In dit topic zou ik graag een betoog willen houden voor het adopteren voor een pragmatische filosofische houding ten aanzien van het kiezen van een algemeen geldend waarheidssysteem. Natuurlijk is het zo dat veel grotere geesten dan die van mijzelf of van degenen die hier rondlopen hier beter over nagedacht zullen hebben, en daarom ben ik vooral ook benieuwd naar verwijzingen naar de filosofische achtergrond achter deze zaken. Ik moet namelijk toegeven dat mijn kennis op dat vlak tekortschiet. Desalniettemin zal ik een poging doen om mijn overtuiging uiteen te zetten.
Ik zou mijn betoog willen beginnen met de kinderlijke notie dat we niet zeker kunnen weten dat er überhaupt iets buiten onszelf en onze gewaarwordingen bestaat. Dit is dan ook een veelvuldig gebruikt argument in de rationalistische hoek. Omdat we onze gewaarwordingen niet kunnen vertrouwen zouden we zoveel mogelijk a priori kennis moeten vergaren, en op basis daarvan uitgaan van een bepaalde werkelijkheid en/of deze opnieuw proberen in te lichten.
Je zou echter nog verder kunnen gaan met de 'onzekerheidsnotie' door te stellen dat je niet zeker kan weten of zinnen en logica enige waarheidsbasis hebben. Met deze fatalistische1 houding komen we echter niet ver. Als we slechts kunnen aannemen dat je zelf bestaat, dat jouw gewaarwordingen bestaan maar dat deze mogelijk onjuist zijn, en dat je specifieke gewaarwordingen in de vorm van gedachten hebt die een logica schijnen te hebben maar waarvan je dat niet zeker weet, valt geen enkele uitspraak te doen over de werkelijkheid of over denksystemen of over wenselijk handelen.
Derhalve lijkt het wijs om over tenminste één der delen een aanname te doen, namelijk over de betrouwbaarheid van onze ogenschijnlijke logica en redenaarvaardigheden, en/of over de betrouwbaarheid van onze waarnemeningen.
Stel nu dat we de rationalistische versie kiezen en slechts uitgaan van de betrouwbaarheid van onze redenaarvaardigheden, en onze waarnemingen beschouwen als een slechte spiegel of metaforen van de werkelijkheid. We zouden dan zoals gezegd kunnen pogen een denkstelsel op te bouwen over de werkelijkheid en over de gewenste inrichting ervan.
Een eerste probleem met deze instelling is volgens mij echter dat zonder toetsing aan de werkelijkheid van geen enkel denksysteem het waarheidsgehalte kan worden bepaald. Je zou op basis van intuïtie2 een aanname kunnen doen, die mij voor elk denksysteem noodzakelijk lijkt, maar deze hoort niet per sé te stroken met de realiteit.
Een tweede probleem is dat er op basis van andere intuïtieve aannames of mogelijke andere denkmethoden er een verschillend resultaat bereikt kan worden, terwijl dezelfde logica die we net hebben aangenomen zou dicteren dat twee tegengestelde zaken niet mogelijk zouden moeten zijn3. Mochten we een ander logisch systeem aannemen waarin dat wel kan wordt de waarde van die logica erg betrekkelijk, aangezien er daardoor over een vraag of zaak geen eenduidige uitspraak kan worden gedaan.
Een derde probleem is dat rationalisme vaak tot altijd leidt naar een zoektocht voor een bepaalde fundamentele waarheid, terwijl in de eerste stap - het aannemen van de betrouwbaarheid van onze redeervaardigheden - al een aanname is gedaan die mogelijk onjuist kan blijken.
Een vierde probleem is de notie dat zelfs als er een volledig coherent waarheidssysteem is opgebouwd er met dit systeem nog steeds geen uitspraken over de werkelijkheid kunnen worden gedaan - die zou ons namelijk onbekend zijn. Zelfs met een grote reeks a priori 'waarheden' kunnen we nog geen uitspraken doen over gewenste aanpassingen van de wereld om ons heen, aangezien we die wereld niet kennen.
Derhalve lijkt het me beter om uit te gaan van in ieder geval een redelijke betrouwbaarheid van onze waarnemingen. Op deze manier kunnen waarheidssystemen en andere uitspraken ergens aan getoetst worden, en bovendien wordt er dan inherent vanuit gegaan dat deze uitspraken en uitspraken over de werkelijkheid en een wenselijke inrichting ervan daadwerkelijk een relatie met en effect op die werkelijkheid hebben.
