Het F-getal of diafragmawaarde of diafragmagetal is een begrip dat in de optica, fotografie en astronomie gebruikt wordt. Het F-getal van een objectief of telescoop is gelijk aan de brandpuntsafstand (f) gedeeld door de diameter van het diafragma (D).
Dus: F-getal=\frac{f}{D}
Het diafragma heeft niet alleen invloed op het lichtverzamelend vermogen van een lens, maar ook op de scherptediepte en bokeh.
F-schaal
F/1 F/1.4 F/2 F/2.8 F/4 F/5.6 F/8 F/11 F/16 F/22 F/32 F/45 F/64
Op een fototoestel of filmcamera kan de belichting geregeld worden door het diafragma meer of minder te openen. De lens heeft een maximale opening (kleinste F-getal), vervolgens is elke stap groter een kleinere diafragma-opening. Dit wordt bijvoorbeeld gebruikt als er teveel licht is (diafragma sluiten) of als er te weinig licht is (diafragma openen). De maximale opening hangt af van het soort lens. Lenzen met een vast brandpunt zijn eenvoudiger te maken dan zoomlenzen; de maximale opening van een zoomlens is meestal kleiner dan die van een vaste lens. Ook hangt de maximale opening af van de brandpuntsafstand, een lange telelens moet een grote diameter hebben om een "redelijk" F-getal te hebben.
De stappen tussen deze waardes worden ook wel stops genoemd. Iedere stop is een factor 2 in de oppervlakte van de opening van de lens, en dus de helft of het dubbele van de doorgelaten hoeveelheid licht.
Om de oppervlakte van een cirkel te halveren moet men de diameter met een factor 1.4 (vierkantswortel van 2) verkleinen. Dit geeft de breukgetallen 1/1, 1/1.4, 1/2, 1/2.8, enz., waarvan meestal enkel de noemer genoteerd wordt en waarbij men zegt dat het verschil tussen f/2, f/2.8, f/4, f/5.6, f/8, f/11, f/16, f/22 en f/32 een stop is. Gebruikelijk voor een objectief van een fototoestel is een diafragmareeks tussen f/1.4 en f/32.
Bij veel objectieven is het ook mogelijk tussenliggende waarden in te stellen, zodat een reeks ontstaat: f/1.2, f/1.4, f/1.6, f/1.8, f/2.0, f/2.2, f/2.5, f/2.8, f/3.2, f/3.5, f/4.0, f/4.5, f/5.0, f/5.6, f/6.3, f/7.1, f/8.0, f/9.0, f/10, f/11, f/13, f/14, f/16, f/18, f/20, f/22, f/25, f/29, f/32 (en groter). Het laagste getal wordt de lichtsterkte van het objectief genoemd.
Een objectief met een diafragma van f/1.4 heeft een dubbele lichtsterkte van een objectief waarbij de kleinste waarde f/2 is. De constructie van lichtsterke objectieven vraagt niet alleen meer materiaal, maar het is ook ingewikkelder om lensfouten te beperken. Daarom zijn lichtsterke objectieven in het algemeen veel duurder dan minder lichtsterke objectieven. Voor extreme brandpuntsafstanden geldt dit nog meer, extreem lichtsterke objectieven zijn meestal standaardlenzen of korte telelenzen.
Bron en de engelse
bron