Na flink wat wikipedia-leeswerk kwam ik tot de volgende vraag.
In gebieden met grote gravitatievelden (zoals zware sterren) buigt het ruimte-tijdcontinuüm (RTC) af. Dit blijkt onder meer uit de lenswerking die die grote gravitatievelden ten toon spreiden: het licht van miljoenen lichtjaren daarachter liggende quasars bijvoorbeeld worden omgebogen zodat je ze, hoewel ze dus achter het zware object liggen, toch kunt zien.
Mijn vraag is: het licht buigt dus af. Maar ruimte en tijd hangen met elkaar samen. Dus bij het afbuigen van het licht wordt ook het RTC 'verstoord' - de tijd zou daar (vanuit ons inertiaalstelsel gezien) sneller of langzamer gaan. Is het dan zo dat iets dat, vanuit onze aarde gezien, miljoenen lichtjaren ver weg is, feitelijk (gerelateerd aan ... een stilstaand object (?)) veel dichterbij - hoewel nog altijd onbereikbaar vanwege onze positie/snelheid) - is dan wij aannemen of kunnen aannemen?
Ben benieuwd naar uw inzichten.
In gebieden met grote gravitatievelden (zoals zware sterren) buigt het ruimte-tijdcontinuüm (RTC) af. Dit blijkt onder meer uit de lenswerking die die grote gravitatievelden ten toon spreiden: het licht van miljoenen lichtjaren daarachter liggende quasars bijvoorbeeld worden omgebogen zodat je ze, hoewel ze dus achter het zware object liggen, toch kunt zien.
Mijn vraag is: het licht buigt dus af. Maar ruimte en tijd hangen met elkaar samen. Dus bij het afbuigen van het licht wordt ook het RTC 'verstoord' - de tijd zou daar (vanuit ons inertiaalstelsel gezien) sneller of langzamer gaan. Is het dan zo dat iets dat, vanuit onze aarde gezien, miljoenen lichtjaren ver weg is, feitelijk (gerelateerd aan ... een stilstaand object (?)) veel dichterbij - hoewel nog altijd onbereikbaar vanwege onze positie/snelheid) - is dan wij aannemen of kunnen aannemen?
Ben benieuwd naar uw inzichten.