met Witschge omwille het repareren van de hemelwaterinstallatie en administratieve rompslomp, deze negatieve gevolgen hebbende entiteiten zouden nooit vorm gekregen hebben als de prestatie wel aan de verbintenis had beantwoord. De prestatie had op het tijdstip van ontvangen en onder de gegeven omstandigheden slechts een verwaarloosbare waarde gezien het feit dat Witschge in de eerste plaats al een non-conform product heeft geleverd. Had Witschge wel een deugdelijk product geleverd, dan had zij verder ook niet hoeven te presteren.
Lijkt me ook een goede argumentatie. Ik mis hier nog wel je argument wat betreft de schade die ontstaan is door de ontbinding.
6. Regresrecht
Wij willen de tegenpartij er vriendelijk op wijzen dat zij, mits zij veroordeeld worden tot het betalen van schadevergoeding op grond van art. 7:24 BW, d.m.v. het gebruik van art. 7:25 BW gebruik kunnen maken van het regresrecht om zo schadevergoeding te eisen van de fabrikant. Gezien het feit dat de tegenpartij overtuigd is van het feit dat de schuld bij de fabrikant ligt, achten wij dat zij voldoende capabel zijn om dit in een zaak tegen de fabrikant hard te maken. Wij bevelen de tegenpartij ten zeerste aan om de mogelijkheden te bekijken die hen rechtens toekomen.
Wat ben je toch ook aardig. Je zou dit 'argument' ook in je betoog kunnen gebruiken dat 7:24 lid 2 redelijkerwijs niet in de weg hoeft te staan voor een aansprakelijkheid van de verkoper, omdat hij inderdaad een regresvordering heeft.
Onze vorderingen samengevat:
Betaling van misgelopen voordeel: € 1.900,-
Betaling v.d. kosten v.h. in oorspronkelijke staat herstellen van de tuin: € 9.000,-
Terugbetaling aankoopbedrag: €15.000,-
Betaling van de misgelopen rente over €15.000,- (4% wettelijke rente): € 600,- ______+
Totaal: €26.500,-


De tegenpartij had al eerder aangegeven dat ze de schadepost van €9.000,- niet voldoende toegelicht vonden, dus heb ik ook zelf een leuke offerte van een hoveniersbedrijf opgemaakt om ze de mond te snoeren.

Acties:
  • 0 Henk 'm!

  • Sefyu
  • Registratie: November 2006
  • Niet online
Even om te beginnen: dit is géén stuk wat verplicht ingeleverd hoeft te worden, ik word in principe alleen beoordeeld op mijn mondelinge presentatie en mijn klaagschrift richting de geschillencommissie(waar dit technisch gezien eigenlijk een verbeterde versie van is). Mogelijk zal dit het cijfer omhoogkrikken, maar in de eerste instantie heb ik het alleen geschreven zodat ik een goed overzicht heb van mijn argumenten en zodat ik zeker weet dat ik het zelf allemaal wel snap dat wat ik bedacht heb.
Ik was eigenlijk niet eens expliciet van plan om dit in te leveren, maar het is eigenlijk wel een erg goed idee.
Hiervoor zou je eigenlijk nog kunnen zeggen dat er sprake was van een overeenkomst (6:217 BW, namelijk aanbod/aanvaarding, zijnde wilsuitingen (3:33 BW) en dat de overeenkomst een koopovereenkomst (7:1 BW) was, waardoor titel 7 van toepassing is. Hoe uitgebreid je dat doet hangt er een beetje vanaf wat je docent verwacht. Het blijft een eerstejaars academisch stuk, dus wellicht willen ze wel dat je het hele stappenplan uitlegt, zodat je laat zien dat je het systeem begrijpt.
Ik had dit stuk er in de eerste instantie wel ingezet, echter moet ik tijdens de zaak ook op de tijd letten, het zou zonde zijn als ik mijn verhaal moet afkappen/afraffelen omdat ik perse nog 'vanzelfsprekende' dingen wil vermelden. Ik heb genoeg 'schandalen' gelezen en gehoord waar zaken niet-ontvankelijk verklaard woorden omdat ze 'triviale' zaken niet aangetoond hebben, maar ik ben er behoorlijk zeker van dat ik daarop niet afgerekend word, ik hoef immers ook niet aan te tonen dat de installatie een 'zaak' is.
Mogelijk kan je ook iets met 7:18 lid 2 BW; dat kan je bewijslast t.a.v. non-conformiteit aanzienlijk verlichten.
Goed punt, ik zal het even noteren.
Een eerste opmerking is dat ik dit argument in jouw argumentatie niet goed kan plaatsen. Het lijkt mij logischer dat je eerst uitlegt waarom de vraag of de producent aansprakelijk is uberhaupt relevant is. (dat doe je in je volgende punt). Bij dit argument kan je uit nog wat meer (subsidiaire) argumenten putten: de schade valt er (gedeeltelijk) niet onder, je kan met beroep op literatuur iets zeggen over 7:24 lid 2 en je kunt iets doen met de 'franchise' die van toepassing is bij produktaansprakelijkheid.
Dit kan ik inderdaad beter omwisselen. Het franchisepunt heb naar gekeken, maar ik heb uiteindelijk besloten hier niks mee te doen gezien het product helemaal geen 'schade' heeft toegebracht aan een andere zaak, er is slechts sprake van vermogensschade een zaakschade die zijn oorzaak vindt in de ontbinding van de overeenkomst. Tevens is een bedrag van €500 natuurlijk bijna niets op een schadeclaim van ruim 10k.
Dat is inderdaad een goede conclusie. Maar voor de lezer is het misschien handiger als je dit eerst vertelt en daarna uitlegt waarom de producent niet aansprakelijk is (en dus 7:24 lid 2 je vordering niet in de weg staat).
Zoals eerder aangegeven kan ik dat beter omwisselen ja.
Lijkt me een prima betoog. Let er op dat docenten in academische werkjes dol zijn op literatuur- en jurisprudentieverwijzingen.
Ik heb de uitspraak van de Hoge Raad waar je eerder naar verwees nog een keer doorgenomen, maar het is me nog wat te moeilijk om de essentie ervan te begrijpen en dit toe te passen op andere omstandigheden. We hebben nog niet zoveel gedaan met het lezen van 'echte' jurisprudentie en het begrijpen ervan. Ik kan nog niet zo abstract denken als nodig is voor het lezen en begrijpen van veel uitspraken.
Lijkt me ook een goede argumentatie. Ik mis hier nog wel je argument wat betreft de schade die ontstaan is door de ontbinding.
Goed punt, ik was dat even kwijt in mijn schrijfdrift.
Wat ben je toch ook aardig. Je zou dit 'argument' ook in je betoog kunnen gebruiken dat 7:24 lid 2 redelijkerwijs niet in de weg hoeft te staan voor een aansprakelijkheid van de verkoper, omdat hij inderdaad een regresvordering heeft.
Dat zou ik inderdaad eventueel ook nog als subsidiair argument kunnen gebruiken bij punt 4.


