De antwoorden zijn er:
http://www.nwo.nl/nwohome.nsf/pages/NWOA_7MELR2
Vraag 6. Waardoor komen de oliebollen in een pan met kokende olie boven drijven?
A) Door vochtverlies
B
) Door uitzetting van gas
C) Door convectie in de olie
Het juiste antwoord is B. Het oliebollenbeslag moet eerst rijzen voor het gebakken wordt. Tijdens het rijzen produceert het aanwezige gist CO2, een gas. In het beslag ontstaan dan allemaal kleine belletjes gas. Hierdoor neemt het beslag toe in volume, het rijst.
Wanneer het beslag in de olie wordt gedaan, neemt de temperatuur van het beslag snel toe. Ook de temperatuur van de gasbelletjes gaat snel omhoog. Bij een hogere temperatuur wordt het volume van het gas groter; de gasbelletjes groeien snel.
Wanneer het beslag nog koud is, heeft het een soortelijk gewicht (kg/liter) dat hoger is dan dat van de frituurolie: de oliebol zinkt. Wanneer het beslag warm is, heeft het door de grotere gasbelletjes een groter volume en daarom een lager soortelijk gewicht dan de olie: de oliebol wil drijven en stijgt.
Vraag 7. Je speelt een bekende melodie op een instrument en neemt dat op. Vervolgens knip je 1/25e van de aanzet van de tonen weg. Iemand die de opname beluistert:
A) Herkent de toonhoogte van de klanken niet meer
B
) Herkent de melodie niet meer
C) Herkent het instrument niet meer
Het juiste antwoord is C: je herkent niet meer welk instrument er wordt bespeeld. Wanneer je naar de klanken van een instrument luistert, haal je alle informatie over het instrument uit de eerste 1/25e seconde. Dit noemt men de 'transiënt' ofwel de aanzet. In deze aanzet zit veel verandering in informatie. Na de aanzet, als een toon 'doorklinkt', verandert de tooninformatie nog wel, maar blijft deze stabieler dan in de aanzet.
Wanneer je de eerste 1/25e seconde van een toon afknipt, behoud je wel de informatie over de frequentie van de toon, en dus de toonhoogte. Het is dus geen probleem om de toonhoogte en melodie te herkennen bij het weghalen van de transiënt(en).
Vraag 8. Boven de 15.000 Hertz kan je nauwelijks meer geluid horen. Wat hoor je als je tegelijkertijd twee tonen van respectievelijk 15.000 en 20.000 Hertz laat horen?
A) Je hoort zacht geruis
B
) Je hoort nagenoeg niets
C) Je hoort een duidelijke toon van 5000 Hertz
Het juiste antwoord is B: je hoort niets. Er bestaat een opmerkelijk verschijnsel dat als je twee tonen van verschillende frequenties hoort, je (ook) een toon hoort die overeenkomt met een combinatie van die frequenties, bijvoorbeeld volgens de formule 2f1-f2. Als f1 10.000 Hz is en f2 12.000 Hz hoor je: 20.000-12.000 = 8.000 Hz. Deze combinatietoon is een direct gevolg van interacties in het slakkenhuis in het oor tussen twee geactiveerde plekken op het basilaire membraan. Als een toon niet kan worden gehoord, zoals een toon van 20.000 Hz, dan wordt het slakkenhuis blijkbaar niet door deze toon geactiveerd. Daardoor zal er in het slakkenhuis geen interactie kunnen ontstaan door de toon van 20.000 Hz en de toon van 15.000 Hz. Je hoort dus geen combinatietoon. Daarom zal er niets bijzonders te horen zijn behalve de toon van 15.000 Hz – als je oren dat tenminste nog kunnen horen.
Vraag 9. Wat vergt gemiddeld de meeste inspanning?
A) Autorijden
B
) Rustig lopen
C) Strijken
Het juiste antwoord is C: strijken. Autorijden vergt gemiddeld de minste inspanning: zo'n 4 tot 13 kJ/min. Met een rustige tred van drie kilometer per uur, verbruiken we gemiddeld 8 tot 17 kJ/min. Strijken is het meest inspannend: 17 kJ/min. Het is dus minder inspannend om hard te concentreren tijdens het autorijden, dan niet na te denken en de armen te bewegen.
Vraag 10. Wat gebeurt er uiteindelijk met 95 procent van de fotonen - lichtdeeltjes - die in het heelal rondzwerven?
A) Ze verliezen hun lading
B
) Ze hebben het eeuwige leven
C) Ze gaan op in andere deeltjes
Het juiste antwoord is B. Fotonen hebben geen lading, dus antwoord A is fout. Voor een klein deel van de fotonen geldt dat ze opgaan in andere deeltjes. Echter, er zijn ontzettend veel fotonen in het heelal: tien miljard maal meer dan er baryonen (kerndeeltjes, zoals protonen en neutronen) zijn. Hierdoor komt het overgrote deel van de fotonen in het heelal nooit meer een deeltje tegen, waardoor ze het eeuwige leven hebben. Overigens kunnen we juist door die fotonen naar het 'begin' van het heelal kijken. Niets gaat sneller dan het licht, dus uitkijken in de ruimte staat gelijk aan terugkijken in de tijd.