Heey Tweakers,
Met natuurkunde (school ja
) zijn wij nu bezig met spanningsdelers met schuifweerstanden, en hoe raad je het, ik snap het niet helemaal... Misschien zijn er hier attente Tweakers die me even uit de brand kunnen helpen.
Situatie
Parallelschakeling heeft volgende eigenschappen:
* Over elk onderdeel staat dezelfde spanning
* Som alle takken gelijk aan hoofdstroom
* Takstromen omgekeerd evenredig met weerstand
* Vervangingsweerstand 1/Rv=1/R1+1/R2 enz
Serieschakeling heeft volgende eigenschappen
* Stroomsterkte overal in kring gelijk
* Totale stroom verdeeld over onderdelen
* Deelspanningen over de onderdelen recht evenredig met weerstanden
* Vervangingsweerstand is som van alle onderdelen Rv=R1+R2 enz
Spanningsdeler

R1 = eerste schuifweerstand van links, boven
R2 = eerste lampje van links, onder
R3 = eerste weerstand van rechts
Van het totaal is de weerstand 10Ω bekend
Spanningsbron is 9,0 V
Zonder verbruiker is R1 6,0 V, doordat schuif halverwege staat. (dit verandert
bij belasting)
Opdracht
Met een lamp (weerstand 12Ω) aangesloten op punt R2, moet de spanning worden berekend.
De lamp heeft een constante weerstand.
Aanpak van het boek
Eerst weerstand van beide delen bereken
Rv = 6,67Ω (2/3 van 10Ω)
Vervangingsweerstand berekenen van parallelle schakeling
Rv = 4,29Ω (1/6.67+1/12, en dan omkeren)
Met verhoudingen U1/Utot = R1/Rtot => U1/90,=4,29/7.62
U1= 5.1 V
Nu loop ik tegen de volgende gekkigheden aan
Waarom zo moeilijk doen?
* U1=U2 toch, want parallel geschakeld, en dus 6,0 V?
* Als weerstand van R1<R2, waarom gaat dan toch de meeste stroom door R2?
* Ik snap niet waarom zij zo'n moeilijke aanpak kiezen, is dit te vereenvoudigen?
Als iemand even een lampje kan opsteken
, of me even van mijn stomme denkwijze kan
,
Veel
Met natuurkunde (school ja
Situatie
Parallelschakeling heeft volgende eigenschappen:
* Over elk onderdeel staat dezelfde spanning
* Som alle takken gelijk aan hoofdstroom
* Takstromen omgekeerd evenredig met weerstand
* Vervangingsweerstand 1/Rv=1/R1+1/R2 enz
Serieschakeling heeft volgende eigenschappen
* Stroomsterkte overal in kring gelijk
* Totale stroom verdeeld over onderdelen
* Deelspanningen over de onderdelen recht evenredig met weerstanden
* Vervangingsweerstand is som van alle onderdelen Rv=R1+R2 enz
Spanningsdeler

R1 = eerste schuifweerstand van links, boven
R2 = eerste lampje van links, onder
R3 = eerste weerstand van rechts
Van het totaal is de weerstand 10Ω bekend
Spanningsbron is 9,0 V
Zonder verbruiker is R1 6,0 V, doordat schuif halverwege staat. (dit verandert
Opdracht
Met een lamp (weerstand 12Ω) aangesloten op punt R2, moet de spanning worden berekend.
De lamp heeft een constante weerstand.
Aanpak van het boek
Eerst weerstand van beide delen bereken
Rv = 6,67Ω (2/3 van 10Ω)
Vervangingsweerstand berekenen van parallelle schakeling
Rv = 4,29Ω (1/6.67+1/12, en dan omkeren)
Met verhoudingen U1/Utot = R1/Rtot => U1/90,=4,29/7.62
U1= 5.1 V
Nu loop ik tegen de volgende gekkigheden aan
Waarom zo moeilijk doen?
* U1=U2 toch, want parallel geschakeld, en dus 6,0 V?
* Als weerstand van R1<R2, waarom gaat dan toch de meeste stroom door R2?
* Ik snap niet waarom zij zo'n moeilijke aanpak kiezen, is dit te vereenvoudigen?
Als iemand even een lampje kan opsteken
Veel