Overigens moet naast de betrouwbaarheid van de waarnemingen toch ook in enige mate de betrouwbaarheid van onze redeneervaardigheden worden aangenomen, aangezien anders logische toetsing van waarheidssystemen en uitspraken ook onmogelijk is. Dat wil echter niet zeggen dat daar de focus zou moeten liggen. Uit de hierboven gegeven argumenten, met name het 'toetsing idee', blijkt namelijk volgens mij dat we primair werkelijkheidsgecentreerd te werk zouden moeten gaan.
Uit bovenstaande blijkt dat ik voor de meest fundamentele of constitutionele aannames die gedaan moeten worden, namelijk ten aanzien van de betrouwbaarheid van waarnemingen en redenaarvaardigheden, uitga van een consequentialistische houding. Op andere merites dan dat kan ik namelijk geen keuze maken. Ik moet trouwens toegeven dat ik nog een aanname doe die ik tot noch toe niet verteld heb. Ik accepteer de fatalistische houding niet omdat dat mij een vreselijke wereld lijkt om in te leven, en bovendien één waarmee je niets opschiet. Ook dit is natuurlijk een consequentialistische visie, maar één die volgens mij onontkoombaar is.
Deze consequentialistische visie en de hierboven gegeven argumentatie leidt volgens mij naar een pragmatische visie op waarheidssystemen met de volgende eigenschappen: We kunnen geen fundamentele waarheid kennen aangezien aan alles wat we doen al minstens één fundamentele aanname is gedaan; Waarheidssystemen dienen realiteitsgecentreerd te zijn, aangezien toetsing anders onmogelijk is.
Zoals in het begin aangegeven ben ik vooral benieuwd naar de filosofische achtergrond van dit alles, maar argumenten voor en tegen de hierboven geschetste overtuigen - al dan niet op basis van hetgeen filosofen hebben gezegd - zijn natuurlijk ook zeer welkom.
[1] Volgens mij is dit niet de juiste term voor hetgeen ik bedoel. Ik moest eerst denken aan sofisme, maar volgens de Van Dale zou dit duiden op een drogreden. Daarnaast moest ik denken aan een filosoof uit de oudheid die verdedigde dat er niets was buiten hemzelf, maar van hem ben ik de naam vergeten.
[2] Dit heeft zover ik weet verschillende namen binnen de filosofie gehad. Aangezien het volgens mij gaat om een niet-objectieve aanname, voor zover een aanname dat al kan zijn, is deze term denk ik het beste. Overigens ben ik naarstig op zoek naar een goed voorbeeld voor dit argument, aangezien het me daaraan ontbreekt.
[3] Ook hiervoor ontbreekt mij een goed voorbeeld.
Ik zou mijn betoog willen beginnen met de kinderlijke notie dat we niet zeker kunnen weten dat er überhaupt iets buiten onszelf en onze gewaarwordingen bestaat. Dit is dan ook een veelvuldig gebruikt argument in de rationalistische hoek. Omdat we onze gewaarwordingen niet kunnen vertrouwen zouden we zoveel mogelijk a priori kennis moeten vergaren, en op basis daarvan uitgaan van een bepaalde werkelijkheid en/of deze opnieuw proberen in te lichten.
Je zou echter nog verder kunnen gaan met de 'onzekerheidsnotie' door te stellen dat je niet zeker kan weten of zinnen en logica enige waarheidsbasis hebben. Met deze fatalistische1 houding komen we echter niet ver. Als we slechts kunnen aannemen dat je zelf bestaat, dat jouw gewaarwordingen bestaan maar dat deze mogelijk onjuist zijn, en dat je specifieke gewaarwordingen in de vorm van gedachten hebt die een logica schijnen te hebben maar waarvan je dat niet zeker weet, valt geen enkele uitspraak te doen over de werkelijkheid of over denksystemen of over wenselijk handelen.
Derhalve lijkt het wijs om over tenminste één der delen een aanname te doen, namelijk over de betrouwbaarheid van onze ogenschijnlijke logica en redenaarvaardigheden, en/of over de betrouwbaarheid van onze waarnemeningen.
Stel nu dat we de rationalistische versie kiezen en slechts uitgaan van de betrouwbaarheid van onze redenaarvaardigheden, en onze waarnemingen beschouwen als een slechte spiegel of metaforen van de werkelijkheid. We zouden dan zoals gezegd kunnen pogen een denkstelsel op te bouwen over de werkelijkheid en over de gewenste inrichting ervan.
Een eerste probleem met deze instelling is volgens mij echter dat zonder toetsing aan de werkelijkheid van geen enkel denksysteem het waarheidsgehalte kan worden bepaald. Je zou op basis van intuïtie2 een aanname kunnen doen, die mij voor elk denksysteem noodzakelijk lijkt, maar deze hoort niet per sé te stroken met de realiteit.