Ik wil je nogmaals bedanken voor je fantastische inzet en ongelofelijk nuttig inhoudelijk commentaar. Ik overdrijf zeker niet als ik zeg dat ik nog geen enkele docent ben tegengekomen die het zó goed doet!

Zoals eerder gezegd zal ik zeker uitgebreid verslag doen van de zaak en de uitspraak, echter kan ik nog niet beloven wanneer.

In welk rechtsgebied ben je trouwens actief in je beroep, mockingbird?

Acties:
  • 0 Henk 'm!

Anoniem: 63813

Ben nu toch wel nieuwsgierig naar het resultaat! Is het voorspoedig verlopen TS?

Acties:
  • 0 Henk 'm!

  • Sefyu
  • Registratie: November 2006
  • Niet online
Ik heb slecht nieuws.. Het ging ronduit rampzalig, ik was bezig mijn standpunten te betogen in een vlot, maar niet verwarrend tempo. Ik was echter nog niet eens op de helft of er werd me al verteld dat ik nog maar heel weinig tijd over had. Het stuk wat ik uitgetypt had is echter niet iets waarvan je de inhoud zomaar even spontaan kan samenvatten, een groot deel is dan ook niet gehoord door de tegenpartij of de commissie.
Bij de uitspraak werd het echter nog erger, het bleek dat de leden van de 'commissie' niet eens op de hoogte waren van het feit dat de rechtsregels in boek 7 van het BW boven die van boek 6 gaan. Daarna begonnen ze over art.6:188 BW, dat ik niet genoeg bewijslast geleverd had, terwijl boek 7 de lat voor de bewijslast veel lager legt, echter hebben ze dus geen weet van de bepalingen in boek 7... Ze hebben dus de tegenpartij in het gelijk gesteld op basis van art. 6:185 BW, totaal onbegrijpelijk...

Ik was behoorlijk pissig achteraf, gezien de tijd die ik(en jij) erin gestoken hebben eigenlijk grotendeels niet echt zijn nut heeft gehad. Ik heb de argumentatie overhandigd aan de procesbegeleidster, hopelijk wilt ze die nog meenemen in de beoordeling. Ik vind het spijtig dat ik niks heb kunnen leren van de behandeling van de zaak. Ook is het natuurlijk jammer dat er geen goede informatie voor GoT kan ontstaan op basis van deze gang van zaken...

Acties:
  • 0 Henk 'm!

