Omdat filmopnames al veel eerder bestonden dan LCD-schermen ...
Maar vooral omdat filmopnames (traditioneel) door de opnametechnologie (belichten van analoge film) inherent een deel van de beweging óók opnemen (het eerder genoemde motion blur).
De combinatie van deze beweging 'vastleggen' op de film, en het afspelen van deze film op 24 (23,975) beelden per seconde of meer, zorgt ervoor dat onze hersenen dit ervaren alszijnde vloeiend.
Door het inkorten van de beweging die vastgelegd wordt op de film, wordt het motion-blur effect verminderd (een rendering, een spel doet dit). Dit is ook de reden dat er méér beelden nodig zijn om ons oog het idee te geven dat het weer vloeiend afspeelt.
En zelfs bij zeer scherpe beelden/niet al te hoog aantal beelden per seconde kan het beeld vloeiend lijken. Toch kan het menselijk nóg meer waarnemen, zoals het eerder aangehaalde voorbeeld van de bliksemschift a 1/1000e seconde. Of het tonen van een foto met een vliegtuig voor minder dan 1/250e seconde (getrainde personen kunnen zelfs het type vliegtuig herkennen).
In het kort, het verschil tussen niet-vloeiend, vloeiend en potentieel waar te nemen details zijn afhankelijk van 'best wel veel' factoren.