Een tweede probleem is dat er op basis van andere intuïtieve aannames of mogelijke andere denkmethoden er een verschillend resultaat bereikt kan worden, terwijl dezelfde logica die we net hebben aangenomen zou dicteren dat twee tegengestelde zaken niet mogelijk zouden moeten zijn3. Mochten we een ander logisch systeem aannemen waarin dat wel kan wordt de waarde van die logica erg betrekkelijk, aangezien er daardoor over een vraag of zaak geen eenduidige uitspraak kan worden gedaan.
Een derde probleem is dat rationalisme vaak tot altijd leidt naar een zoektocht voor een bepaalde fundamentele waarheid, terwijl in de eerste stap - het aannemen van de betrouwbaarheid van onze redeervaardigheden - al een aanname is gedaan die mogelijk onjuist kan blijken.
Een vierde probleem is de notie dat zelfs als er een volledig coherent waarheidssysteem is opgebouwd er met dit systeem nog steeds geen uitspraken over de werkelijkheid kunnen worden gedaan - die zou ons namelijk onbekend zijn. Zelfs met een grote reeks a priori 'waarheden' kunnen we nog geen uitspraken doen over gewenste aanpassingen van de wereld om ons heen, aangezien we die wereld niet kennen.
Derhalve lijkt het me beter om uit te gaan van in ieder geval een redelijke betrouwbaarheid van onze waarnemingen. Op deze manier kunnen waarheidssystemen en andere uitspraken ergens aan getoetst worden, en bovendien wordt er dan inherent vanuit gegaan dat deze uitspraken en uitspraken over de werkelijkheid en een wenselijke inrichting ervan daadwerkelijk een relatie met en effect op die werkelijkheid hebben.
Overigens moet naast de betrouwbaarheid van de waarnemingen toch ook in enige mate de betrouwbaarheid van onze redeneervaardigheden worden aangenomen, aangezien anders logische toetsing van waarheidssystemen en uitspraken ook onmogelijk is. Dat wil echter niet zeggen dat daar de focus zou moeten liggen. Uit de hierboven gegeven argumenten, met name het 'toetsing idee', blijkt namelijk volgens mij dat we primair werkelijkheidsgecentreerd te werk zouden moeten gaan.
Uit bovenstaande blijkt dat ik voor de meest fundamentele of constitutionele aannames die gedaan moeten worden, namelijk ten aanzien van de betrouwbaarheid van waarnemingen en redenaarvaardigheden, uitga van een consequentialistische houding. Op andere merites dan dat kan ik namelijk geen keuze maken. Ik moet trouwens toegeven dat ik nog een aanname doe die ik tot noch toe niet verteld heb. Ik accepteer de fatalistische houding niet omdat dat mij een vreselijke wereld lijkt om in te leven, en bovendien één waarmee je niets opschiet. Ook dit is natuurlijk een consequentialistische visie, maar één die volgens mij onontkoombaar is.
Deze consequentialistische visie en de hierboven gegeven argumentatie leidt volgens mij naar een pragmatische visie op waarheidssystemen met de volgende eigenschappen: We kunnen geen fundamentele waarheid kennen aangezien aan alles wat we doen al minstens één fundamentele aanname is gedaan; Waarheidssystemen dienen realiteitsgecentreerd te zijn, aangezien toetsing anders onmogelijk is.
Zoals in het begin aangegeven ben ik vooral benieuwd naar de filosofische achtergrond van dit alles, maar argumenten voor en tegen de hierboven geschetste overtuigen - al dan niet op basis van hetgeen filosofen hebben gezegd - zijn natuurlijk ook zeer welkom.
[1] Volgens mij is dit niet de juiste term voor hetgeen ik bedoel. Ik moest eerst denken aan sofisme, maar volgens de Van Dale zou dit duiden op een drogreden. Daarnaast moest ik denken aan een filosoof uit de oudheid die verdedigde dat er niets was buiten hemzelf, maar van hem ben ik de naam vergeten.
[2] Dit heeft zover ik weet verschillende namen binnen de filosofie gehad. Aangezien het volgens mij gaat om een niet-objectieve aanname, voor zover een aanname dat al kan zijn, is deze term denk ik het beste. Overigens ben ik naarstig op zoek naar een goed voorbeeld voor dit argument, aangezien het me daaraan ontbreekt.
[3] Ook hiervoor ontbreekt mij een goed voorbeeld.