Anoniem: 63813

Tja.. de commissieleden waren natuurlijk ook studenten. Dus wat uiteindelijk hun oordeel is lijkt me niet indicatief voor 'wat je geleerd hebt'. Ik moet er ook wel bij zeggen dat ik dit een vrij pitttige casus vind voor een eerstejaarsvak, aangezien je met bijzondere overeenkomsten (waar boek 7 over gaat) al best ver in de gelaagde structuur van het BW gaat zitten. Ik neem aan dat je docent dat ook wel zal weten en je in ieder geval niet beoordeelt a.d.v. je overtuigenskracht tegenover de commissie :)

Misschien dat je docent nog een standaarduitwerking uitdeelt, dan kan je zien in hoeverre je het zelf wel (of niet) goed door had.

Om je in ieder geval te troosten: het systeem van het BW begrijpen vereist een zeker abstractieniveau in denken waarmee volgens mij veel beginnende rechtenstudenten moeite mee hebben. Ik had het idee uit je posts dat je daar wel goed mee uit de weg kon komen. Het klinkt alsof het vooral mis gegaan is bij tijdgebrek en het overbrengen van het standpunt naar andere studenten. Dat eerste is sowieso een nuttige ervaring (dan weet je waar je voortaan voor moet opassen) en dat tweede dat blijft toch altijd lastig, aangezien een studentencommissie niet altijd even serieus/begrijpend is.

[ Voor 42% gewijzigd door Anoniem: 63813 op 06-01-2010 22:34 ]


Acties:
  • 0 Henk 'm!

  • Sefyu
  • Registratie: November 2006
  • Niet online
Ik geef absoluut niemand anders de schuld, dat zeker niet, maar zoals het gegaan is, nee dat maak ik liever niet nogmaals mee...
Voor zover ik de bedoeling van de maker van de casus kan reverse engineeren valt de moeilijkheid van de casus nog wel mee, en hangt het er vooral vanaf hoe moeilijk je het zelf maakt, in dit geval is gebleken dat ik in het kader van praktische uitvoering te diep op de wet ben ingegaan. Uiteraard heb ik er een hele hoop van geleerd, vooral op het gebied van consumentenrecht, ik heb absoluut niet het idee dat ik ook maar een kwart had opgestoken van de wet als ik het volgens het 'idee' van het project had gedaan(daarmee bedoel ik dus de essentie, de basisartikelen en een standaarduitwerkerking hierop).

Het heb ook het gevoel dat ik het abstracte denken al een beetje onder de knie begin te krijgen. Wat ik in het begin bijvoorbeeld lastig vond waren de twee verschillende werelden van het vermogensrecht en het verbintenissenrecht(de relatie tussen personen en vermogen versus de relatie tussen personen en personen).
Maar ik heb het gevoel dat ik redelijk snel vorder.
Ik heb hier zeker van geleerd en zal hier in de toekomst zeker mee oppassen.

Ik hoop dat deze thread ondanks het vruchteloze einde toch van enig nut is voor het forum.

Acties:
  • 0 Henk 'm!

Anoniem: 22659

Sefyu schreef op donderdag 07 januari 2010 @ 00:38:

Ik hoop dat deze thread ondanks het vruchteloze einde toch van enig nut is voor het forum.
Ik denk het zeker. Jammer van het einde, maar wie weet wat het inleveren van de opdracht op papier je nog oplevert!

Acties:
  • 0 Henk 'm!

  • eamelink
  • Registratie: Juni 2001
  • Niet online

eamelink

Droptikkels

Ik vond het in ieder geval leuk om te lezen :)

Acties:
  • 0 Henk 'm!

  • Banjy
  • Registratie: Januari 2005
  • Laatst online: 13:52
eamelink schreef op donderdag 07 januari 2010 @ 00:51:
Ik vond het in ieder geval leuk om te lezen :)
Idem, zelf recent slechts een zeer summiere inleiding op het (gezondheids)recht gehad en dit kan mij zeker interesseren. Wilde al bijna gaan aanvullen (uit enthousiasme) met causaliteit art. 6:98 BW, toerekenbaarheid art. 6:74 BW en schade art. 6:95 BW tot ik mij op tijd realiseerde dat deze van toepassing zijn op het overeenkomsten recht en dat ik hier ook maar amper kaas van heb gegeten dus het vooral maar moest laten om te proberen een serieuse input hieraan toe te voegen :+ Vooral het gebruik van alle wetsartikelen is erg prettig (niet dat ik ze nu heb opgezocht, maar misschien als ik me nog eens verveel)! Dat is iets wat je meestal niet ziet op GoT :p

[ Voor 5% gewijzigd door Banjy op 07-01-2010 01:18 ]

Photography Portfolio Straaljager filmpje

Pagina: 1